In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Vianen en een gedaagde partij over de nakoming van een koopovereenkomst betreffende onroerend goed. De gedaagde had in 2008 een koopovereenkomst gesloten voor percelen grond, maar de levering heeft nooit plaatsgevonden. De Gemeente Vianen vorderde in het kort geding dat de gedaagde zorg zou dragen voor de inmeting van de percelen door het kadaster en de volledige koopsom zou storten. De gedaagde verweerde zich met een beroep op dwaling, stellende dat hij niet op de hoogte was van een wijziging in het bestemmingsplan dat de bestemming van de percelen had veranderd naar agrarische doeleinden, wat zijn bouwplannen in de weg stond.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde op de hoogte was van de gewijzigde bestemming en dat hij niet kon vertrouwen op de eerdere bestemming van de percelen. Het beroep op dwaling werd afgewezen, evenals het beroep op non-conformiteit. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang aan de zijde van de Gemeente Vianen, omdat zij rente misliep zolang de koopsom niet werd voldaan. De gedaagde werd veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht en een dwangsom te betalen voor elke dag dat hij hieraan niet voldeed. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Vianen.