ECLI:NL:RBMNE:2015:3470

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
WK 2015/19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van mr. B. Fijnheer in verband met persoonlijke bekendheid met betrokkene

Op 8 mei 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, uitspraak gedaan in een verschoningszaak. Het verzoek tot verschoning werd ingediend door mr. B. Fijnheer, kantonrechter, naar aanleiding van een procedure die op 13 april 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de kantonrechter de echtgenote van de betrokkene kende, wat aanleiding gaf tot de vraag of zij onpartijdig kon oordelen. De kantonrechter besloot zich te verschonen, maar wilde eerst de standpunten van de partijen horen. De vertegenwoordiger van de CVOM refereerde zich aan het oordeel van de kantonrechter, terwijl de betrokkene en zijn echtgenote de behandeling van de zaak wilden voortzetten. Na de zitting diende de betrokkene een brief in, waarin hij aangaf dat hij zich beperkt voelde in zijn pleidooi, wat leidde tot het indienen van het verschoningsverzoek.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechters zich kunnen verschonen op basis van feiten of omstandigheden die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er sprake van een zodanige bekendheid van de kantonrechter met de echtgenote van de betrokkene dat zij zich niet vrij voelde om een beslissing te nemen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot verschoning gegrond was en heeft dit verzoek toegewezen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Lelystad
Zaaknummer: WK 2015/19
Rekestnummer: 390633 / HA RK 15-83
beslissing van 8 mei 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 Algemene wet bestuursrecht van:
MR. B. FIJNHEER,
kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 april 2015
  • de brief van de heer [A] van 13 april 2015
  • het verschoningsverzoek van mr. Fijnheer.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Op 13 april 2015 heeft de behandeling van het door [A] ingestelde beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met CJIB-nummer [CJIB-nummer] plaatsgevonden. Het proces-verbaal vermeldt dat de kantonrechter voorafgaand aan de behandeling heeft meegedeeld dat zij de echtgenote van betrokkene kent omdat die echtgenote en zij, de kantonrechter, een aantal jaren geleden collega’s waren. De kantonrechter ziet hierin reden om zich zelf te verschonen, maar wenst eerst de standpunten van partijen te vernemen. De zittingsvertegenwoordiger van de CVOM refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter. Betrokkene wenst over te gaan tot verdere behandeling van de zaak omdat hij een halve dag vrij heeft moeten nemen om hier aanwezig te zijn. De echtgenote van betrokkene vindt ook dat de behandeling doorgang kan vinden. De kantonrechter is vervolgens overgegaan tot inhoudelijke behandeling van de zaak en heeft meegedeeld dat de beslissing binnen twee weken zal worden toegezonden.
2.2.
Bij brief van 13 april 2015, verstuurd na de behandeling ter zitting, stelt betrokkene dat hij het gevoel heeft gehad dat hij beperkt is geweest in het houden van zijn pleidooi omdat zijn echtgenote niets meer mocht zeggen, terwijl zij als juriste feitelijk alles voorbereid had. Om die reden verzoekt betrokkene om een nieuwe behandeling.
2.3.
Voormelde brief van betrokkene heeft de kantonrechter aanleiding gegeven om het onderhavige verschoningsverzoek in te dienen.

3.De beoordeling

3.1.
In artikel 8:19 lid 1 Awb is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 Awb. In artikel 8:15 Awb is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van mr. Fijnheer blijkt dat sprake is van zodanige bekendheid met de echtgenote van betrokkene dat zij zich daardoor niet meer voldoende vrij voelt om in onderhavige zaak te beslissen. De rechtbank ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning gelegen. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van mr. B. Fijnheer tot verschoning toe;
Deze beslissing is gegeven door de mrs. O.E. Mulder, P.S. Elkhuizen-Koopmans en C.A. de Beaufort in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Weistra en in openbaar uitgesproken op 8 mei 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.