Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Beslissing
alleten laste gelegde feiten niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van phishing, oplichting en diefstal van geld van verschillende bankrekeningen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte had als medewerker bij een bank toegang tot klantgegevens van 14 van de 15 slachtoffers, wat op zichzelf al verdacht leek. Echter, de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor betrokkenheid bij de strafbare feiten. De pingberichten die op de computer van de verdachte waren aangetroffen, konden niet als bewijs worden gebruikt, omdat ze dateren van vóór de periode waarin de ten laste gelegde feiten zouden zijn gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de feiten had begaan, en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om beschuldigingen van oplichting en fraude.