Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 januari 2015,
- de akte van [eiser] van 25 februari 2015,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 1 april 2015.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee maten van een maatschap. De rechtbank heeft de maatschap ontbonden en de verdeling van het maatschapsvermogen vastgesteld. De eiser, die in conventie optreedt, heeft verzocht om toedeling van het volledige vermogen van de maatschap aan hem, terwijl de gedaagde, die in reconventie optreedt, zich verzet tegen deze toedeling. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 21 januari 2015 reeds geoordeeld dat aan geen van beide partijen in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt voor de ontbinding van de maatschap. Dit oordeel heeft geleid tot de beslissing dat de maatschap zal worden ontbonden en dat het vermogen zal worden verdeeld op basis van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de eiser zwaarder wegen, onder andere omdat hij langer afhankelijk is van de maatschap voor zijn inkomen en de continuïteit van de praktijk kan waarborgen. De rechtbank heeft ook een vergoeding wegens overbedeling aan de gedaagde toegekend, die is vastgesteld op € 230.000,00, te betalen in termijnen. Daarnaast zijn er bepalingen opgenomen over de taxatie van het Pand en de verdeling van de activa van de maatschap. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.J. Neijt.