ECLI:NL:RBMNE:2015:4036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
16-028649-02 (TBS)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In de zaak van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1973, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2015 de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege verlengd met twee jaar. De officier van justitie had deze verlenging gevorderd, onder verwijzing naar het hoge recidiverisico bij het wegvallen van het gedwongen TBS-kader. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De terbeschikkinggestelde is sinds 26 mei 2011 onderworpen aan de terbeschikkingstelling en heeft sindsdien verschillende behandelingen ondergaan. De deskundige J.P. Schel heeft tijdens de zitting bevestigd dat de terbeschikkinggestelde positieve vorderingen heeft gemaakt, maar dat de kernproblematiek nog steeds aanwezig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een persoonlijkheidsstoornis NAO heeft, met schizoïde en narcistische trekken, en dat het recidiverisico nog steeds als hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft ook de argumenten van de verdediging gehoord, die een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar voorstelde, maar heeft geoordeeld dat dit niet toereikend is gezien de huidige situatie. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen als zwaarwegende redenen aangevoerd voor de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/028649-02 TBS
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 4 juni 2015
In de zaak van de officier van justitie tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats], op [1973],
verblijvende te [verblijfplaats], op het adres [adres], [postcode] te [woonplaats],
advocaat mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem van 11 mei 2005 waarbij [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 26 mei 2011 en dat [terbeschikkinggestelde] op 26 mei 2011 is opgenomen in [verblijfplaats] te [woonplaats];
- de beslissing van deze rechtbank van 29 mei 2013, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van twee jaren;
- de vordering van de officier van justitie van 16 april 2015, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar;
- het verlengingsadvies van drs. J.P. Schel van [verblijfplaats] van 27 maart 2015;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde], over de periode van 17 november 2013 tot en met 25 maart 2015.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn de officier van justitie en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord.
Voorts is de deskundige mevrouw drs. J.P. Schel, werkzaam bij [verblijfplaats], gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De getuige-deskundige J.P. Schel heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
De diagnose
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizoïde en narcistische trekken. Op basis van hetero-anamnestische gegevens lijkt er bij betrokkene vanaf jonge leeftijd sprake van omstandigheden die de ontwikkeling en socialisatie negatief beïnvloed hebben, zoals de huidaandoening waarbij de rol van het systeem (met name moeder) als toedekkend en overmatig betrokken/beschermend omschreven kan worden. Betrokkene heeft zich ontwikkeld tot iemand die onder een sociaal vrij adequate façade een geïsoleerd, sociaal “schraal” bestaan leidt, weinig op contact met anderen gericht is, zijn eigen plan trekt en zich niet of nauwelijks aan laat spreken. Betrokkene heeft daarnaast weinig contact met zijn eigen gevoelsleven waarbij met name de negatieve aspecten hiervan worden ontkend en buiten de beleving worden gehouden; betrokkene rationaliseert deze “weg”.
Het verloop en het effect van de behandeling
De eerste jaren kenmerken zich vooral door een moeizaam traject op het vlak van acceptatie, diagnostiek en contactname. Geleidelijk aan worden echter positieve vorderingen gemaakt. Betrokkene kan zich inmiddels vinden in de uitgangspunten van de diagnostiek, kan zijn delictgedrag bespreekbaar maken, gaat in toenemende mate verbindingen aan met de leden van het behandelteam en participeert in uiteenlopende therapeutische interventies. Er kan inmiddels gesproken worden van een constructieve werkrelatie waarbij betrokkene betrouwbaar is in het nakomen van de gemaakte afspraken. In toenemende mate kan gesproken worden van een intrinsieke motivatie voor de behandelinterventies en een gerichtheid op het exploreren van eigen gedrag. De empathische vermogens zijn toegenomen. Alhoewel betrokkene, binnen het huidige gesloten en gestructureerde verblijf, vorderingen maakt op de uiteenlopende criminogene factoren, dient gesteld te worden dat de kernproblematiek nog immer duidelijk herkenbaar is. De contactname met eigen emoties is nog beperkt te noemen. De coping vaardigheden in het omgaan met voor hem lastige situaties zijn voldoende voor het huidige verblijf, maar worden als onvoldoende ingeschat bij meer complexe maatschappelijke situaties.
De behandeldoelen
Insteek is middels een geleidelijke opbouw van vrijheden op termijn toe te werken naar een ambulante begeleide woonvorm. Voorafgaande aan de doorstroom naar een zelfstandige woonvorm zou betrokkene geplaatst kunnen worden op een van de appartementen of verlofwoningen van de afdeling Pharos. Momenteel is nog geen sprake van verlof. Wettelijk gezien kan het verlof pas ingezet worden vanaf mei 2016. Het behandelteam is, met de advocaat, van mening dat het niet in het belang van de behandeling is dat betrokkene tot aan het moment van de VI-datum geen mogelijkheden heeft tot het inzetten van verlof. Daarom is besloten tot het indienen van een verzoek hiertoe bij de interne verloftoetsingscommissie en (indien akkoord) bij de Verlofunit van het Ministerie. De gegarandeerde afwijzing vanuit de Verlofunit, gelet op het nog niet bereikt zijn van de wettelijke eerste mogelijke startdatum, stelt [terbeschikkinggestelde] en zijn advocaat in staat de wettelijke eerste mogelijkheid tot het opstarten van verlof middels kort geding ter discussie te stellen en mogelijk te vervroegen.
Het recidiverisico
Op basis van de gestructureerde risicotaxatie, ondersteund door de klinische bevindingen, wordt het recidiverisico nog als hoog ingeschat bij het wegvallen van het gedwongen TBS-kader met dwangverpleging.
Advies
Gelet op de als hoog ingeschatte kans op recidive, en de fase binnen de behandeling waarin nog geen sprake is van verlof, wordt geadviseerd de huidige maatregel voor de duur van twee jaar te continueren.
Toelichting van de deskundige ter zitting
Ter terechtzitting heeft de deskundige J.P. Schel de inhoud van het rapport bevestigd. Zij heeft aangegeven dat na de vorige verlengingsbeslissing van 29 mei 2013 bij de terbeschikkinggestelde sprake is geweest van een omslag in zijn houding en dat hij sindsdien gemotiveerd is om mee te werken aan de behandeling. In toenemende mate wordt gerapporteerd over contactname, wat door de behandelaren als positief wordt ervaren. Deze medewerking is echter nog maar van korte duur en de behandeling vergt nog tijd. Het advies is daarom om de maatregel te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gelet op het advies van de kliniek, waarin het recidiverisico buiten het gedwongen TBS-kader als hoog wordt ingeschat. Daarom eist de algemene veiligheid van personen dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt verlengd. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat een verlenging van twee jaren nodig is, gelet op de behandelprognose op dit moment waarbij [terbeschikkinggestelde] eerst nog enige tijd in de kliniek zal worden behandeld, daarna begeleid verlof en pas daarna onbegeleid verlof zal krijgen.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met één jaar. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat wanneer de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd en de kort gedingrechter zou in 2015 aan het ministerie bevelen medewerking te verlenen tot de verstrekking van begeleid verlof, [terbeschikkinggestelde] al in 2016 onbegeleid verlof zou kunnen praktiseren. Op de zitting in 2016 zou dan al duidelijk moeten zijn of de reclassering voor de zitting in 2017 ingeschakeld zou moeten worden. Indien de kortgedingrechter geen bevel geeft is het ook nuttig om over één jaar weer op zitting te staan, omdat dan bekend is of een machtiging voor begeleid verlof al dan niet is afgegeven.

6.De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat in de verlengingsbeslissing van 29 mei 2013 reeds is beslist dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is tot vier jaar.
In de verlengingsbeslissing van de rechtbank van 29 mei 2013 wordt vermeld dat de prognose voor [terbeschikkinggestelde] op dat moment somber was, omdat het hem ontbrak aan probleeminzicht waarbij hij niet gemotiveerd was voor behandeling. De exacte stoornis was op dat moment nog niet gediagnosticeerd.
Uit de huidige stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de diagnose van de stoornis waar [terbeschikkinggestelde] aan lijdt inmiddels definitief is vastgesteld. Ook is gebleken dat [terbeschikkinggestelde] zich kan vinden in de gestelde diagnose en in toenemende mate meewerkt aan de behandeling. Deze medewerking is echter nog maar van korte duur. De persoonlijkheidsstoornis NAO, met narcistische en schizoïde trekken is nog altijd waarneembaar en sterk bepalend voor de mogelijkheden tot contactname met [terbeschikkinggestelde]. Ook rapporteert de deskundige dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat bij het wegvallen van het gedwongen TBS-kader.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden verlengd. De verdediging heeft aangevoerd dat zij middels een kortgeding procedure de mogelijkheid tot begeleid verlof voor [terbeschikkinggestelde] wil afdwingen, zodat in 2016 al duidelijk zal zijn of de reclassering voor de verlengingszitting van 2017 moet worden ingeschakeld om een advies te geven over een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank acht de kans dat [terbeschikkinggestelde] begin 2016 al onbegeleid verlof geniet, ongeacht de uitkomst van deze procedure, echter klein. Gelet hierop en gelet op het feit dat [terbeschikkinggestelde] pas sinds kort meewerkt aan de behandeling, acht de rechtbank een verlenging met één jaar niet toereikend.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd met twee jaar.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en mr. O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Elk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2015.