Uitspraak
Beschikking van 27 mei 2015
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2],
mr. I.M.W. van Schuppen,werkzaam bij
Heuvelrug notarissen,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een aanwijzing op grond van artikel 4:210 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], traden op als vereffenaars van de nalatenschap van [A], die in 2014 was overleden. De verzoekers vroegen de kantonrechter om een aanwijzing te geven voor de verkoop en levering van onroerend goed uit de nalatenschap, omdat er bezwaren waren van verschillende schuldeisers tegen deze verkoop.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op basis van artikel 4:210 BW een aanwijzing alleen kan worden gegeven indien er sprake is van een gegronde reden. De verzoekers hadden in hun brief van 16 maart 2015 aangegeven dat de koper bereid was een hoger bedrag te betalen dan de executiewaarde van de woning, maar dat er bezwaren waren van schuldeisers. De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat er geen gegronde reden was om een aanwijzing te geven, aangezien de vereffenaars bevoegd zijn om het onroerend goed te verkopen en er geen aanwijzingen waren dat het aangeboden bedrag onredelijk was.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de vereffenaars afgewezen, omdat er geen gegronde reden was in de zin van artikel 4:210 BW. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.