Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 april 2015
- de brief van de heer [A] van 13 april 2015
- het verschoningsverzoek van mr. Fijnheer.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 8 mei 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, uitspraak gedaan in een verschoningszaak. Het verzoek tot verschoning werd ingediend door mr. B. Fijnheer, kantonrechter, naar aanleiding van een procedure die op 13 april 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de kantonrechter de echtgenote van de betrokkene kende, wat aanleiding gaf tot de vraag of zij onpartijdig kon oordelen. De kantonrechter besloot zich te verschonen, maar wilde eerst de standpunten van de partijen horen. De vertegenwoordiger van de CVOM refereerde zich aan het oordeel van de kantonrechter, terwijl de betrokkene en zijn echtgenote de behandeling van de zaak wilden voortzetten. Na de zitting diende de betrokkene een brief in, waarin hij aangaf dat hij zich beperkt voelde in zijn pleidooi, wat leidde tot het indienen van het verschoningsverzoek.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er sprake van een zodanige bekendheid van de kantonrechter met de echtgenote van de betrokkene dat zij zich niet vrij voelde om een beslissing te nemen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot verschoning gegrond was en heeft dit verzoek toegewezen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.