ECLI:NL:RBMNE:2015:3599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
C-16-385038 - FL RK 15-119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering erkenning minderjarigen op basis van Somalisch recht en Nederlands recht

In deze zaak hebben verzoekers, afkomstig uit Somalië, een verzoek ingediend tot erkenning van hun minderjarige kinderen. Verzoeker 1 heeft de Nederlandse nationaliteit en verzoeker 2 is eerder traditioneel gehuwd in Somalië. De Gemeente Lelystad heeft de erkenning geweigerd omdat verzoeker 2 nog gehuwd zou zijn met haar eerste echtgenoot, van wie zij sinds 2009 geen contact meer heeft gehad. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 mei 2015, waarbij de verzoekers en hun advocaat aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen zijn geboren binnen het huwelijk van verzoeker 2 en haar eerste echtgenoot, en dat er geen bewijs is overgelegd dat dit huwelijk is ontbonden. Hierdoor kon verzoeker 1 de minderjarigen niet erkennen volgens het Nederlands recht.

De rechtbank heeft ook overwogen dat, hoewel verzoekers aanvoeren dat Somalisch recht van toepassing is, het Nederlands recht van toepassing is omdat de minderjarigen in Nederland zijn geboren. De rechtbank concludeert dat de ambtenaar van de burgerlijke stand terecht heeft geweigerd een erkenningsakte op te maken, aangezien er al twee juridische ouders zijn. Het verzoek van verzoekers om de erkenning door verzoeker 1 als vader van de minderjarigen werd afgewezen. De rechtbank merkte op dat als in een lopende procedure tot ontkenning van het vaderschap blijkt dat de eerste echtgenoot van verzoeker 2 niet de vader is, er geen belemmeringen zijn voor de erkenning door verzoeker 1.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen, en verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/385038 / FL RK 15-119
datum:

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoeker sub 1],

(hierna als verzoeker 1 aangeduid)
en
[verzoeker sub 2]
(hierna als verzoeker 2 aangeduid)
beiden wonende te [woonplaats],
advocaat mr. J.G. Wiebes,
en

GEMEENTE LELYSTAD,

gevestigd te Lelystad,
vertegenwoordigd door mevrouw Klaver en mevrouw De Vries,
belanghebbende.

Het procesverloop

Verzoekers hebben op 21 januari 2015 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift met bijlagen ingediend ex artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een brief van verzoekers van 20 januari 2015 met bijlagen.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 6 mei 2015.
Ter zitting zijn verschenen:
  • verzoekers met mr. Wiebes, en
  • mevrouw Klaver en mevrouw De Vries namens de gemeente.

Beoordeling van de zaak

Verzoekers hebben een affectieve relatie. Uit deze relatie zijn volgens verzoekers de navolgende thans minderjarige kinderen geboren:
  • [minderjarige 1], geboren [2012] in [geboorteplaats], en
  • [minderjarige 2], geboren [2014] in [geboorteplaats].
Verzoekers leggen het volgende aan hun verzoek ten grondslag. Verzoekers komen beiden uit Somalië. Verzoeker 1 heeft inmiddels de Nederlandse nationaliteit. Verzoekers zijn beiden eerder traditioneel gehuwd in Somalië respectievelijk Ethiopië. Verzoeker 2 heeft haar eerste echtgenoot voor het laatst gezien op 20 maart 2009. Zij heeft hem voor het laatste (telefonisch) gesproken in januari 2010. Daarbij heeft haar echtgenoot aangegeven dat hij inmiddels van haar gescheiden is. De huwelijken van verzoekers zijn op traditionele wijze ontbonden. Verzoekers hebben hier geen bewijs van. Verzoekers staan beiden in Nederland in de Basisregistratie personen geregistreerd als ongehuwd. Verzoeker 1 heeft de minderjarigen willen erkennen. De Gemeente Lelystad heeft dit geweigerd omdat uit brondocumenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst volgt dat verzoekers beiden gehuwd zijn. Verzoekers hebben vervolgens beiden een procedure tot echtscheiding in gang gezet. Bij beschikking van [2015] is de echtscheiding van verzoeker 2 uitgesproken. Een informatieverzoek in het kader van die procedure is door de gemeente opgevat als een verzoek tot erkenning van de minderjarigen door verzoeker 1. Dit verzoek is door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgewezen bij besluit van 12 december 2014. In het besluit wordt aangegeven dat de ambtenaar van de burgerlijke stand uitsluitend een erkenningsakte mag opmaken wanneer aan een aantal eisen is voldaan. Een van die eisen is dat verzoeker 2 niet gehuwd mag zijn met een andere man dan de erkenner. Volgens het rapport van het eerste verhoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft verzoeker 2 verklaard dat zij gehuwd is met [A]. Er is geen document overgelegd waaruit volgt dat dit huwelijk is ontbonden waardoor er vanuit moet worden gegaan dat de minderjarigen gedurende dit huwelijk zijn geboren. Verzoeker 1 kan de minderjarigen dan ook niet erkennen.
Los van de vraag of verzoeker 2 ten tijde van de geboorte reeds gescheiden was, achten verzoekers het volgende van belang. Ingevolge Somalisch recht is een kind wettig indien het binnen het huwelijk en minstens 180 dagen na de huwelijkssluiting is geboren en geen sprake is van een daadwerkelijke hindernis waardoor het feitelijk samenzijn onmogelijk was in de periode vanaf twaalf maanden voor de geboorte tot aan 180 dagen voor de geboorte. Verzoeker 2 heeft haar eerste echtgenoot sinds 20 maart 2009 niet meer gezien, sinds januari 2010 heeft zij geen enkel contact meer met hem en hij is niet op de hoogte van de geboorte van de minderjarigen noch heeft hij zijn instemming verleend aan hun geboorte. Verzoekers zijn dan ook van mening dat er sprake is van een hindernis waardoor de minderjarigen niet kunnen worden aangemerkt als wettige kinderen uit het huwelijk van verzoeker 2 en haar eerste echtgenoot. De ambtenaar van de burgerlijke stand te Lelystad heeft verzoeker 1 dan ook ten onrechte niet toegelaten tot de erkenning van de minderjarigen.
Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij een verzoek hebben ingediend voor de ontkenning van het vaderschap. In die zaak is een bijzonder curator benoemd. Dat verzoek wordt ingetrokken als onderhavig verzoek wordt toegewezen. Het is onbekend welke nationaliteit verzoeker 2 heeft en welke nationaliteit haar eerste echtgenoot heeft.
De gemeente heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft terecht het opmaken van een erkenningsakte geweigerd. Verzoeker 2 mag niet gehuwd zijn met een andere man dan de erkenner. Uit het rapport van de Immigratie- en Naturalisatiedienst blijkt echter dat verzoeker 2 wel gehuwd is met een andere man. Nu er geen document is overgelegd waaruit blijkt dat het huwelijk is ontbonden, zijn de minderjarigen staande dit huwelijk geboren. In artikel 1:204 van het Burgerlijk Wetboek zijn de vernietigingsgronden voor de erkenning opgenomen. De ambtenaar van de burgerlijke stand mag niet meewerken aan het opmaken van een erkenningsakte wanneer hij/zij met het bestaan van een vernietigingsgrond bekend is. Nu de minderjarigen al twee juridische ouders hebben, is het opmaken van de akte terecht geweigerd. De gemeente is van mening dat er eerst een procedure moet worden opgestart voor ontkenning van het vaderschap en vervolgens tot het vaststellen van het vaderschap.
De rechtbank overweegt als volgt.
Toepasselijk recht
Uit hetgeen verzoekers aanvoeren begrijpt de rechtbank dat verzoekers van mening zijn dat Somalisch recht dient te worden toegepast op hun verzoek.
Op grond van artikel 10:92 van het Burgerlijk Wetboek dient de vraag of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het geboren is en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap verbonden is geweest te worden bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien dit ook ontbreekt door het recht van de gewone verblijfplaats van het kind. Het tijdstip van de geboorte van het kind is hierbij bepalend.
De rechtbank is van oordeel dat de nationaliteit van de eerste echtgenoot van verzoeker 2 en verzoeker 2 zelf niet is vast komen te staan en ook niet blijkt uit de stukken. De rechtbank concludeert derhalve dat er geen sprake is van een gemeenschappelijke nationaliteit van verzoeker 2 en haar eerste echtgenoot. De minderjarigen zijn in Nederland geboren zodat er vanuit kan worden gegaan dat verzoeker 2 haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Gesteld noch gebleken is dat de voormalig echtgenoot van verzoeker 2 ten tijde van de geboorte van de minderjarigen zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Er is dus geen sprake van een gezamenlijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van de minderjarigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, nu wel vast staat dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, het Nederlands recht van toepassing is.
Artikel 1:27 Burgerlijk Wetboek
Op grond van artikel 1:27 van het Burgerlijk Wetboek hebben belanghebbenden de bevoegdheid om binnen zes weken na de verzending van een besluit van een ambtenaar van de burgerlijke stand om op grond van artikel 18b of 20c te weigeren een akte van de burgerlijke stand op te maken, een latere vermelding van een akte toe te voegen of, buiten het geval van sluiting van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap en dat van afgifte van een afschrift of een uittreksel, aan een verrichting mee te werken, zich bij verzoekschrift te wenden tot de rechtbank binnen welker rechtsgebied de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen.
Uit artikel 1:18 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een ambtenaar van de burgerlijke stand mag weigeren wanneer hij meent dat de partijen of de belanghebbende in gebreke is met het overleggen van vereiste bescheiden of dat deze bescheiden ongenoegzaam zijn of wanneer hij meent dat de Nederlandse openbare orde zich daartegen verzet.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2015 is het huwelijk van verzoeker 2 met haar eerste echtgenoot ontbonden. Op grond van het Nederlands recht dient er derhalve van worden uitgegaan dat de minderjarigen geboren zijn staande het huwelijk. Op grond van artikel 1:204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek kan verzoeker 1 de minderjarigen niet erkennen nu er reeds twee ouders zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand terecht heeft geweigerd een erkenningsakte op te maken. Het verzoek van verzoekers om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Lelystad te gelasten het register Basisadministratie Personen aan te vullen met een akte inhoudende de erkenning door verzoeker 1 als vader van de minderjarigen zal dan ook worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Verzoekers zijn een procedure tot ontkenning van het vaderschap gestart. Ter zitting heeft de gemeente aangegeven dat zij ook niet gelooft dat de minderjarigen van de eerste echtgenoot van verzoeker 2 zijn. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat, als uit de procedure tot ontkenning van het vaderschap blijkt dat de eerste echtgenoot van verzoeker 2 niet de vader van de minderjarigen is, er geen belemmeringen zijn voor de erkenning van de minderjarigen door verzoeker 1.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. A.M. Crouwel, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M.T. Damman, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

Hoger beroep

Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.