ECLI:NL:RBMNE:2015:399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
16.659991-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en afpersing gepleegd door een minderjarige verdachte

Op 5 oktober 2014 heeft de verdachte in Almere een mobiele telefoon en een vest van het slachtoffer gestolen, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, een minderjarige, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. Tijdens de zitting op 13 januari 2015 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, verklaard dat hij de aangever heeft bedreigd, maar niet heeft geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook camerabeelden, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen moet ondergaan, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 60 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor begeleiding en reclassering. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 724,88 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen, met inachtneming van afschrijvingen op de gestolen goederen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat ter dekking van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659991-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.C. van der Brink, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.C. Lodder en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een vest (merk Adidas) en/of een pincode van de mobiele telefoon en/of bankpas, in elk geval enig goed en/of gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- op zeer korte afstand tegenover die [slachtoffer] is gaan staan en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest (gaan) praten anders zou hij een elleboog krijgen en/of
- (vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] uit diens broekzak heeft gepakt en/of tegen die [slachtoffer] op een dwingende en/of dreigende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest blijven staan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een dwingende en/of dreigende toon de pincode van de telefoon heeft gevraagd en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als hij de pincode niet zou geven dat hij die [slachtoffer] met diens hoofd tegen de muur aan zou slaan en/of in elkaar zou slaan en/of
- (vervolgens) op een dwingende en/of dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] diens vest moest afgeven en/of
- (vervolgens) de portemonnee uit het vest van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of (vervolgens) de pasjes uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gevraagd om diens pincode van de bankpas en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) diens keel heeft dichtgedrukt en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij volgende dag geld moest brengen anders zou hij, verdachte, die [slachtoffer] dood maken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] geen aangifte moest gaan doen, anders zou hij, verdachte, achter die [slachtoffer] aan gaan
en/of
hij op of omstreeks 05 oktober 2014 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een vest (merk Adidas) en/of een pincode van de mobiele telefoon en/of bankpas, in elk geval van enig goed en/of gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- op zeer korte afstand tegenover die [slachtoffer] is gaan staan en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest (gaan) praten anders zou hij een elleboog krijgen en/of
- (vervolgens) de telefoon van die [slachtoffer] uit diens broekzak heeft gepakt en/of tegen die [slachtoffer] op een dwingende en/of dreigende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest blijven staan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een dwingende en/of dreigende toon de pincode van de telefoon heeft gevraagd en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als hij de pincode niet zou geven dat hij die [slachtoffer] met diens hoofd tegen de muur aan zou slaan en/of in elkaar zou slaan en/of
- (vervolgens) op een dwingende en/of dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] diens vest moest afgeven en/of
- (vervolgens) de portemonnee uit het vest van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of (vervolgens) de pasjes uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft gevraagd om diens pincode van de bankpas en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) diens keel heeft dichtgedrukt en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij volgende dag geld moest brengen anders zou hij, verdachte, die [slachtoffer] dood maken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] geen aangifte moest gaan doen, anders zou hij, verdachte, achter die [slachtoffer] aan gaan.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing.
Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte, de verklaring van [getuige], de camerabeelden en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De aangever heeft verklaard: “Ik was op zaterdag 04 oktober 2014, omstreeks 23:00 uur, met een groepje vrienden aan het hangen in het stadscentrum van Almere. (…) Ik werd daar direct aangesproken door de jongen (…) waarvan ik zijn naam niet weet. (…) Op dat moment werd de houding en toon van de jongen anders, bedreigend zeg maar. De jongen zei op een snauwende en bedreigende toon dat het nu te laat was om me voor te stellen. Op het moment dat hij dit tegen mij zei stond hij op een paar centimeter van mij, neus tegen neus. Ik vond dit erg bedreigend en was [2] bang. (…) De jongen wees toen naar zijn elleboog en zei tegen mij dat als ik niet zou gaan praten ik de elleboog zou krijgen. Ik voelde me door wat de jongen zei erg bedreigd en dacht ook dat de jongen mij met zijn elleboog zou gaan slaan. (…) De jongen stak zijn rechterhand in mijn linkerbroekzak en pakte mijn mobiele Samsung telefoon uit mijn broekzak. De jongen zei op een dreigende toon dat ik moest blijven staan. (…) De jongen vroeg op een dwingende en dreigende manier wat de pincode van mijn telefoon was. Ik heb voor mijn eigen veiligheid de pincode van de telefoon gegeven. Ik deed dit omdat de situatie zo dreigend was. (…) De jongen zei vervolgens dat als ik de code niet zou geven hij mij met mijn hoofd tegen de muur aan zou rammen en in elkaar zou slaan. (…) De jongen zei dat ik mijn vest aan hem moest geven. Ik zou mijn vest terug krijgen als ik hem morgen geld zou geven. (…) De jongen zei dit wederom op een dreigende toon. [3] (…) De jongen pakte vervolgens mijn portemonnee uit mijn vestzak en begon de pasjes uit mijn portemonnee te bekijken. (…) Ik moest de jongen mijn pincode geven. (…) De jongen pakte me met zijn linkerhand bij me keel en drukte mijn keel dicht. Ik kon door het dichtknijpen van mijn keel steeds moeilijker adem halen. De jongen zei daarbij dat als ik het geld niet zou brengen hij mij dood zou maken. Terwijl de jongen dit zei kneep hij steeds harder mijn keel dicht. (…) De jongen gaf mij toen met zijn vlakke rechterhand een klap op mijn linkerwang. (…) Voordat de jongen bij mij wegliep zei hij nog dat ik geen aangifte moest gaan doen anders zou hij achter mij aan komen en me af maken. (…) Ik mis nu mijn mobile telefoon van het merk Samsung (…) en mijn witte vest van het merk Adidas.” [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015 verklaard dat hij aangever heeft bedreigd. Hij heeft aangever strak bij zijn trui vastgepakt, maar ontkent geslagen te hebben. Ook heeft hij aangever om zijn telefoon en vest gevraagd. Het vest is door aangever afgegeven en de telefoon heeft verdachte zelf gepakt. Verdachte heeft tijdens het gesprek naar zijn elleboog gewezen, maar niet gezegd dat hij een elleboog zou geven. Hij heeft tegen aangever gezegd dat aangever moest blijven staan. Verdachte heeft ontkend dat hij om de pincode heeft gevraagd en dat hij heeft gedreigd om aangever met zijn hoofd tegen de muur te slaan. Wel heeft hij aangegeven dat hij aangever tegen de muur heeft geduwd. Verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezegd dat aangever de volgende dag moest betalen en dat hij geen aangifte mocht doen. [5]
[getuige] heeft verklaard: “Het was eerst gezellig, het slachtoffer ging weg en kwam terug zonder jas. (…) Ik zag dat die jongen zonder jas 1 rode wang had. Dit was zijn linker wang. Ik dacht toen dat er mogelijk geweld was gebruikt of zo want als het koud is zouden beiden wangen rood moeten zijn.” [6]
Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte meermalen zijn handen in de richting van de keel van aangever heeft gebracht, [7] met zijn linkerhand aan het vest van aangever zat en met zijn hand in diens zak is gegaan. [8] Vervolgens heeft verdachte hier een voorwerp uitgehaald. Aangever heeft zijn vest uitgedaan en dit aan verdachte gegeven. Hierna heeft verdachte aangever met zijn rechterhand bij de keel gepakt en hem naar achteren geduwd. Verdachte heeft daarbij dicht bij aangever gestaan. [9]
Nu de aangifte onder meer deels wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] en door de camerabeelden en verdachte een grotendeels bekennende verklaring heeft afgelegd, heeft de rechtbank geen reden tot twijfel aan het overige dat door de aangever is verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het eerste cumulatief/alternatief en het tweede cumulatief/alternatief wettig en overtuigend is bewezen, zoals hieronder is beschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij omstreeks 05 oktober 2014 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung) en bankpas, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- op zeer korte afstand tegenover die [slachtoffer] is gaan staan en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest (gaan) praten anders zou hij een elleboog krijgen en
- vervolgens de telefoon van die [slachtoffer] uit diens broekzak heeft gepakt en tegen die [slachtoffer] op een dwingende en dreigende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest blijven staan en
- vervolgens die [slachtoffer] op een dwingende en dreigende toon de pincode van de telefoon heeft gevraagd en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als hij de pincode niet zou geven dat hij die [slachtoffer] met diens hoofd tegen de muur aan zou slaan en in elkaar zou slaan en
- vervolgens op een dwingende en dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] diens vest moest afgeven en
- vervolgens de portemonnee uit het vest van die [slachtoffer] heeft gepakt en vervolgens de pasjes uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en vervolgens die [slachtoffer] heeft gevraagd om diens pincode van de bankpas en
- vervolgens die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vervolgens diens keel heeft dichtgedrukt en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij volgende dag geld moest brengen anders zou hij, verdachte, die [slachtoffer] dood maken en
- vervolgens die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] geen aangifte moest gaan doen, anders zou hij, verdachte, achter die [slachtoffer] aan gaan
en
hij omstreeks 05 oktober 2014 te Almere met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een vest (merk Adidas) en een pincode van de mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- op zeer korte afstand tegenover die [slachtoffer] is gaan staan en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest (gaan) praten anders zou hij een elleboog krijgen en
- vervolgens de telefoon van die [slachtoffer] uit diens broekzak heeft gepakt en tegen die [slachtoffer] op een dwingende en dreigende toon heeft gezegd dat die [slachtoffer] moest blijven staan en
- vervolgens die [slachtoffer] op een dwingende en dreigende toon de pincode van de telefoon heeft gevraagd en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als hij de pincode niet zou geven dat hij die [slachtoffer] met diens hoofd tegen de muur aan zou slaan en in elkaar zou slaan en
- vervolgens op een dwingende en dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] diens vest moest afgeven en
- vervolgens de portemonnee uit het vest van die [slachtoffer] heeft gepakt en vervolgens de pasjes uit de portemonnee van die [slachtoffer] heeft gepakt en vervolgens die [slachtoffer] heeft gevraagd om diens pincode van de bankpas en
- vervolgens die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vervolgens diens keel heeft dichtgedrukt en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij volgende dag geld moest brengen anders zou hij, verdachte, die [slachtoffer] dood maken en
- vervolgens die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat die [slachtoffer] geen aangifte moest gaan doen, anders zou hij, verdachte, achter die [slachtoffer] aan gaan.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Eerste cumulatief/alternatief:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren.
Tweede cumulatief/alternatief:
Afpersing.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
Zij heeft daarbij rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zijn justitiële documentatie en het advies tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en voorts rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een jeugddetentie kan zijn schoolgang doorkruisen, zodat de raadsman heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met lange proeftijd op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 november 2014 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Door drs. A. de Jong, gz-psycholoog is op 6 januari 2015 een rapport psychologisch onderzoek pro justitia uitgebracht. Zij heeft geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van beperkte performale vermogens en sociaal-emotionele en morele onrijpheid. Zijn beperkte performale vermogens zijn een risico voor recidive. Verdachte is voor zijn leeftijd sociaal en emotioneel nog enigszins onrijp. Hij kan nog niet als een volwassene functioneren. Daarnaast is er sprake van een chronisch cognitief probleem bij verdachte. De deskundige adviseert om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De deskundige adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf reclasseringscontact voor volwassenen, plaatsing in een centrum voor kamertraining en een Cognitieve vaardigheidstraining op te leggen. Tevens geeft de deskundige aan dat er argumenten zijn die aanleiding geven tot het toepassen van het minderjarigenstrafrecht.
Door Reclassering Nederland is d.d. 8 januari 2015 een rapport, opgesteld door [B], over verdachte uitgebracht. De reclassering geeft aan dat er de afgelopen periode een positieve ontwikkeling zichtbaar is. Indien verdachte niet behandeld wordt, wordt de kans op recidive hoog gemiddeld geschat.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en aan verdachte een voorwaardelijke detentie op te leggen, bestaande uit een lang voorwaardelijk deel en een lange proeftijd. Zij adviseert daarbij als bijzondere voorwaarden contact met de reclassering voor volwassenen (meldplicht), een Cognitieve Vaardigheidstraining en de verplichting medewerking te verlenen aan een begeleid wonen-traject op te leggen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de psycholoog met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte, gelet op het advies van de psycholoog, aanleiding recht te doen overeenkomstig de in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht genoemde artikelen van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat bij de door de officier van justitie gevorderde toepassing van het jeugdstrafrecht bij meerderjarige verdachten uitgangspunt is dat terughoudend met vrijheidsstraffen dient te worden omgegaan. Het jeugdstrafrecht heeft immers een pedagogische insteek en is dus gericht op speciale preventie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie strijdig is met dit uitgangspunt, omdat het volgen van deze vordering meebrengt dat verdachte wederom in detentie terecht zou komen. De positieve ontwikkeling die verdachte samen met de hulpverlening heeft ingezet zou door een dergelijke detentie doorkruist worden.
De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen noodzakelijk, met aftrek van voorarrest. Een gedeelte van deze straf, te weten 69 dagen, zal zij voorwaardelijk opleggen om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Hierbij zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opleggen voor de noodzakelijke begeleiding.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van 60 dagen, subsidiair 30 dagen jeugddetentie op zijn plaats.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door [A] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 783,88.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 724,88, vermeerderd met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de afschrijving van de mobiele telefoon.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een grotere afschrijving van de telefoon toe te passen dan de officier van justitie heeft geëist en voorts om de immateriële schade te matigen omdat in het aangedragen voorbeeld een lager bedrag is toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. Voor de schadevergoeding voor de telefoon heeft de rechtbank rekening gehouden met een afschrijving en is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 250,00 passend is. De hoogte van de totale schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 724,88, bestaande uit € 324,88 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere te worden afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot
69 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het (volwassen) reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* op de dagen en tijdstippen zoals door de reclassering voor volwassenen bepaald bij Reclassering Nederland zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa-training), waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Almere, van een bedrag van € 724,88 (zegge: zevenhonderdvierentwintig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 4 oktober 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 724,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2014 tot de dag van de voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H. Vegter, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014280725, doorgenummerd 1 tot en met 129 en 1000 tot en met 1069.
2.Pagina 1000.
3.Pagina 1001.
4.Pagina 1002.
5.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015.
6.Pagina 1024.
7.Pagina 1019.
8.Pagina 1020.
9.Pagina 1022.