ECLI:NL:RBMNE:2015:3941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
C-16-390432 - KG ZA 15-259
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting inschrijving bij aanbesteding op basis van onvoldoende beoordeling subgunningscriterium

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en de Gemeente Soest (hierna: gedaagde). De eiseres had deelgenomen aan een nationale openbare aanbestedingsprocedure voor de herinrichting van de Noorderweg e.o. te Soest. De Gemeente had de inschrijving van eiseres uitgesloten omdat zij op het subgunningscriterium G4, dat betrekking heeft op de minimalisering van overlast voor de omgeving, een onvoldoende had gescoord. Eiseres vorderde in kort geding dat de Gemeente zou worden verboden de opdracht aan een andere partij te gunnen en dat haar inschrijving opnieuw beoordeeld zou worden.

De rechtbank oordeelde dat de Gemeente niet onrechtmatig had gehandeld door eiseres uit te sluiten. De beoordeling van de inschrijving was volgens de rechtbank voldoende onderbouwd en voldeed aan de eisen van transparantie en gelijke behandeling. De Gemeente had de inschrijving van eiseres terecht als onvoldoende beoordeeld op het subgunningscriterium G4, omdat de beschrijving in het Projectplan niet voldeed aan de gestelde eisen. De rechtbank benadrukte dat het aan de inschrijver is om in eigen bewoordingen aan te geven hoe hij aan de kwalitatieve criteria voldoet en dat de Gemeente niet verplicht is om aan te geven wat nodig is voor een maximale score.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de Gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat de inschrijving van eiseres niet voldeed aan de eisen en dat de uitsluiting van de inschrijving op deze grond rechtmatig was. De vorderingen van eiseres werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/390432 / KG ZA 15-259
Vonnis in kort geding van 5 juni 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S.P. Dalmolen te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SOEST,
zetelend te Soest,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in het incident],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in het incident,
gevoegde partij aan de zijde van de Gemeente,
advocaat mr. J.J.M. van Lint.
Partijen zullen hierna [eiseres], de Gemeente en [eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 april 2015;
  • de producties van de zijde van [eiseres] (8);
  • de producties van de zijde van de Gemeente (2);
  • de akte houdende vordering voeging en vordering tussenkomst van [eiseres in het incident];
  • de mondelinge behandeling van 29 mei 2015;
  • de pleitnota van [eiseres];
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft op 17 februari 2015 een nationale openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de Herinrichting Noorderweg e.o. te Soest.
2.2.
Als gunningscriterium geldt de economisch meest voordelige inschrijving (emvi). Dit gunningscriterium is in post 0.08 van het bestek onderverdeeld in een 5-tal subgunningscriteria, te weten:
G1 Prijs
G2 Projectbeheersing/Ontzorgen
G3 Communicatie
G4 Minimalisering overlast omgeving en bereikbaarheid
G5 Bemaling
2.3.
Met betrekking tot G4 Minimalisering overlast omgeving en bereikbaarheid wordt in het bestek het volgende vermeld:
“De gemeente Soest hecht waarde aan zo weinig mogelijk overlast voor bewoners, bedrijven en overige betrokkenen in relatie tot een zo hoog mogelijke bereikbaarheid van onder andere woningen, bedrijven en in het bijzonder het Griftland College.
(…)
Minimalisering overlast door een zo snel mogelijke uitvoeringsperiode en zo min mogelijk overlast tijdelijk gronddepot, gekoppeld aan een realistische uitvoeringsplanning. De uitvoeringsplanning volgens de planningsrandvoorwaarden vanuit zijde van de opdrachtgever, maar ook gebaseerd op de faseringsplanning en werkzaamheden van de nutsbedrijven.
In het Projectplan dient de wijze waarop de veiligheid voor omgeving en gebruikers en de bereikbaarheid te worden gewaarborgd.
Gescoord kan worden op onder andere hoe de bereikbaarheid voor onder andere de hulpdiensten, bewoners en gebruikers van het Griftland College, op een zo kort mogelijke maar realistische complete afsluiting van de kruising Stadhouderslaan, op zo min mogelijk overlast gedurende de uitvoeringsperiode van het tijdelijk gronddepot voor de bewoners aan de [adres] t/m [nummer]. Als laatste kan de aannemer scoren op de te kiezen werkwijze waarbij het voorkomen van schades aan woningen door trillingen van ondermeer bouwverkeer wordt voorkomen.
Dit onderdeel dient in het Projectplan opgenomen te worden onder Hoofdstuk 4”
2.4.
In het bestek wordt bij het onderdeel “Beoordeling Projectplan” het volgende opgemerkt:
“Voor de toekenning van het cijfer wordt bekeken of het gegeven antwoord op het betreffende subgunningscriterium volledig, consistent, realistisch/haalbaar is en bijdraagt aan de goede uitvoering van het project.
Het Projectplan wordt door tenminste 3 bij dit project betrokken materiedeskundigen onafhankelijk van elkaar beoordeeld. Iedere beoordelaar geeft per subgunningscriterium een cijfer tussen 0 en 10 (met 1 decimaal achter de komma). Het cijfer wordt op de volgende manier gegeven:
Cijfer percentage meerwaarde
10,0 uitmuntend 100%
9,0 zeer goed 75%
8,0 goed 50%
7,0 ruim voldoende 25%
6,0 voldoende 0%
<6,0 onvoldoende uitgesloten van inschrijving
(…)
De som van de score worden per inschrijver opgeteld en geven een fictieve korting op de inschrijfsom”
2.5.
[eiseres] heeft op deze opdracht ingeschreven en heeft in dit kader een Projectplan ingediend. In Hoofdstuk 4 staat onder meer het volgende beschreven:

4.4 Beperken van schade door bouwverkeer en trilling door bouwverkeer
Binnen het werkgebied van deze opdracht is een 30 km regime van toepassing. Wij houden ons aan deze maximale snelheid en zullen afhankelijk van de bodemsituatie en de plaatselijke situatie inschatten of een verdere verlaging van de snelheid noodzakelijk is. Met de trillingsmeters omschreven in het hoofdstuk Bemaling meten wij in welke mate het bouwverkeer trilling veroorzaakt. Dat geeft ons input voor eventuele aanpassingen.
4.5
Gebruik van het gronddepot en te verwachten overlast
[eiseres] denkt het gronddepot minimaal nodig te hebben. Te ontgraven zand en grond uit het cunet dat wij niet hergebruiken voeren we direct af op basis van de in situ AP04 keuring. Het depot zal alleen gebruikt worden voor de tijdelijke opslag van veen. Wij denken hiermee een grote reductie van transportbewegingen te bewerkstelligen op het werk. Herbruikbare grond en/of zand verwerken we waar dat kan direct in het te maken werk.”
2.6.
De Gemeente heeft [eiseres] op 26 maart 2015 via TenderNed bericht dat de keuze niet op haar onderneming is gevallen. Op 27 maart 2015 heeft de Gemeente [eiseres] een vergelijking van haar inschrijving met de op één na laagste economisch meest voordelige inschrijving toegestuurd. Dit is de inschrijving van [eiseres in het incident], waaraan de Gemeente de opdracht voornemens is te gunnen. Uit deze vergelijking blijkt dat [eiseres] heeft ingeschreven met een lagere inschrijfsom met fictieve korting dan [eiseres in het incident], maar dat [eiseres] op het subgunningscriterium G4 Minimalisering overlast omgeving en bereikbaarheid een onvoldoende heeft gescoord.
2.7.
Naar aanleiding van een verzoek van [eiseres] om een toelichting op de emvi heeft de Gemeente bij e-mail van 13 april 2015 de volgende toelichting aan [eiseres] gegeven:
“(…) Op hfdst G4 heeft u NIET de maximale basispunten gescoord; bereikbaarheid is voldoende beschreven, zo min mogelijk overlast en werkwijze aanpassen om zo min mogelijk trillingen/schade te veroorzaken is onvoldoende beschreven (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Gemeente te verbieden de opdracht te gunnen aan [eiseres in het incident], althans aan een ander dan [eiseres], op straffe van een dwangsom van € 100.000,-- ineens voor het geval de Gemeente in strijd handelt met dit verbod.
II.
Primair:indien de Gemeente de opdracht alsnog wil gunnen, de Gemeente te gebieden de opdracht te gunnen aan [eiseres].
Subsidiair:indien de Gemeente de opdracht alsnog wil gunnen, de Gemeente te gebieden de inschrijving van [eiseres] te herbeoordelen met inachtneming van deze uitspraak.
Meer subsidiair:indien de Gemeente de opdracht alsnog wil gunnen, de Gemeente te gebieden de opdracht opnieuw aan te besteden, met inachtneming van deze uitspraak.
Meest subsidiair:de voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden voorkomt.
III. de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
De Gemeente voert verweer tegen deze vorderingen van [eiseres]. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
[eiseres in het incident] vordert in het incident dat zij wordt toegelaten als voegende partij aan de zijde van de Gemeente. Zij vordert in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar vordering af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding, alsmede ook in de voeging, waaronder ook de nakosten.
3.4.
[eiseres in het incident] vordert voorwaardelijk dat zij wordt toegelaten als tussenkomende partij, indien en voor zover de Gemeente te eniger tijd in deze procedure haar standpunt zou willen wijzigen, zodanig dat de Gemeente zou menen aan [eiseres] (of een andere partij dan [eiseres in het incident]) alsnog te willen gunnen. [eiseres in het incident] vordert in dat geval in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente te verbieden de opdracht te gunnen aan een ander bedrijf dan [eiseres in het incident], op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- ineens voor het geval de Gemeente in strijd handelt met dit verbod.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident tot voeging en voorwaardelijke tussenkomst

4.1.
[eiseres] en de Gemeente hebben geen bezwaar gemaakt tegen de incidentele vordering van [eiseres in het incident] om zich in dit geding te voegen aan de zijde van de Gemeente. De voorzieningenrechter heeft de incidentele vordering daarom toegewezen en de voeging toegestaan.
4.2.
De vordering tot voorwaardelijke tussenkomst is ingesteld onder de voorwaarde dat de Gemeente haar standpunt wijzigt en zij de opdracht aan een andere partij dan [eiseres in het incident] wenst te gunnen. Nu hiervan geen sprake is en de voorwaarde daarom niet is vervuld, behoeft deze vordering verder geen bespreking.
4.3.
Omdat een voeging niet anders dan na het instellen van een incident kan plaatsvinden en [eiseres] en de Gemeente geen verweer hebben gevoerd tegen het incident, zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
4.4.
De Gemeente heeft duidelijk gemaakt, dat zij de inschrijving van [eiseres] heeft uitgesloten, omdat [eiseres] op het subgunningscriterium G4 Minimalisering overlast omgeving en bereikbaarheid een onvoldoende heeft gescoord. Deze onvoldoende ziet op de beschrijving in het Projectplan van de onderdelen “zo min mogelijk overlast gedurende de uitvoeringsperiode van het tijdelijk gronddepot” en “het voorkomen van schades aan woningen door trillingen van ondermeer bouwverkeer”. Dit betreft de onderdelen 4.4 en 4.5 van het Projectplan. Op het onderdeel “bereikbaarheid” is de beschrijving in het Projectplan wel als voldoende beoordeeld.
4.5.
[eiseres] stelt in de eerste plaats dat de door de Gemeente gehanteerde systematiek, waarbij een onvoldoende beoordeling op één van de subgunningscriteria wordt gesanctioneerd met uitsluiting van de gehele inschrijving, op zichzelf is toegestaan, maar dat het wel glashelder moet zijn wanneer sprake is van een onvoldoende en wanneer niet. Het knock-out karakter van het gunningscriterium verdraagt zich, mede in het licht van het proportionaliteitsbeginsel en het transparantiebeginsel, niet met een subjectieve toepassing van het betreffende criterium op een wijze die niet in het criterium zelf (of een toelichting daarop) expliciet, in de vorm van meetbare deeleisen, tot uitdrukking is gebracht. [eiseres] stelt dat in de aanbestedingsstukken niet wordt omschreven wanneer sprake is van een dermate ondermaatse beantwoording dat een onvoldoende moet worden gegeven en een knock-out moet volgen. De Gemeente heeft kennelijk met achteraf geformuleerde criteria nader bepaald wanneer sprake is van een onvoldoende, hetgeen niet is toegestaan. De uitsluiting van haar inschrijving is om deze reden onrechtmatig, aldus [eiseres].
4.6.
De Gemeente heeft toegelicht dat het Projectplan inhoudelijk is beoordeeld zoals beschreven in bestekspost 0.08 onder het kopje ‘Beoordeling Projectplan’: “Voor de toekenning van het cijfer wordt bekeken of het gegeven antwoord op het betreffende subgunningscriterium volledig, consistent, realistisch/haalbaar is en bijdraagt aan de goede uitvoering van het project."
4.7.
Vooropgesteld wordt dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria, zoals hier aan de orde is. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft - op zichzelf - nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht c.q. die beginselen. Van belang is dat (i) zodanige criteria worden geformuleerd dat het voor een kandidaat-inschrijver volstrekt duidelijk is aan welke kwaliteitseisen hij moet voldoen, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en (iii) de aanbestedende dienst zijn uiteindelijke keuze motiveert op een wijze die het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk maakt om (a) de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen en (b) te controleren of de beoordeling de (voorlopige) gunningsbeslissing rechtvaardigt. Voor het overige komt de rechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwaliteitscriteria. Aan de aangewezen - deskundige - beoordelaars moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund. Dat klemt temeer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts indien sprake is van - procedurele dan wel inhoudelijke - onjuistheden, dan wel onduidelijkheden die zouden kunnen meebrengen dat de (voorlopige) gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.8.
Daar komt bij dat in deze aanbestedingsprocedure van een inschrijver wordt verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij aan de betreffende kwalitatieve subgunningscriteria zal voldoen. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn 'meerwaarde' aan te tonen. Mede gelet hierop mag van de Gemeente dan ook niet worden verwacht dat zij aangeeft wat nodig is om een maximale score voor deze subgunningscriteria te behalen. Alsdan zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij de inschrijvers worden geëcarteerd. Aan een gunningssystematiek - zoals hier aan de orde - is derhalve inherent dat een inschrijvende partij de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe hij de gewenste kwalitatieve subgunningscriteria invult. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor c.q. in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de Gemeente.
4.9.
De voorzieningenrechter is met inachtneming van deze uitgangspunten van oordeel dat is voldaan aan voorwaarde (i) dat zodanige criteria worden geformuleerd dat het voor een kandidaat-inschrijver volstrekt duidelijk is aan welke kwaliteitseisen hij moet voldoen. De Gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het beoordelingscriterium dat het antwoord op het betreffende subgunningscriterium volledig, consistent, realistisch/haalbaar dient te zijn en dient bij te dragen aan de goede uitvoering van het project, in combinatie met het bestek aan kandidaat-inschrijvers, mede gelet op hun eigen expertise, de benodigde duidelijkheid verschaft.
4.10.
Wat betreft voorwaarde (ii) dat de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, wordt in aanmerking genomen dat in het bestek is beschreven dat de Projectplannen door tenminste 3 bij het project betrokken materiedeskundigen onafhankelijk van elkaar worden beoordeeld. Gesteld noch gebleken is dat deze deskundigen zich niet aan de in het bestek beschreven procedure hebben gehouden. Gelet hierop moet worden aangenomen dat ook aan deze voorwaarde is voldaan.
4.11.
Met betrekking tot voorwaarde (iii) dat de aanbestedende dienst zijn uiteindelijke keuze motiveert op een wijze die het voor de afgewezen inschrijvers mogelijk maakt om (a) de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen en (b) te controleren of de beoordeling de (voorlopige) gunningsbeslissing rechtvaardigt, wordt overwogen dat de motivering van de uitsluiting door de Gemeente aanvankelijk zeer summier is geweest. Uit de e-mail van 13 april 2015 kon slechts worden opgemaakt dat de beschrijving in het Projectplan op de onderdelen “zo min mogelijk overlast” en “werkwijze aanpassen om zo min mogelijk trillingen/schade te veroorzaken” onvoldoende was. De Gemeente heeft dit pas ter zitting nader toegelicht.
4.12.
De Gemeente stelt dat de beschrijving in het Projectplan in 4.5 op het onderdeel “zo min mogelijk overlast gedurende de uitvoeringsperiode van het tijdelijk gronddepot” als onvoldoende is aangemerkt, omdat de uitvoering die [eiseres] voorstelt afwijkt van hetgeen in het bestek is voorgeschreven en [eiseres] niet aantoont dat de door haar voorgestelde werkwijze “volledig, consistent, realistisch/haalbaar is en bijdraagt aan de goede uitvoering van het project.” De Gemeente licht in dit verband toe dat een deel van het afgegraven zand in een latere fase van het project dient te worden hergebruikt en hiertoe eerst naar het tijdelijk depot moet worden vervoerd. [eiseres] houdt hier in haar Projectplan geen rekening mee. Bovendien past zij in afwijking van het bestek in situ bemonstering van de grond toe in plaats van in het tijdelijk gronddepot. Dit maakt de uitvoering van een werk veel complexer en inefficiënter met een vergrote kans op fouten met vermenging van grondsoorten van verschillende kwaliteit. Voor de Gemeente is dat grotere risico op fouten gelet op haar verplichtingen op grond van het Besluit bodemkwaliteit niet acceptabel. [eiseres] heeft in haar projectplan niet beschreven of aangetoond dat de voorgestelde werkwijze technisch uitvoerbaar is. Het is onduidelijk of [eiseres] deze werkwijze heeft afgestemd met de Regionale Uitvoeringsdienst, die toezicht houdt op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. De beoordelaars hebben het gunningscriterium G4 daarom als onvoldoende beoordeeld.
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordelaars in redelijkheid tot dit oordeel hebben kunnen komen. Gezien het feit dat onderdeel 4.5 van het Projectplan voor wat betreft het gebruik van het tijdelijk gronddepot en de bemonstering van de grond afwijkt van het bestek, had het op de weg van [eiseres] gelegen om in het Projectplan deugdelijk te onderbouwen waarom de door haar voorgestelde werkwijze ook volledig, consistent, realistisch/haalbaar is en bijdraagt aan de goede uitvoering van het project. [eiseres] heeft dit echter nagelaten. De beschrijving in het Projectplan is op dit punt te summier. [eiseres] kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de Gemeente, indien zij de voorgestelde afwijkende werkwijze niet acceptabel vond, er dan van uit had moeten gaan dat [eiseres] de werkwijze conform het bestek zou volgen en het Projectplan in dat licht had moeten beoordelen. Dit is immers niet de werkwijze waarmee [eiseres] heeft ingeschreven.
4.14.
Voor de beschrijving in het Projectplan op het onderdeel “het voorkomen van schades aan woningen door trillingen van ondermeer bouwverkeer” in 4.4 geldt volgens de Gemeente dat het Projectplan feitelijk niet meer behelst dan dat [eiseres] zich aan de voorgeschreven snelheid zal houden. De trillingsmeter die [eiseres] noemt en die conform het bestek geplaatst moet worden, bevindt zich bij één specifieke woning en is slechts twee maanden actief. Deze trillingsmeter geeft geen representatief beeld voor het hele werk en is niet actief gedurende de gehele uitvoeringsperiode van acht maanden. [eiseres] had dit punt veel concreter in kunnen vullen door aandacht te besteden aan de snelheid, de inzet van specifiek materieel, etc. [eiseres] heeft in haar Projectplan bovendien het beperken van schade als uitgangspunt genomen en niet het voorkomen van schade. De beoordelaars zijn om deze redenen van mening dat het Projectplan op subgunningscriterium G4 niet volledig, niet realistisch/haalbaar is en niet bijdraagt aan de goede uitvoering van het project. Zij hebben het daarom als onvoldoende beoordeeld.
4.15.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beoordelaars ook in redelijkheid tot dit oordeel hebben kunnen komen. In hoofdstuk 5 “Bemaling” vermeldt [eiseres] weliswaar dat meerdere trillingsmeters zullen worden geplaatst, maar vast staat dat dit niet op de route naar het tijdelijk gronddepot is. [eiseres] heeft in het Projectplan in 4.4 voorts geschreven dat zij afhankelijk van de bodemsituatie en de plaatselijke situatie zal inschatten of een verdere verlaging van de maximale snelheid noodzakelijk is. [eiseres in het incident] heeft ter zitting gesteld dat de plaatselijke situatie reeds bekend is en dat ook de bodemsituatie uit het bestek kan worden afgeleid. Dit is door [eiseres] en de Gemeente niet betwist. Ook gelet hierop had het op de weg van [eiseres] gelegen om nader te onderbouwen of en zo ja, op welke trajecten, zij een verdere verlaging van de snelheid zou doorvoeren. Zij is hier in het Projectplan echter niet op in gegaan.
4.16.
Gezien het voorgaande luidt de conclusie dat de Gemeente voldoende heeft onderbouwd waarom zij het subgunningscriterium G4 Minimalisering overlast omgeving en bereikbaarheid als onvoldoende heeft beoordeeld en de inschrijving van [eiseres] op die grond heeft uitgesloten. Deze beoordeling doorstaat de door de voorzieningenrechter aan te leggen marginale toetsing. Nu verder niet is gebleken van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden, dan wel onduidelijkheden die zouden kunnen meebrengen dat de (voorlopige) gunningsbeslissing niet deugt, is er geen grond om te oordelen dat het besluit van de Gemeente om de inschrijving van [eiseres] uit te sluiten onrechtmatig is. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
4.17.
De voorzieningenrechter weegt met betrekking tot de door de Gemeente en [eiseres in het incident] gevorderde proceskostenveroordeling mee dat de Gemeente pas op de zitting een uitgebreide onderbouwing van haar gunningsbeslissing heeft gegeven en dat zij dit niet reeds in haar e-mail van 13 april 2015 heeft gedaan. De Gemeente heeft wel gesteld dat zij [eiseres] na betekening van de dagvaarding heeft uitgenodigd voor een nadere toelichting op haar beslissing. [eiseres] heeft dit niet betwist. Zij heeft toegelicht dat zij niet op deze uitnodiging is ingegaan, omdat zij inmiddels kosten had gemaakt voor het uitbrengen van de dagvaarding en omdat gelet op de opstelling van de Gemeente niet te verwachten viel dat zij in een gesprek tot een ander standpunt gebracht zou kunnen worden. De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident
5.1.
wijst de incidentele vordering tot voeging toe;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen;
In de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen af;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MS/4185