4.3.2De bewijsmiddelen
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Algemene bewijsmiddelen
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn in de periode november 2011 tot en met maart 2012 via hun eigen holding ieder bestuurder van [kaashandel 1] BV, gevestigd te [vestigingsplaats].
[B], werknemer van [kaashandel 1] BV, heeft verklaard dat hij tht-datums verandert in opdracht van [verdachte]. Hij poetst de datums eraf en zet er een nieuwe datum op. Ze bekijken het product en als het nog goed is, wordt de datum aangepast. [verdachte] neemt de beslissingen over de producten. Als iets bedorven is, gooien ze het weg.
[C] heeft verklaard dat hij werkt bij [kaashandel 1] BV. Zijn werk is het veranderen van datums. Soms stickeren ze het over, soms verwijderen ze de oude datum met aceton of thinner en zetten een nieuwe datum op het product. Er vindt geen controle van de producten plaats in een lab.
Bij de rechter-commissaris heeft [C] verklaard dat hij schat dat hij al drie jaar lang datums veranderde op het moment dat hij door de politie werd verhoord. Hij moest de datums veranderen van allerlei producten, zoals buitenlandse kaas, koffie en zuivel.
De bazen weten er allemaal wat van. Met de bazen bedoelt hij [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2].
Zaaksdossier 1
[verdachte] belt op 20 februari 2012 om 14.45 uur met [D]. [verdachte] legt uit dat Cambozola een brie kaas is zonder schimmel. Er wordt het volgende gezegd:
[verdachte]: ik heb nog wel een beetje wat staan van 29-2, heb ik nog wel wat staan paar honderd
[D]: Nee nee ja dan doe je er een paar honderd voor over 14 dagen bij
[verdachte]: voor over 14 dagen?
[verdachte]: hoe veel zal ik er brengen dan?
[D]: eh 400
[verdachte]: die hebben dan de datum van eind maart erop. 28-3 zet ik er dan op.
Uit een telefoonnotitie van 20 februari 2012 blijkt dat [verdachte] de verkoper is. Er staat op de notitie vermeld: ND is 28-3-2012.
Op 5 maart 2012 om 15.39 uur zegt [verdachte] tegen [D] via de telefoon dat hij de Cambozola klaar heeft staan voor [D].
Verbalisanten gaan op 16 maart 2012 naar de markt in Den Haag, naar de kaaskraam van [D]. Zij kopen daar onder andere een verpakking Cambozola Gold 200 gr met een tht-datum 28-3-2012.
Tijdens een doorzoeking op 21 maart 2012 in de bedrijfsruimte van [D] aan de [adres] te [vestigingsplaats] worden 36 verpakkingen Cambozola met tht-datum 28-3-2012 in beslag genomen.
Tijdens de doorzoeking op 21 maart 2012 bij [kaashandel 1] wordt administratie in beslag genomen. In deze administratie bevindt zich een factuur met betrekking tot de verkoop van 400 stuks Cambozola Gold aan [bedrijf 2] te [vestigingsplaats].
[D] heeft verklaard dat hij contact heeft met [verdachte]. Hij bestelt producten telefonisch. [D] weet dat hij producten koopt waarvan de tht-datum is verlengd. Het verlengen wordt gedaan om verkoop-technische redenen, wetende dat het product nog goed is.
[verdachte] heeft verklaard dat de Cambozola niet volgens de HACCP-procedure is getest.
Zaaksdossier 2
Een persoon belt met het telefoonnummer van [kaashandel 1] BV met [A] op 19 maart 2012. De persoon vraagt: wil je nog een beetje smoothie kopen? en zegt: die gaan jou kosten 75 cent per doos.
[medeverdachte 1] belt op 19 maart 2012 met [A]. [medeverdachte 1] zegt: De smoothie dat dacht ik dat die al klaar was, maar die gaan ze morgen worden die pas hadden ze die pas klaar gemaakt. Dus zal ik dat dan toch maar naar donderdag zetten. [A] antwoordt: Zal moeten.
Tijdens de doorzoeking bij [kaashandel 1] BV op 21 maart 2012 worden smoothies aangetroffen. Het gaat om 397 dozen met tht-datum 17 maart 2012 en 146 dozen met tht-datum 5 april 2012. In één doos zitten zes pakken smoothies. Op de laatste 146 dozen, dus 876 losse smoothies, bevond de tht-datum zich op de zijkant van de fles en niet op de bovenkant.
[C] verklaart dat hij met aceton de oorspronkelijke datum er zo goed mogelijk af heeft gehaald. Er waren nog zwarte vegen zichtbaar. Hij heeft de nieuwe datum op de zijkant gezet. Op het flapje lukte niet, omdat de dop in de weg zat.
Zaaksdossier 3.1
[medeverdachte 2] wordt op 20 februari 2012 gebeld door [E]. [E] wordt doorverbonden met [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] zegt dat hij Philadelphia tijm & honing heeft met de datum van de 28e. Hij kan er zo een maand verder opzetten.
[E] zegt: nou goh, drie weken verder of iets, ja geef er maar een stuk of twintig van, of hoeveel in een doosje? En vervolgens: euh, dan doe je 3 x 8 joh.
Uit een aangetroffen verkooporder met als datum 20-2 blijkt dat er 24 stuks Philadelphia tijm/honing zijn verkocht aan [E]. Achter de Philadelphia staat: nieuwe datum 28/3.
[C] heeft verklaard dat hij de datum heeft veranderd op de Philadelphia tijm & honing.
[E] heeft verklaard dat hij heeft gevraagd om drie weken erbij. Hij heeft het binnen een week verkocht. De originele datum was volgens [medeverdachte 1] de 28e. Bij dit product is een verlenging met drie weken niet erg. Dat blijft wel goed. De handtekening op de afleverbon is zijn handtekening.
Zaaksdossier 3.2
Op 14 februari 2012 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [D]. [verdachte] krijgt 750 Philadelphia paprika & kruiden binnen met een datum van 28 februari. [D] vraagt: Ken je ze niet eh om uh katten? [verdachte] zegt: ja dat kan ook. [verdachte] zal ze klaar zal maken.
Op 16 maart 2012 is bij de marktkraam van [D] een doosje Philadelphia paprika & kruiden gekocht met de tht-datum 31 maart 2012.
In de administratie van [kaashandel 1] BV wordt een verkooporder aangetroffen met betrekking tot de verkoop van 750 stuks Philadelphia aan [D]. De verkoper is [verdachte]. Er staat op ND +- 6 weken.
[B] heeft verklaard dat als er staat nieuwe datum 6 weken, er een nieuwe datum op moet die de vermelde datum met zes weken verlengt.
[C] heeft verklaard dat als er op de picklijst staat nieuwe datum 6 weken, de vermelde tht-datum met zes weken moet worden verlengd. [C] heeft de nieuwe tht-datums erop gezet, dat was zijn werk.
[D] heeft verklaard dat hij om verkoop-technische redenen heeft voorgesteld de tht-datum om te katten tot een andere datum.
Zaaksdossier 4
[medeverdachte 1] wordt op 20 maart 2012, 13.54 uur, gebeld door een persoon die zich [H] noemt. [H] zegt: Ik ben bezig met de Boursin voor [F] he. Die zijn al een keer ehh bij ons al een keer overgedaan. Ik krijg dat niet eh ja een klein beetje er wel af, maar ik krijg de datum er niet helemaal onderuit.
[medeverdachte 1] belt op 20 maart 2012, 13.58 uur, naar [verdachte] en vraagt of hij even bij de Boursin wil kijken, omdat [I] belde en het niet helemaal goed gaat.
Op 20 maart 2012 om 17.47 uur belt [verdachte] met [I]. [verdachte] zegt: ik wilde even vragen hoe ver jullie met het werk van [C], hoe ver jullie daarmee waren. [I] zegt: met werk van [C], eh ja, eh die heb ik eh die boursin waren 330 klaar. Die staan bij de bestelling.
Op 20 maart 2012 om 18.47 uur belt [verdachte] naar [kaashandel 2] en spreekt met [F].
[verdachte] zegt: ze waren bezig met die boursinnetjes van jou, die jij besteld had. Hebben ze er zo’n 300 wel klaar. Maar er zit een gedeelte bij dat niet klaar gemaakt kan worden, dus daar zit meer werk als dat we gedacht hebben. [F] antwoordt: oh ok maar eh als ze wat klaar is kan gewoon mee en dan doe je de rest volgende week.
Tijdens de doorzoeking bij [kaashandel 1] BV op 21 maart 2012 worden 1150 stuks Boursin poivre in beslag genomen met tht-datum 23 en 28 januari 2012, twee kratten Boursin poivre met tht-datum 1 april 2012 en negen kratten Boursin poivre met diverse tht-data.
In de administratie van [kaashandel 1] BV wordt een verkoopnotitie van 15 maart aangetroffen, betreffende de verkoop aan [F] van 1.200 stuks Boursin peper. Er staat onder de tekst Boursin peper nieuwe datum +- 6 weken.
[C] heeft verklaard dat de Boursin poivre in het fusthok ligt. De originele data zijn 5-12-2011 en 12-12-2011. [C] heeft deze veranderd in 23-1-2012. Deze Boursin is al een keer bewerkt, maar op verzoek van [F] wordt de datum een tweede keer aangepast.Er stonden nu 330 stuks klaar met een datum 25-4-2012.
[F] heeft verklaard dat hij contact had met [medeverdachte 1] en als [medeverdachte 1] er niet was ook met [verdachte]. [medeverdachte 1] bood aan om de Boursin te poetsen voor 11 cent per stuk. Retour betekent dat de Boursin retour is gekomen vanuit [F] om er een nieuwe datum op te zetten. ND betekent nieuwe datum.
Zaaksdossier 5
Op 21 maart 2012 worden tijdens een doorzoeking van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] bedorven kazen aangetroffen. De producten staan zonder afscherming en zonder aanwijzing dat het categorie 2 producten zijn, opgesteld. Gelet op de hoeveelheid schimmelvorming en kaasmijt en stof, moet dit zeker al enkele dagen aanwezig zijn.
De bedorven producten, 200 kilogram categorie 2 materiaal, zijn direct afgevoerd.
[G] heeft verklaard dat [bedrijf 1] BV de enige vergunninghouder in Nederland is voor het verwerken van categorie 1 en 2 materiaal. Tussen 4 januari 2011 en 21 maart 2011 is er door [kaashandel 1] niets aangemeld bij [bedrijf 1].
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.3De bewijsoverwegingen
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de tht-datums op diverse producten zijn gewijzigd. Het wijzigen van datums op een wijze zodat het lijkt alsof het de oorspronkelijke datum is die door de producent is aangebracht, houdt op zichzelf al een materiële valsheid in. De datum op de verpakking is namelijk niet de originele datum die op het product stond, maar een andere datum.
Het oogmerk van misleiding leidt de rechtbank af uit het doel van het wijzigen van de datums, namelijk het langer verkoopbaar blijven van de goederen. Dit doel blijkt uit diverse tapgesprekken genoemd onder de zaaksdossiers 1 tot en met 4 en ook uit verschillende verhoren van getuigen en verdachten. Op de producten is niet vermeld dat de datum is gewijzigd, waardoor het voor de klant lijkt alsof de originele datum van de producent nog steeds op de producten vermeld staat.
[kaashandel 1] BV verkocht de producten voor een lagere prijs dan gebruikelijk aan handelaren die van de valsheid op de hoogte waren. [kaashandel 1] BV en de afnemers hebben hiermee doelbewust de consument misleid door deze producten te koop aan te bieden en te verkopen. Zowel [kaashandel 1] BV als de afnemers die het product daadwerkelijk op de markt brachten hebben hier een significante rol in gehad. [kaashandel 1] BV was degene die de tht-datum veranderde en de afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten als ware het echt en onvervalst.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [kaashandel 1] BV zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrifte en ook dat [kaashandel 1] BV tezamen en in vereniging met anderen gebruik heeft gemaakt van deze valse producten door deze te koop aan te bieden en te verkopen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank is het met de raadsman eens dat uit de hygiënecode voor de kleinschalige detailhandel in zuivel niet zonder meer volgt dat deze van toepassing is op de groothandel. Dat een specifieke hygiënecode voor groothandel in zuivel ontbreekt, betekent echter niet dat men niet gehouden is zich te houden aan de bestaande wetgeving omtrent hygiëne van levensmiddelen. Daarbij komt dat niet dwingend is voorgeschreven dat er een hygiënecode moet worden opgesteld en dat dit de enige bron zou zijn op grond waarvan kan worden geoordeeld of de volgens de verordening (EG) 852/2004 vereiste HACCP-procedure is gevolgd.
Hetgeen is bepaald in artikel 2 lid 1 van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, namelijk dat het verboden is te handelen in strijd met artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004, is onverkort van toepassing. In artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004 is opgenomen dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dienen te dragen voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen.
In het tweede lid van artikel 5 wordt beschreven welke HACCP-beginselen worden bedoeld, namelijk
a. a) het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden;
b) het identificeren van de kritische controlepunten in het stadium of de stadia waarin controle essentieel is om een gevaar te voorkomen of te elimineren dan wel tot een aanvaardbaar niveau te reduceren;
c) het vaststellen van kritische grenswaarden voor de kritische controlepunten teneinde te kunnen bepalen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is op het vlak van preventie, eliminatie of reductie van een onderkend gevaar;
d) het vaststellen en toepassen van efficiënte bewakingsprocedures op de kritische controlepunten;
e) het vaststellen van corrigerende maatregelen wanneer uit de bewaking zou blijken dat een kritisch controlepunt niet volledig onder controle is;
f) het vaststellen van procedures om na te gaan of de onder a) tot en met e) bedoelde maatregelen naar behoren functioneren, waarbij regelmatig verificatieprocedures worden uitgevoerd,
en
g) het opstellen van aan de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf aangepaste documenten en registers, teneinde aan te tonen dat de onder a) tot en met f) omschreven maatregelen daadwerkelijk worden toegepast.
Uit het vierde lid volgt vervolgens dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven tegenover de bevoegde autoriteit dienen aan te tonen dat zij de bepaling van lid 1 op een zodanige wijze naleven als de bevoegde autoriteit verlangt, rekening houdend met de aard en de omvang van het levensmiddelenbedrijf, zij ervoor dienen te zorgen dat alle documenten met de beschrijving van de overeenkomstig het artikel ontwikkelde procedures altijd geactualiseerd zijn en zij alle overige documenten en verslagen gedurende een passende periode dienen te bewaren.
Uit artikel 3 lid 1 sub a van het Warenwetbesluit volgt dat de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) de bevoegde autoriteit in Nederland is. De bevoegde autoriteit geeft in het informatieblad 6 / 15 juli 2009 een nadere invulling van de HACCP-beginselen, voor zover dat niet reeds uit de verordening zelf volgt. Uit het beleidsdocument van de NVWA volgt dat er bij gekoelde producten een risicoanalyse dient te worden uitgevoerd waarin de microbiologische voedselveiligheidsaspecten op adequate wijze zijn getoetst indien men een product met een verlopen tht-datum wenst te verkopen.
Uit de handelwijze van [kaashandel 1] BV, namelijk het veranderen van tht-datums zonder daarvoor een risicoanalyse zoals hiervoor omschreven uit te voeren en te documenteren, volgt dat [kaashandel 1] BV zich niet heeft gehouden aan hetgeen in de verordening (EG) 852/2004 is bepaald. De beginselen zoals hierboven omschreven zijn op geen enkele manier gewaarborgd en voorts is er geen enkel document aangetroffen of overhandigd waarmee kan worden aangetoond dat de bepalingen worden nageleefd.
Zowel [kaashandel 1] BV als de afnemers die het product daadwerkelijk op de markt brachten hebben hier een significante rol in gehad. [kaashandel 1] BV was degene die de tht-datum veranderde en de afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten. Om deze reden wordt hier bewezen geacht dat het feit tezamen en in vereniging is gepleegd.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
[kaashandel 1] BV heeft de tht-datums veranderd zonder daarvan melding te maken op het product. De afnemers waren degenen die het product met aangepaste tht-datum aan de consument verkochten. Hiermee werd door hen, tezamen en in vereniging, aan de consument voorgespiegeld dat de tht-datum op het product afkomstig was van de producent. Dat mogelijk bepaalde producten nog niet bedorven waren, maakt dit niet anders. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 3 ten laste is gelegd.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 en feit 5
Op grond van artikel 9 van de verordening 1069/2009 zijn voormalige levensmiddelen die producten van dierlijke oorsprong bevatten, zoals bedorven kazen, dierlijke bijproducten van de tweede categorie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [kaashandel 1] BV bedorven kaasproducten heeft bewaard tussen de goede kaasproducten in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Uit de bevindingen van de ter plaatse gekomen deskundigen in samenhang met het document betreffende de afvoer van deze producten volgt dat er 200 kilogram aan categorie 2-materiaal is aangetroffen. Uit de bevindingen volgt dat het categorie 2-materiaal niet apart stond en als zodanig geïdentificeerd was. Het overigens niet nader onderbouwde verweer dat dit wel zo was, is gelet op de bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden.
In het dossier wordt ook gesproken over een opslag aan de [adres] te [vestigingsplaats], maar deze opslagruimte werd verhuurd door [kaashandel 1] BV. De rechtbank neemt deze ruimte dan ook niet mee bij de bewezenverklaring.