ECLI:NL:RBMNE:2015:3367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2008
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit huurtoeslag en verstrekking persoonsgegevens

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin hun huurtoeslag over het jaar 2011 definitief op nihil is vastgesteld en een terugvordering van teveel betaalde voorschotten is gedaan. De rechtbank heeft op 13 mei 2015 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, omdat hun belang in de bescherming van persoonsgegevens ligt, terwijl het besluit betrekking heeft op de huurtoeslag van een derde, [A]. De rechtbank concludeert dat eisers niet voldoen aan de criteria van belanghebbendheid zoals vastgelegd in de Awb, en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat de bezwaren van eisers tegen de verstrekking van hun verzamelinkomens aan [A] moeten worden opgevat als verzoeken op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbpr). Verweerder dient hier nog op te beslissen. De rechtbank wijst erop dat eisers, na de beslissing van verweerder, de mogelijkheid hebben om bezwaar te maken tegen die besluiten. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/2008

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2015 in de zaak tussen

[eisers], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: H. van der Deen),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: I.M. Genee).

Procesverloop

Eisers hebben tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 maart 2015 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Bij besluit van 23 mei 2014 is het bedrag aan huurtoeslag van [A] over het jaar 2011 definitief vastgesteld op nihil en het teveel betaalde bedrag aan voorschotten ter hoogte van € 598,- teruggevorderd. Hiertegen is door de gemachtigde, namens [A], bezwaar gemaakt bij brief van 26 juni 2014. Op dit bezwaar is beslist bij brieven van 16 januari 2015 en 13 maart 2015, die door verweerder samen als één beslissing op bezwaar worden aangemerkt. Het is de rechtbank niet bekend of [A] tegen deze beslissing op bezwaar beroep heeft ingesteld.
3. Bij besluit van 14 november 2014 is de definitief berekende huurtoeslag over het jaar 2012 van [A] herzien naar nihil en het teveel betaalde bedrag aan voorschotten ter hoogte van € 558,- teruggevorderd. Hiertegen heeft de gemachtigde, bij brief van 6 november 2014, bezwaar gemaakt namens [A]. Op dit bezwaarschrift is, voor zover de rechtbank bekend, nog niet beslist.
4. Bij brief van 28 juli 2014 heeft de gemachtigde namens eisers bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van de verzamelinkomens van eisers in het besluit van 23 mei 2014. Bij brief van 5 november 2014 heeft de gemachtigde ten aanzien van dit bezwaarschrift toegevoegd dat wordt verzocht om op grond van artikel 36, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbpr) binnen vier weken te beslissen.
5. Bij brief van 5 november 2014 heeft de gemachtigde namens eisers bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van de verzamelinkomens van eisers in het besluit van 14 november 2014. Daarbij is verzocht om op grond van artikel 36, tweede lid, van de Wbrp, binnen vier weken een nieuwe beschikking te verstrekken waarin de persoonsgegevens van eisers zijn verwijderd dan wel afgeschermd.
6. Bij schrijven van 15 april 2015 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen het bestreden besluit omdat verweerder daarin, zonder de toestemming van eisers en ondanks de eerder ingediende bezwaren, voor de derde maal de verzamelinkomens van eisers heeft verstrekt aan hun voormalige huurder [A]. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te verbieden hun persoonsgegevens te verstrekken, de afgegeven beschikkingen te laten vervangen door nieuwe beschikkingen voor [A], waarin de gegevens van eisers zijn verwijderd dan wel afgeschermd, en de geleden privacyschade te compenseren.
7. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende beroep kan instellen bij de bestuursrechter. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is als belanghebbende aangemerkt degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. Om als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te worden aangemerkt, moet er volgens vaste rechtspraak sprake zijn van een voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang, dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
8. Uit het beroepschrift en de stukken blijkt dat het belang waarin eisers beschermd willen worden ligt in de bescherming van hun persoonsgegevens. Het besluit waartegen eisers beroep hebben ingesteld ziet echter niet op het al dan niet terecht verstrekken van die persoonsgegevens, maar op het recht op huurtoeslag van [A] over het jaar 2011. Eisers zijn daarom geen rechtstreeks belanghebbenden bij het bestreden besluit. Dat er persoonsgegevens van eisers in het bestreden besluit vermeld staan is onvoldoende om als belanghebbende bij dat besluit in de zin van artikel 1:2 van de Awb te worden aangemerkt. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de bezwaren van 28 juli 2014 en 5 november 2014 en het beroep tegen het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank dienen te worden opgevat als verzoeken in de zin van artikel 36, tweede lid van de Wbpr. Verweerder zal daar nog besluiten op dienen te nemen. Nadat verweerder besluiten heeft genomen op de verzoeken van eisers hebben eisers, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 45 van de Wbpr, de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.