Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2015, stond de verdachte terecht voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk kweken en/of voorhanden hebben van hennep in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012, en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit in dezelfde periode. Tijdens de zitting op 8 mei 2015 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om hennep te telen, en dat de diefstal van elektriciteit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdediging steunde deze conclusie en voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en geen toegang had tot de schuur waar de hennep werd gekweekt.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte met betrekking tot het telen van hennep. De verdachte had verklaard dat zij niet wist dat er hennep werd gekweekt en dat zij geen sleutel had van de schuur. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de hennepkwekerij, aangezien er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de activiteiten in de schuur. Evenzo oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.