Op 13 mei 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekers en de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekers, woonachtig te [woonplaats], hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 13 maart 2015. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de verstrekking van hun persoonsgegevens zou worden verboden, met de mogelijkheid van een dwangsom per overtreding.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen, dat de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is. Tevens is artikel 8:81 van de Awb besproken, dat de voorzieningenrechter de bevoegdheid geeft om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist.
In deze zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft dan ook besloten om het verzoek zonder verder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 mei 2015, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.