ECLI:NL:RBMNE:2015:3823
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- E. Druijf
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van Wmo-hulpverlening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die hulp bij het huishouden ontving van de gemeente Utrecht. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin haar hulp bij het huishouden werd verminderd van 6 uur per week naar 2 uur per week. De verzoekster stelde dat deze vermindering zou leiden tot vervuiling van haar woning en dat er geen zorgvuldig adviestraject had plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Hoewel de verzoekster stelde dat haar situatie zou verslechteren door de vermindering van de hulp, was er geen acute noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekster niet had aangetoond dat er een medische noodsituatie dreigde en dat de gestelde onzorgvuldigheid in het adviestraject niet voldoende was om het verzoek te honoreren.
De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening kan treffen als er sprake is van onverwijlde spoed, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.