ECLI:NL:RBMNE:2015:3329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
16-661404-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk bewerken en verwerken van hennep en winkeldiefstal met overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2015, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het opzettelijk bewerken en verwerken van hennep en voor winkeldiefstal. De zaak begon met een politieonderzoek op 17 april 2013, waar verbalisanten een sterke hennepgeur waarnamen bij een perceel in [woonplaats]. Na onderzoek werden er hennepplanten en -resten aangetroffen in een schuur op het terrein van de schoonvader van de verdachte. De verdachte verklaarde aanwezig te zijn geweest en betrokken te zijn bij het knippen van hennep. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van het bewerken van hennep, gezien de organisatie en samenwerking met anderen op het terrein.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor winkeldiefstal, gepleegd op 2 november 2012, waarbij hij handschoenen en een muts had gestolen uit een winkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze diefstal, mede op basis van camerabeelden waarop hij herkenbaar was. De rechtbank vond de feiten bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De eis van de officier van justitie was een gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 180 uren, met vervangende hechtenis van 90 dagen, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661404-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1990] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres], [postcode] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Als raadsman van verdachte is aanwezig mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht (waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. M.H.H. Meulemeesters), die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen hennepplanten en/of hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt of aanwezig gehad.
Feit 2: handschoenen en een muts heeft gestolen bij [bedrijf].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Op basis van de inhoud van het dossier kan niet vastgesteld worden ten aanzien van welke (hoeveelheid) hennep, aangetroffen op verschillende locaties, verdachte wetenschap zou hebben gehad. Ten aanzien van feit 2 acht de raadsman de diefstal van de muts op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank betreffende de ten laste gelegde diefstal van de handschoenen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 1
Op 17 april 2013 ruiken verbalisanten op de [straat] te [woonplaats] een sterke hennepgeur. Na onderzoek blijkt deze geur te komen vanaf het perceel [adres]. Verbalisant [verbalisant 1] spreekt ter plaatste de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vertelt dat hij de honden op moet sluiten voordat de verbalisanten het terrein op kunnen komen. Het duurde ongeveer 15 minuten voordat de verbalisant [medeverdachte 1] weer zag. Vervolgens zag hij meerdere personen van achter een schuur op het terrein wegrennen. [2]
De hennepgeur was afkomstig uit de schuur waar de personen vandaan kwamen rennen. In de schuur werd gedroogd hennepafval in zakken en hennepresten verspreid op de snijtafel en grond aangetroffen. Ook hingen er meerdere rijen hennep aan een waslijn te drogen. [3] Het perceel is doorzocht en hierbij is onder andere in beslag genomen:
  • in de woning, centrale hal begane grond: een zwarte zak henneptoppen,
  • in de woning, centrale hal begane grond: een doorzichtige zak henneptoppen,
- in de woning, kastenkamer 1e verdieping: losse hennep, [5]
  • in de schuur/stalruimte, ruimte B, opslagruimte: een zilveren bak met henneptoppen,
  • in de schuur/stalruimte, ruimte B, opslagruimte: een kartonnen doos met henneptoppen,
- in de schuur/kantoorruimte, ruimte A, ingang/gereedschapsopslag: een hoeveelheid hennep, [7] te weten 230 hennepplanten. [8]
Van de aangetroffen hennep zijn monsters genomen. Deze zijn getest en vastgesteld is dat de in beslag genomen planten hennepplanten zijn van het geslacht Cannabis, vermeld op lijst II onderdeel B van de Opiumwet. [9] De aangetroffen henneptoppen zijn aangeboden aan BOOS ter weging. Het totale gewicht van de gedroogde henneptoppen bedroeg 3,76 kilo. [10]
In de schuur werd onder andere aangetroffen een elektrische centrifuge bedoeld om henneptoppen te scheiden van de stelen. Onder de centrifuge was een zak bevestigd waarin op hennep lijkende resten zaten. [11] Op deze machine werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen en veiliggesteld, [12] die is geïdentificeerd op verdachte [verdachte]. [13]
Verdachte verklaart op 17 april 2013 vanaf 11.00 uur aan een tafel hennep te hebben geknipt op de [adres] te [woonplaats]. Op een gegeven moment stond de politie voor de deur en toen is hij naar de woning gegaan. [14] Het knippen gebeurde in de schuur. [15] Er waren meerdere knippers aanwezig. Alles stond klaar. Hij kon zo beginnen met knippen. Het terrein is van zijn schoonvader, [medeverdachte 1]. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart op 17 april 2013 samen met zijn schoonouders en zwager in de schuur henneptoppen te hebben geknipt. [17] Er liepen nog een man of 5 a 7 extra rond, buiten hen vier en [medeverdachte 1] om. De naam [medeverdachte 1] heeft hij daar opgevangen tijdens een gesprek. Rond 16.15 uur hoorde hij honden aan slaan. [medeverdachte 1] stond op en liep naar buiten. [medeverdachte 2] hoorde hem zeggen dat er politie aan het hek stond. [18]
[medeverdachte 2] verklaarde dat hij in de schuur aan een tafel zat en dat op de tafel hennep lag welke geknipt moest worden. Anderen vulden de tafel bij als de toppen geknipt waren en de tafel leeg raakte. [medeverdachte 2] verklaarde dat het goed georganiseerd was. [19] [medeverdachte 1] had bij hen aan de tafel gezeten. [20]
Bij het betreden van het perceel hoorde verbalisant [verbalisant 1] medeverdachte [medeverdachte 1] zeggen dat er hennep geknipt werd in de schuur. [21] Tijdens de voorgeleiding verklaarde [medeverdachte 1] de bewoner te zijn van de [adres] te [woonplaats]. Hij wist dat er hennep in zijn woning lag, dat er hennep in de blokhut naast zijn woning te drogen hing en dat er hennep werd getopt in de paardenstal op zijn terrein. [22]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat hennep is aangetroffen op het perceel van medeverdachte [medeverdachte 1] -de schoonvader van verdachte-, op verschillende plekken, zowel in de schuur als in de woning. Toen de politie ter plaatse kwam naar aanleiding van een sterke henneplucht, waar te nemen vanaf de openbare weg, stond de medeverdachte ze te woord en heeft hij de knippers gewaarschuwd. De medeverdachte was op 17 april 2013 niet alleen aanwezig in de woning en in de schuur, hij heeft volgens getuige [medeverdachte 2] ook aan de kniptafel gezeten. De medeverdachte heeft op twee verschillende momenten verklaard bekend te zijn met de aanwezigheid van de hennep en de bewerking hiervan in zijn schuur. Verdachte bevestigt dat er -mede door hem- in de schuur hennep werd geknipt. Ook hij was op 17 april 2013 zowel in de woning als in de schuur aanwezig. Tevens werd zijn vingerafdruk aangetroffen op een daar aanwezige machine.
Ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen henneptoppen, zoals ten laste gelegd onder B, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens de lijsten van inbeslaggenomen goederen, pagina 804 en 810, zijn de henneptoppen aangetroffen in de zwarte zak, de doorzichtige zak, de zilveren bak en de kartonnen doos aangeboden aan BOOS. Dit geldt niet voor de hennep, aangetroffen in de kastenkamer. Door BOOS is vervolgens vastgesteld dat alle aangeboden henneptoppen samen een gewicht hadden van 3,76 kilo. De rechtbank constateert dan ook dat ten minste 3,76 kilo hennep is aangetroffen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat sprake was van een goed georganiseerde situatie op het terrein van de medeverdachte, betreffende het bewerken/verwerken van de aangetroffen hennep, zijnde de geknipte henneptoppen en de te drogen hangende hennepplanten. Verdachte heeft hiertoe in nauwe en bewuste samenwerking met anderen uitvoeringshandelingen verricht.
De rechtbank acht het ten laste gelegde, te weten -kort gezegd- medeplegen van bewerken/verwerken van hennep, wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
Namens [bedrijf], gevestigd aan [adres] te [woonplaats], is aangifte gedaan van diefstal, gepleegd op 2 november 2012. [23] Aangever zag op de camerabeelden het volgende. Een jongen pakte handschoenen uit de stellage en stopte deze in zijn linker jaszak. Vervolgens pakte hij een witte muts met een bolletje erop. De jongen had de muts in zijn handen. Hij hield zijn handen laag, achter een rek met rijbroeken, en bewoog zijn armen. De jongen bleef om zich heen kijken. Vervolgens kwam de jongen achter het rek vandaan lopen met lege handen. Aangever vond op 3 november 2012 onder het genoemde rek een kaartje van de muts die de jongen in zijn handen had gehad. Uit het computersysteem bleek dat aangever een paar handschoenen miste en dat de genoemde muts zonder kaartje niet door een andere klant was afgerekend. De totale waarde van de weggenomen handschoenen en muts is € 78,80. De jongen heeft de winkel verlaten zonder de handschoenen en muts te betalen. [24]
Door een verbalisant zijn foto’s gemaakt van deze camerabeelden. [25] Verdachte herkent zichzelf op deze getoonde foto’s. [26]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van de aangifte in combinatie met de herkenning van verdachte vast dat verdachte goederen heeft weggenomen bij [bedrijf], zonder hiervoor te betalen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem onder feit 2 ten laste gelegde diefstal.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
A.
op 17 april 2013 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt (in een pand gelegen aan de [adres] in de ingang / gereedschapsopslag van dat pand, in het politie proces-verbaal genummerd ruimte A, ofwel de schuur/kantoorruimte) een hoeveelheid van 230 te drogen hangende hennepplanten, zijnde een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
en
B.
op 17 april 2013 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt (in een pand gelegen aan de [adres] in de opslagruimte ofwel de schuur/stalruimte van dat pand zoals in het politie proces-verbaal genummerd ruimte B en in de (beneden)hal van de woning en in de kastenkamer op de eerste verdieping van de woning) een hoeveelheid van ongeveer 3,76 kilogram hennep, zijnde een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 2:
op 2 november 2012 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel gevestigd aan [adres] heeft weggenomen een paar handschoenen en een muts met een totale winkelwaarde van 78,80 euro, toebehorende aan [bedrijf].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod.
Feit 2: Diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien wordt gekomen tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde, volstaan kan worden met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bewerken/verwerken van hennep. Softdrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en kunnen bovendien veel criminaliteit en overlast met zich brengen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een vervelend feit, dat schade en overlast veroorzaakt. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een minimale overschrijding van de redelijke termijn nu deze is aangevangen op 17 april 2013 en de behandeling van de zaak ter zitting niet binnen twee jaar is afgerond met een eindvonnis. Blijkens het verloop van het onderzoek is sprake van onnodig tijdsverloop. Gelet hierop ziet de rechtbank reden om af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de duur van het voorarrest.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft -met betrekking tot de zich in het dossier bevindende beslaglijst- ter terechtzitting gevorderd tot teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag, hierna nader te noemen in de beslissing, vatbaar voor teruggave aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 310 en 410bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod.
Feit 2: Diefstal.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
StrafopleggingVeroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden met een maatstaf van 2 uur per dag.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag, zoals weergegeven op de beslaglijst, te weten:
- Euro geld (waarde € 505,-)
Dit vonnis is gewezen door
mr. V. van Dam, voorzitter,
mrs. A. van Maanen en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2015.
Mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging van de tenlastelegging, die hierna cursief is weergegeven, tenlastegelegd dat:
1.
A.
hijop of omstreeks 17 april 2013 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] in
de ingang/gereedschapsopslag van dat pand, in het politie proces-verbaal
genummerd ruimte A
, ofwel/en/of de schuur/kantoorruimte) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (ongeveer) 230
gedroogde henneptoppen, althans te drogen hangende hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
en/of
B.
hijop of omstreeks 17 april 2013 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] in
de opslagruimte
ofwel de schuur/stalruimtevan dat pand zoals in het politie proces-verbaal genummerd ruimte B
en/of in de (beneden)hal van de woning en/of in de kastenkamer op
de eerste verdieping van de woning) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (ongeveer)
3,76kilogram hennep,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 november 2012 te Harmelen, gemeente Woerden, althans in
het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
(in/uit een winkel gevestigd aan [adres]) heeft weggenomen een paar
handschoenen en/of een muts (met een totale winkelwaarde van 78,80 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. 201308629 A t/m E (onderzoek 097 KADE)
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], pagina 858.
3.Het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 788.
4.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 804.
5.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 805.
6.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 810.
7.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 817.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], pagina 818.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pagina 875.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], pagina 879.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 967.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 972.
13.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 984.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 april 2013, pagina 752.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 april 2013, pagina 755.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 april 2013, pagina 756.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2013, pagina 609.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2013, pagina 610.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], pagina 616.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], pagina 617.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], pagina 859.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], pagina 864.
23.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever], pagina 1063.
24.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever], pagina 1064.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8], pagina 1073.
26.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 24 april 2013, pagina 757.