ECLI:NL:RBMNE:2015:335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
UTR 15/333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning voor ijsbaan

Op 22 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak waarin een omwonende bezwaar maakte tegen de evenementenvergunning die de burgemeester van de gemeente Baarn had verleend voor het organiseren van een ijsbaan. De omwonende vreesde voor geluidoverlast van schaatsers en het bijbehorende restaurant en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de omwonenden door de burgemeester voldoende waren meegewogen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

De burgemeester had op 7 januari 2015 een evenementenvergunning verleend aan de derde-partij, No Name Events B.V., voor het organiseren van een evenement van 24 januari tot en met 1 maart 2015. De omwonende voerde aan dat de geluidoverlast, veroorzaakt door de ijsbaan en het restaurant, onacceptabel zou zijn, vooral gezien de nabijheid van zijn woning. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bij de besluitvorming rekening had gehouden met de relevante belangen en dat de geluidsvoorschriften die aan de vergunning waren verbonden, voldoende bescherming boden voor de omwonenden.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het niet aan de bestuursrechter is om de belangen zelf af te wegen, maar enkel te toetsen of het besluit in strijd is met wettelijke voorschriften. De rechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en dat de belangen van de omwonenden voldoende waren gewaarborgd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er werd geen rechtsmiddel tegen de uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/333
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 januari 2015 in de zaak tussen
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
en
de burgemeester van de gemeente Baarn, verweerder
(gemachtigden: P. Janse, A.J. van Hardeveld en L.D. Kok).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: No Name Events B.V., te Soest (gemachtigden: mr. A.C. de Kanter, R. van Uden en F. Brouwers).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan derde-partij een evenementenvergunning verleend voor het organiseren van het evenement [evenement] op de locatie [locatie]. Dit evenement wordt gehouden van 24 januari 2015 tot en met 1 maart 2015. Aan de vergunning zijn een aantal voorschriften verbonden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Vooropgesteld wordt dat verweerder bij de besluitvorming over een evenement zoals dit zich moet richten naar de belangen, genoemd in de relevante artikelen van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Baarn. Verweerder moet voldoen aan de eisen die aan behoorlijke besluitvorming worden gesteld, zoals onder meer bepaald in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen, en artikel 3:4, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt. Verder is in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb bepaald dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
3. Het is niet aan de bestuursrechter om de betrokken belangen zelf af te wegen of zijn oordeel in de plaats te stellen van het oordeel van verweerder. De rechter moet zich bij de beoordeling van de belangenafweging in een geval als dit terughoudend opstellen en alleen toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van zo’n onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen dat verweerder niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Er is dus sprake van een terughoudende toetsing in deze situatie.
4. Verzoeker voert aan dat hij vreest voor geluidoverlast, nu de ijsbaan direct naast zijn huis komt te liggen, slechts gescheiden door een enkelsteens wandje van amper 2 m hoog. De geluidoverlast die hij vreest, zit vooral in het geluid van schaatsers en schaatsertjes en geluid van het restaurant/terras. Verzoeker wijst in dat verband op de ruime openingstijden, zodat hij gedurende vijf weken, grote delen van de dag in mogelijke geluidsoverlast zit. Wat verzoeker daarnaast verwondert is dat het besluit pas een week voordat de werkzaamheden zouden plaatsvinden is gepubliceerd in de Baarnsche Courant, zodat een bezwaar op voorhand zinloos is.
5. Wat geluidoverlast betreft heeft verweerder in zijn besluit in voorschriften 29 en 30 geluidgrenzen opgenomen die kort gezegd hierop neerkomen dat het geluid van de hele ijsbaan, minus menselijk geluid, een equivalent geluid (inclusief muziekcorrectiefactor) op de gevel van 50 dB(A) overdag en 45 dB(A) vanaf 19.00 uur mag voortbrengen, terwijl specifiek voor muziek een equivalent geluidniveau (exclusief muziekcorrectiefactor) van maximaal 70 dB(A) op 5 meter afstand van de boxen is bepaald. De schaatsbaan zelf mag tot 21.00 uur open zijn, daarna gaan de lichten uit (voorschrift 28). Wat de geluidproductie van mensen betreft geldt dat in de voorschriften 1 en 4 is bepaald dat derde-partij verantwoordelijk is voor een goede gang van zaken, ordelijk verloop en toezicht.
6. Het huis van verzoeker bevindt zich aan de zijde van het terrein waar de achterkant/opslagplaats van het restaurant is. Vervolgens komt het restaurant, dan het terras en vervolgens de ijsbaan zelf. De afstand tussen het huis van verzoeker en de ijsbaan is 44 m, de afstand tussen dat huis en het begin van het terrein (achterkant van de opslag van het restaurant) is 5,5 m. De opgelegde geluidvoorschriften wijken niet af van wat gebruikelijk is voor permanente inrichtingen in een omgeving als deze, mede gelet op wat verweerder ter zitting heeft toegelicht over het achtergrondgeluid, onder andere veroorzaakt door verkeersgeluid van de [straat] en ter plaatse aanwezige horeca. Op grond van de aanvraag moet worden uitgegaan van de aanwezigheid van ongeveer 200 mensen per dag, die niet allen tegelijkertijd aanwezig zullen zijn; gelet op de omvang van het terrein zullen er ook niet al te grote hoeveelheden mensen tegelijkertijd aanwezig kunnen zijn. Hoewel begrijpelijkerwijs verzoeker onzeker is over wat hem boven het hoofd hangt gedurende vijf weken, moet toch worden geoordeeld dat in de eerste plaats zo’n tijdvak een overzienbare periode is en in de tweede plaats dat het tegengaan van mogelijke overlast in de vergunning redelijk streng is geregeld. Derde-partij heeft meermalen verklaard steeds bereikbaar te zullen zijn, dan wel in persoon, dan wel via personeel, om in geval van een situatie die verzoeker of een andere omwonende als overlast ervaart, zo snel mogelijk te kunnen ingrijpen. Derde-partij wil graag een “goede buur” zijn.
7. Verweerder heeft al bij al in redelijkheid kunnen vinden dat de belangen van omwonenden, onder wie verzoeker, voldoende zijn gewaarborgd, zodat meer gewicht moet worden toegekend aan de belangen aan de zijde van zowel de gemeente, als de inwoners die van de ijsbaan gebruik willen maken, als derde-partij.
8. Dat het besluitvormingsproces pas vlak voor de beoogde opening van de ijsbaan is afgerond, zodat verzoeker pas laat op de hoogte raakte, is het gevolg geweest van onder andere bestuurlijke afstemming met bijvoorbeeld de brandweer. Dat is op zichzelf verweerder niet te verwijten, maar het heeft wel begrijpelijkerwijs bij verzoeker het gevoel opgeroepen overvallen te zijn.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.