ECLI:NL:RBMNE:2015:3913

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
16-659458-14 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte een bedrag van € 3.600,00 aan de Staat zou betalen, als zijnde het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verhuur van haar schuur. De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen, verwijzend naar de vrijspraak in de strafzaak. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 8 mei 2015 was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, waardoor niet kon worden vastgesteld dat zij wederrechtelijk voordeel had verkregen. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659458-14 (ontneming)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1952] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
raadsman mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen

1.Deprocedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/659458-14 waaruit blijkt dat [verdachte] op 22 mei 2015 door de rechtbank is vrijgesproken van - kort gezegd - het medeplegen van en de medeplichtigheid aan hennepteelt en het medeplegen van diefstal van elektriciteit;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, registratienummer 2012043696, pagina 94 tot en met 102 van proces-verbaalnummer PL14ZD-2012043696;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2015;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is [verdachte] gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 340.219,20.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar vordering gewijzigd, strekkende tot het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 3.600,00. Dit bedrag is de huuropbrengst die verdachte gedurende 18 maanden, à € 200,00 per maand, heeft ontvangen voor de verhuur van haar schuur.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak, de vordering af te wijzen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bij vonnis van 8 mei 2015 is vrijgesproken van de haar - in dit kader relevante - ten laste gelegde feiten. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen zoals is uiteengezet in het rapport van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

3.De beslissing.

De rechtbank:
Wijst afde schriftelijke vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. J.M.L. van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 mei 2015.