Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder op 9 maart 2015 heeft bedreigd met brandstichting en een ruit en bloempotten heeft vernield. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende te Zegveld, is op de zitting van 21 mei 2015 verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.W.W. Plaat. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging van de moeder met brandstichting en vernieling van haar eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder, die zich bedreigd voelde door de uitlatingen van de verdachte, en de bekennende verklaring van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn moeder had bedreigd, wat leidde tot een bewezenverklaring van feit 1. Voor feit 2, de vernieling, was de verdachte bekend, en de rechtbank achtte dit ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een locatieverbod opgelegd, zodat de verdachte zich niet in de buurt van de woning van zijn moeder mag bevinden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 18 dagen bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.