ECLI:NL:RBMNE:2015:3915

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
16-659457-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit: Veroordeling en vrijspraak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2015, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 600 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 mei 2015, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het kweken en/of voorhanden hebben van hennep en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van het kweken van hennep en de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren in het dossier.

De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk 600 hennepplanten aanwezig had in een schuur achter zijn woning. De verdachte had dit feit bekend en de verdediging had geen vrijspraak bepleit. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en sprak de verdachte vrij van het tweede feit. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659457-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1948] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
raadsman mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 mei 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 samen met anderen opzettelijk hennep heeft gekweekt en/of voorhanden heeft gehad, dan wel dat verdachte anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep;
feit 2 in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 samen met anderen wederrechtelijk elektriciteit heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 600 hennepplanten en baseert zich daarbij op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld en bewerkt. Verdachte dient van dat onderdeel van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken te worden. Voorts acht de officier van justitie het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient daarvan eveneens vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het bewijs van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
vrijspraak feit 2
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring feit 1 primair
Nu verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen opzettelijk 600 hennepplanten aanwezig heeft gehad en baseert zich daarbij op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 mei 2015;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 6 proces-verbaalnummer PL14ZD-2012043696;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10 tot en met 13 proces-verbaalnummer PL14ZD-2012043696;
  • het proces-verbaal Opiumwet, pagina 38 proces-verbaalnummer PL14ZD-2012043696.
partiele vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid en be-/verwerkt. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een schuur
achter de woning aan [adres], een hoeveelheid van in totaal 600 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1 primair medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de geëiste werkstraf deels voorwaardelijk op te leggen. De raadsman acht een voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk en wenselijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen anderen gedurende een periode schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van in totaal 600 hennepplanten, welke in een illegale kwekerij in zijn schuur stonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Voorts levert een kwekerij waarbij de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eenmaal eerder, lange tijd geleden, is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van druggerelateerde feiten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het door de reclassering Nederland over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 15 december 2014. De reclassering adviseert om verdachte een werkstraf op te leggen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor een het kweken en telen van 600 hennepplanten, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank zal nu verdachte wordt vrijgesproken van het kweken en telen van hennep en veroordeeld wordt voor het aanwezig hebben van hennep, mede gelet op zijn leeftijd en strafblad, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte en de ouderdom van het feit, geen aanleiding voor een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis opeggen,

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. J.M.L. van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 mei 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur
achter de woning aan [adres]), (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 600 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur achter de woning aan [adres]),
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 600 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te [woonplaats], in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde schuur voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2012 tot en met 8 november 2012 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;