ECLI:NL:RBMNE:2015:3895

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
393161 / HA RK 15-123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen kantonrechters in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van kantonrechters door een verzoeker. De rechtbank ontving op 15 mei 2015 een e-mail van de verzoeker waarin hij aangaf de kantonrechters te willen wraken. De wrakingskamer heeft de verzoeker op 18 mei 2015 de gelegenheid gegeven om zijn verzoek aan te vullen met de namen van de rechters en de gronden voor zijn verzoek. De verzoeker heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

De rechtbank heeft de toepasselijke normen voor wraking uiteengezet, waaronder artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het ontbreken van onpartijdigheid kan worden aangenomen indien er feiten of omstandigheden zijn die de vrees van de verzoeker rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

In dit geval heeft de verzoeker geen specifieke namen van de kantonrechters genoemd en geen gronden aangevoerd voor zijn verzoek. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 393161 / HA RK 15-123
beschikking van 1 juni 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op verzoek tot wraking door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de e-mailberichten van verzoeker van 15 mei 2015.
Bij e-mailbericht van 18 mei 2015 heeft de wrakingskamer verzoeker tot 27 mei 2015 in de gelegenheid gesteld zijn verzoek aan te vullen met de naam van de rechter(s) waar zijn verzoek op ziet en de gronden waarop dit verzoek is gebaseerd. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

2.Het wrakingsverzoek

Bij e-mailbericht van 15 mei 2015 bericht verzoeker dat hij de kantonrechters in zijn verzoek wraakt. Daarna bericht hij, eveneens per e-mail, dat hij zichzelf als bewindvoerder aanwijst.

3.De beoordeling

3.1.
Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). Daarin is bepaald dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten of omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
In het tweede lid van artikel 39 Rv. is bepaald dat de verzoeker en de rechter van wie de wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Hiermee is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in het geding is. Het in deze bepaling opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.4.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank aanleiding om - in afwijking van het in artikel 39 lid 2 Rv. neergelegde uitgangspunt - uitspraak te doen over het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
3.5.
Allereerst bericht verzoeker in zijn e-mailbericht van 15 mei 2015 alleen dat hij de kantonrechters wraakt in zijn verzoek.
3.6.
Vervolgens heeft hij geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om zijn wrakingsverzoek aan te vullen door aan te geven op welke kantonrechter(s) zijn verzoek betrekking heeft en wat de gronden voor zijn verzoek tot wraking zijn. Bij voormeld e-mailbericht van 18 mei 2015 is verzoeker erop gewezen dat zijn verzoek (kennelijk) niet-ontvankelijk danwel (kennelijk) ongegrond kan worden verklaard indien er geen reactie wordt ontvangen.
3.7.
In het tweede lid van artikel 37 Rv. is bepaald dat het wrakingsverzoek gemotiveerd moet zijn. Artikel 4.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank bepaalt eveneens dat het verzoek gemotiveerd moet zijn en voorts dat de naam van iedere rechter op wie het betrekking heeft moet worden vermeld. Verzoeker heeft in zijn verzoek geen naam vermeld van de kantonrechter(s). Evenmin zijn er gronden aangevoerd.
3.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan de voorzitter van de afdeling Familierecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 3734602 UT VERZ 15-134 dient te worden voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2015.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.