ECLI:NL:RBMNE:2015:3916

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
16-659458-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2015, stond de verdachte terecht voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk kweken en/of voorhanden hebben van hennep in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012, en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit in dezelfde periode. Tijdens de zitting op 8 mei 2015 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om hennep te telen, en dat de diefstal van elektriciteit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging steunde deze conclusie en voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en geen toegang had tot de schuur waar de hennep werd gekweekt.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte met betrekking tot het telen van hennep. De verdachte had verklaard dat zij niet wist dat er hennep werd gekweekt en dat zij geen sleutel had van de schuur. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de hennepkwekerij, aangezien er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de activiteiten in de schuur. Evenzo oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659458-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1952] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
raadsman mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 mei 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 samen met anderen opzettelijk hennep heeft gekweekt en/of voorhanden heeft gehad, dan wel dat verdachte anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep;
feit 2 in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 samen met anderen wederrechtelijk elektriciteit heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 600 hennepplanten en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De opzet acht zij niet wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld en bewerkt, dan wel opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. Verdachte dient van die onderdelen van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken te worden. Voorts acht de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan eveneens vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist of kon vermoeden dat er hennep in de schuur werd gekweekt. Verdachte dacht dat de huurders spullen voor de rommelmarkt in de schuur opsloegen en zij ontkent dat zij wist dat er hennep in de schuur werd gekweekt. Voorts was de huurprijs van € 200,00 voor de schuur een redelijke prijs als het om opslag van spullen ging. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit concludeert de raadsman conform het standpunt van de officier van justitie eveneens tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid en be-/verwerkt, dan wel – aldan niet opzettelijk – hennep aanwezig heeft gehad, dan wel anderen daar behulpzaam bij is geweest.
Uit het dossier komt naar voren dat in de schuur behorende bij de door haar gehuurde woning een hennepkwekerij is aangetroffen. Deze schuur was door haar partner aan derden verhuurd.
Allereerst zal de rechtbank beoordelen of zij opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, verwerkt of voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte ontkent dat zij wist dat er hennep werd gekweekt. Uit de verklaringen van de medeverdachte volgt niet dat verdachte op de hoogte was of kon zijn van hetgeen zich daadwerkelijk in de schuur afspeelde. Verdachte had mitsdien geen opzet.
Ten aanzien van de telastegelegde schuldvariant van de overtreding van de opiumwet overweegt de rechtbank alsvolgt. Verdachte heeft verklaard dat zij geen sleutel van de schuur had, hetgeen door het dossier niet wordt weersproken. Verdachte had derhalve geen toegang tot de schuur en geen beschikkingsmacht over de (inhoud) van de schuur.
Het bestanddeel aanwezig hebben kan daarom niet worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
feit 2
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. J.M.L. van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 mei 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. primair
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur
achter de woning aan [adres]), (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 600 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur achter de woning aan [adres]), (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 600 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te Hilversum, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;