In deze zaak hebben verzoekers op 21 januari 2015 een verzoek ingediend tot het uitspreken van een dwangakkoord in het kader van hun schuldsaneringsregeling. De verzoekers, een echtpaar met een inwonende zoon, hebben een aanzienlijke schuldenlast van € 35.617,32, bestaande uit één preferente en 21 concurrente vorderingen. Tijdens de zitting op 16 april 2015 zijn de verzoekers verschenen, maar de schuldeisers zijn niet op komen dagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling die aan de schuldeisers is aangeboden, niet alle schulden en schuldeisers correct in aanmerking heeft genomen. Bovendien is gebleken dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een bevoorrechte positie heeft gekregen, omdat het niet verplicht is om finale kwijting te verlenen, terwijl andere schuldeisers dat wel moeten doen. Dit leidt tot een ongelijke behandeling van de schuldeisers, wat in strijd is met de wettelijke vereisten voor een dwangakkoord. De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing aan te houden tot 23 juli 2015, zodat verzoekers de gelegenheid krijgen om de gebreken in hun aanbod te herstellen. Dit houdt in dat zij de spaarcapaciteit opnieuw moeten berekenen, de schuldenlijst moeten aanvullen en een nieuwe regeling moeten opstellen die voor alle schuldeisers gelijkluidend is, tenzij schriftelijke instemming is verkregen voor ongelijkheid.