ECLI:NL:RBMNE:2015:3327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
16-661407-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk bewerken en verwerken van hennep, witwassen van een geldbedrag en voorhanden hebben van een vuurwapen en patronen met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk bewerken en verwerken van hennep, het witwassen van een geldbedrag van € 39.728,- en het voorhanden hebben van een vuurwapen en patronen. De verdachte is op 17 april 2013 aangehouden na een politieonderzoek naar hennepteelt op zijn perceel in Maarssen. Tijdens de zitting op 20 april 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat en zijn er verschillende getuigen gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hennepplanten heeft geteeld en dat er een aanzienlijke hoeveelheid hennep is aangetroffen op zijn terrein. Daarnaast is er een geldbedrag van € 43.415,- in beslag genomen, waarvan de rechtbank concludeert dat een deel daarvan vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft verklaard dat het geld handelsgeld betreft van zijn autobedrijf, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze legale herkomst. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 37 dagen opgelegd, evenals een taakstraf van 180 uren, te vervangen door hechtenis van 90 dagen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661407-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1964] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres], [postcode] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen hennepplanten en/of hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt of aanwezig gehad.
Feit 2: samen met een ander een geldbedrag van € 42.500,- heeft witgewassen.
Feit 3: samen met een ander een vuurwapen (gaspistool) en munitie voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde. Op basis van de inhoud van het dossier kan niet vastgesteld worden ten aanzien van welke (hoeveelheid) hennep, aangetroffen op verschillende locaties, verdachte wetenschap zou hebben gehad. Verdachte kan niet gekwalificeerd worden als medepleger, de enkele aanwezigheid van verdachte op het terrein waar de hennep is aangetroffen, is hiervoor onvoldoende. De verklaring van verdachte over het aangetroffen geldbedrag is niet als hoogst onwaarschijnlijk te kwalificeren en er kan dan ook niet bewezen worden dat dit geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Indien de rechtbank wel tot deze conclusie zou komen, is het geld van eigen misdrijf afkomstig en kan het ten laste gelegde niet gekwalificeerd worden als witwassen, nu de medeverdachte dit enkel voorhanden heeft gehad. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank betreffende het onder feit 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 1
Op 17 april 2013 ruiken verbalisanten op de [straat] te [woonplaats] een sterke hennepgeur. Na onderzoek blijkt deze geur te komen vanaf het perceel [adres]. Verbalisant [verbalisant 1] spreekt ter plaatste de hem ambtshalve bekende [verdachte]. [verdachte] vertelt dat hij de honden op moet sluiten voordat de verbalisanten het terrein op kunnen komen. Het duurde ongeveer 15 minuten voordat de verbalisant [verdachte] weer zag. Vervolgens zag hij meerdere personen van achter een schuur op het terrein wegrennen. [2]
De hennepgeur was afkomstig uit de schuur waar de personen vandaan kwamen rennen. In de schuur werd gedroogd hennepafval in zakken en hennepresten verspreid op de snijtafel en grond aangetroffen. Ook hingen er meerdere rijen hennep aan een waslijn te drogen. [3] Het perceel is doorzocht en hierbij is onder andere in beslag genomen:
  • in de woning, centrale hal begane grond: een zwarte zak henneptoppen,
  • in de woning, centrale hal begane grond: een doorzichtige zak henneptoppen,
- in de woning, kastenkamer 1e verdieping: losse hennep, [5]
  • in de schuur/stalruimte, ruimte B, opslagruimte: een zilveren bak met henneptoppen,
  • in de schuur/stalruimte, ruimte B, opslagruimte: een kartonnen doos met henneptoppen,
- in de schuur/kantoorruimte, ruimte A, ingang/gereedschapsopslag: een hoeveelheid hennep, [7] te weten 230 hennepplanten. [8]
Van de aangetroffen hennep zijn monsters genomen. Deze zijn getest en vastgesteld is dat de in beslag genomen planten hennepplanten zijn van het geslacht Cannabis, vermeld op lijst II onderdeel B van de Opiumwet. [9] De aangetroffen henneptoppen zijn aangeboden aan BOOS ter weging. Het totale gewicht van de gedroogde henneptoppen bedroeg 3,76 kilo. [10]
In de schuur werd onder andere aangetroffen een elektrische centrifuge bedoeld om henneptoppen te scheiden van de stelen. Onder de centrifuge was een zak bevestigd waarin op hennep lijkende resten zaten. [11] Op deze machine werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen en veiliggesteld, [12] die is geïdentificeerd op medeverdachte [medeverdachte 1]. [13]
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart op 17 april 2013 vanaf 11.00 uur aan een tafel hennep te hebben geknipt op de [adres] te [woonplaats]. Op een gegeven moment stond de politie voor de deur en toen is hij naar de woning gegaan. [14] Het knippen gebeurde in de schuur. [15] Er waren meerdere knippers aanwezig. Alles stond klaar. Hij kon zo beginnen met knippen. Het terrein is van zijn schoonvader, [verdachte]. [16]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart op 17 april 2013 samen met zijn schoonouders en zwager in de schuur henneptoppen te hebben geknipt. [17] Er liepen nog een man of 5 a 7 extra rond, buiten hen vier en [verdachte] om. De naam [verdachte] heeft hij daar opgevangen tijdens een gesprek. Rond 16.15 uur hoorde hij honden aan slaan. [verdachte] stond op en liep naar buiten. [medeverdachte 2] hoorde hem zeggen dat er politie aan het hek stond. [18]
[medeverdachte 2] verklaarde dat hij in de schuur aan een tafel zat en dat op de tafel hennep lag welke geknipt moest worden. Anderen vulden de tafel bij als de toppen geknipt waren en de tafel leeg raakte. [medeverdachte 2] verklaarde dat het goed georganiseerd was. [19] [verdachte] had bij hen aan de tafel gezeten. [20]
Bij het betreden van het perceel hoorde verbalisant [verbalisant 1] verdachte zeggen dat er hennep geknipt werd in de schuur. [21] Tijdens de voorgeleiding verklaarde verdachte de bewoner te zijn van de [adres] te [woonplaats]. Hij wist dat er hennep in zijn woning lag, dat er hennep in de blokhut naast zijn woning te drogen hing en dat er hennep werd getopt in de paardenstal op zijn terrein. [22]
Verdachte bevestigt ter zitting [naam] te worden genoemd. [23]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat hennep is aangetroffen op het perceel van verdachte, op verschillende plekken, zowel in de schuur als in de woning. Toen de politie ter plaatse kwam naar aanleiding van een sterke henneplucht, waar te nemen vanaf de openbare weg, was het verdachte die ze te woord stond en die de knippers heeft gewaarschuwd. Verdachte was op 17 april 2013 niet alleen aanwezig in de woning en in de schuur, hij heeft volgens getuige [medeverdachte 2] ook aan de kniptafel gezeten. Verdachte heeft op twee verschillende momenten verklaard bekend te zijn met de aanwezigheid van de hennep en de bewerking hiervan in zijn schuur. De schoonzoon van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1], bevestigt dat er -mede door hem- in de schuur hennep werd geknipt. Ook hij was op 17 april 2013 zowel in de woning als in de schuur aanwezig.
Ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen henneptoppen, zoals ten laste gelegd onder B, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens de lijsten van inbeslaggenomen goederen, pagina 804 en 810, zijn de henneptoppen aangetroffen in de zwarte zak, de doorzichtige zak, de zilveren bak en de kartonnen doos aangeboden aan BOOS. Dit geldt niet voor de hennep, aangetroffen in de kastenkamer. Door BOOS is vervolgens vastgesteld dat alle aangeboden henneptoppen samen een gewicht hadden van 3,76 kilo. De rechtbank constateert dan ook dat ten minste 3,76 kilo hennep is aangetroffen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat sprake was van een goed georganiseerde situatie op het terrein van verdachte, betreffende het bewerken/verwerken van de aangetroffen hennep, zijnde de geknipte henneptoppen en de te drogen hangende hennepplanten. Verdachte heeft hiertoe in nauwe en bewuste samenwerking met anderen uitvoeringshandelingen verricht.
De rechtbank acht het ten laste gelegde, te weten -kort gezegd- medeplegen van bewerken/verwerken van hennep, wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
Bij de insluiting van medeverdachte [medeverdachte 3], op 17 april 2013, haalt zij twee enveloppen uit haar BH. In deze enveloppen zitten vier pakketjes met eurobiljetten, bestaande uit:
  • 69 biljetten van 500 euro,
  • 5 biljetten van 200 euro,
  • 30 biljetten van 100 euro, en
  • 80 biljetten van 50 euro.
[medeverdachte 3] heeft over dit geldbedrag verklaard dat dit handelsgeld betreft van hun bedrijf, [V.O.F. van verdachte]. [26] Zij doet de administratie van het bedrijf en haar man, verdachte [verdachte], houdt zich bezig met de handel. [27] Het kasboek van het bedrijf was op 17 april 2013 bijgewerkt tot 28 maart 2013. Zij heeft het aangetroffen geldbedrag op 17 april 2013 uit hun woning aan de [adres] te [woonplaats] meegenomen. [28]
[medeverdachte 3] heeft ten aanzien van de gang van zaken betreffende de verkoop van voertuigen bevestigd dat deze eerst worden betaald, dan direct overgeschreven bij de RDW en dan meegegeven. [29] Met name de datum van verkoop zoals bekend bij de RDW moet kloppen met de betalingsdatum. [30] Ook bevestigt zij dat de gegevens tot 28 maart 2013, opgenomen in het kasboek van hun autobedrijf kloppen met de gegevens die hierover bekend zijn bij de RDW. [31]
Ook verdachte verklaart dat dit aangetroffen geldbedrag handelsgeld betreft. [32] Hij verkoopt auto’s en zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte 3], houdt de administratie bij. [33] Voor het betalen van dealers heeft hij contant handelsgeld in huis. [34]
Bij verdachte is bij zijn insluiting op 17 april 2013 een geldbedrag van in totaal € 915,- aangetroffen en in beslag genomen. [35] [36] Hiervan heeft verdachte ter zitting verklaard dat dit ook handelsgeld betreft. [37]
Bij de Belastingdienst is voor [V.O.F. van verdachte] over het eerste kwartaal van 2013 een omzet opgegeven van € 11.485,-. De [V.O.F. van verdachte]. heeft in 2011 geen winst gemaakt en over 2012 zijn geen winstgegevens bekend bij de Belastingdienst. Het banksaldo van verdachte en de medeverdachte was op 31 december 2012 respectievelijk € 1.019,- en € 1.857,-. [38]
Blijkens het kasboek van het autobedrijf, bijgewerkt tot 28 maart 2013, bedroeg het kassaldo van het bedrijf op die datum € 1.537,-. [39] Het in de woning van verdachten in beslag genomen voorraadboek en kasboek komen goed overeen met de opgevraagde handelsmutaties uit de RDW die verkregen zijn van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV). [40] Om na te kunnen gaan welke mutaties in de handelsvoorraad van [V.O.F. van verdachte] invloed kunnen hebben gehad op de hoeveelheid contant kasgeld in de periode van 28 maart 2013 tot 17 april 2013 is informatie bij het LIV opgevraagd. Hieruit blijkt dat acht kentekens invloed hebben gehad. [41] Gezamenlijk hebben deze acht voertuigen een positieve invloed gehad op het kassaldo van € 2.150,-. [42]
BewijsoverwegingenAan de hand van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 3] een geldbedrag van € 43.415,- (€ 42.500,- en € 915,-) voorhanden heeft gehad. Uit gegevens van de Belastingdienst en de RDW en uit de administratie van hun bedrijf blijkt dat de verdachten niet over een dergelijk geldbedrag konden beschikken. Gelet op deze feiten en omstandigheden is sprake van een vermoeden dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was.
Beide verdachten ontkennen dat dit geldbedrag van eigen misdrijf afkomstig is, zowel tijdens verhoren bij de politie als tijdens het onderzoek ter zitting. Dat dit geldbedrag toch afkomstig zou zijn van een door verdachten begaan misdrijf, is onvoldoende aannemelijk op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Er is dan ook geen rechtstreeks verband te leggen met een door verdachten begaan bepaald misdrijf.
Verdachte en de medeverdachte hebben gesteld dat het geldbedrag een legale herkomst heeft, namelijk dat dit handelsgeld van hun autobedrijf betreft. Hiertoe hebben verdachten administratie en facturen overgelegd. Naar aanleiding van deze verklaring en de onderbouwing is onderzoek verricht. Hieruit is echter gebleken dat het kassaldo van [V.O.F. van verdachte] op 17 april 2013 hooguit € 3.687,- kon bedragen.
Door verdachten zijn nog drie facturen aangeleverd die het restant van het geldbedrag zouden verklaren. Bij de beoordeling van deze facturen, stelt de rechtbank -overeenkomstig de officier van justitie- het volgende vast.
Factuur Rolls Royce:
Blijkens de verkoopfactuur is het voertuig op 16 april 2013 verkocht, één dag voor het ten laste gelegde. Volgens gegevens van de RDW wordt dit voertuig echter pas op 8 mei 2013 overgeschreven van de naam van [V.O.F. van verdachte]. Deze datum ligt ná het ten laste gelegde. Geconstateerd is dat het kasboek -bijgewerkt tot 28 maart 2013- en de RDW gegevens hierover goed overeenkomen. Dit wordt ook bevestigd door de medeverdachte. Uit onderzoek blijkt dan ook dat de data van RDW-overschrijving en betaling bij een verkoop door [V.O.F. van verdachte] normaal gesproken niet zo ver uit elkaar liggen.
Koopcontract BMW:
Blijkens het koopcontract is de BMW op 14 april 2013 geruild voor een Mercedes en € 5.000,-. Volgens de koper was die Mercedes € 11.000,- waard. De BMW is niet overgeschreven bij de RDW. Blijkens het kasboek is deze BMW ingekocht voor € 26.750,-. De medeverdachte verklaart dat de verkoop is teruggedraaid en dat het geld dan terug gegeven zou zijn.
Inkoopverklaring Mercedes:
Beide verdachten verklaren dat zij € 19.000,- van het aangetroffen geldbedrag in bewaring hadden voor iemand anders. Ondanks hierover eerder bevraagd te zijn, verklaren zij dit beiden pas in december 2013. Geconfronteerd met deze inkoopverklaring verklaarde de medeverdachte dat [A] die auto waarschijnlijk voor hen had verkocht en verdachte wilde over de inkoopverklaring niet verklaren. Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt dat bij het aangetroffen geldbedrag geen los pakketje geld van € 19.000,- is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte en de medeverdachte op deze drie punten niet voldoende concreet en verifieerbaar, en ook ongeloofwaardig. Nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat (een groot deel van) het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft, kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden. De rechtbank stelt vast dat ook het geldbedrag aangetroffen bij verdachte handelsgeld betreft, zijnde een bedrag van € 915,-. Van de in totaal aangetroffen € 43.415,- kan enkel € 3.687,- verklaard worden als zijnde handelsgeld.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat een deel van het geldbedrag, te weten € 39.728,- (€ 43.415 - € 3.687), -middellijk of onmiddellijk- uit enig misdrijf afkomstig was en dat beide verdachten hiervan op de hoogte waren.
De rechtbank acht het ten laste gelegde, te weten -kort gezegd- medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 39.728,-, wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft dit feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering -voor zover zij dit feit bewezen acht- volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte; [43]
- de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het wapen en de munitie; [44]
- de bevindingen met betrekking tot het categoriseren van het wapen en de munitie. [45]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
A.
op 17 april 2013 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt (in een pand gelegen aan de [adres] in de ingang / gereedschapsopslag van dat pand, in het politie proces-verbaal genummerd ruimte A, ofwel de schuur/kantoorruimte) een hoeveelheid van 230 te drogen hangende hennepplanten, zijnde een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
en
B.
op 17 april 2013 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt (in een pand gelegen aan de [adres] in de opslagruimte ofwel de schuur/stalruimte van dat pand zoals in het politie proces-verbaal genummerd ruimte B en in de (beneden)hal van de woning en in de kastenkamer op de eerste verdieping van de woning) een hoeveelheid van ongeveer 3,76 kilogram hennep, zijnde een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Feit 2:
op 17 april 2013, te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.728 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 3:
op 17 april 2013 te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een gaspistool (merk BBM, kaliber 8 mm) en munitie van categorie III, te weten 46 scherpe knalpatronen, kaliber 8 mm en 33 scherpe gaspatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod.
Feit 2: Medeplegen van witwassen.
Feit 3: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, en begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien wordt gekomen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde, volstaan kan worden met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bewerken/verwerken van hennep. Softdrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en kunnen bovendien veel criminaliteit en overlast met zich brengen. Daarnaast heeft verdachte samen met een ander een flink geldbedrag witgewassen. Door dit witwassen heeft hij de onderliggende criminaliteit ondersteund. Bovendien wordt door witwassen de integriteit van het financiële verkeer aangetast. Ten slotte heeft hij een gaspistool met patronen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en kan gevoelens van angst en onrust veroorzaken. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte meermalen eerder is veroordeeld, onder meer voor vermogensdelicten en voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een minimale overschrijding van de redelijke termijn, nu deze is aangevangen op 17 april 2013 en de behandeling van de zaak ter zitting niet binnen twee jaar is afgerond met een eindvonnis. Blijkens het verloop van het onderzoek is sprake van onnodig tijdsverloop. Gelet hierop en op de omstandigheid dat ook verdachte financieel getroffen is door de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag bij vonnis van zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte 3], ziet de rechtbank reden om af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten van 37 dagen, en een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft -met betrekking tot de zich in het dossier bevindende beslaglijst- ter terechtzitting gevorderd tot teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag. Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen is reeds voorafgaand aan de zitting de beslissing genomen dat deze geretourneerd worden aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover door de officier van justitie voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting nog geen beslissing is genomen over de inbeslaggenomen goederen, komt de rechtbank tot de volgende beslissingen.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen goederen, hierna nader te noemen in de beslissing, vatbaar voor teruggave aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod.
Feit 2: Medeplegen van witwassen.
Feit 3: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, en begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
37 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Beslag
Voor zover door de officier van justitie voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting nog geen beslissing is genomen over de inbeslaggenomen goederen, komt de rechtbank tot de volgende beslissing:
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals weergegeven op de beslaglijst, te weten:
  • 1 Armband in doos, Kl: goud, goednummer 874244 (waarde € 1.139,-)
  • 1 Horloge BREITLING lady J, goednummer 874318 (waarde: € 800,-)
  • 1 Horloge CHOPARD Happy sp, goednummer 874325(waarde: € 2560,-)
  • Euro geld (waarde € 915,-)
Voorlopige hechtenis
Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V. van Dam, voorzitter,
mrs. A. van Maanen en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2015.
Mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging van de tenlastelegging, die hierna cursief is weergegeven, tenlastegelegd dat:
1.
A.
hijop of omstreeks 17 april 2013 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] in
de ingang/gereedschapsopslag van dat pand, in het politie proces-verbaal
genummerd ruimte A
, ofwel/en/of de schuur/kantoorruimte) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (ongeveer) 230
gedroogde henneptoppen, althans te drogen hangende hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
en/of
B.
hijop of omstreeks 17 april 2013 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] in
de opslagruimte
ofwel de schuur/stalruimtevan dat pand zoals in het politie proces-verbaal genummerd ruimte B
en/of in de (beneden)hal van de woning en/of in de kastenkamer op
de eerste verdieping van de woning) (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (ongeveer)
3,76kilogram hennep,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 17 april 2013, te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 42.500 euro, althans
een groot geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat
bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 17 april 2013 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen
van categorie III, te weten een vuurwapen in de vorm van een (gas)pistool
(merk BBM, kaliber 8 mm) en/of munitie van catergorie III, te weten 46 scherpe
knalpatronen, kaliber 8 mm en/of
33 scherpe gaspatronen, voorhanden
hebben/heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. 201308629 A t/m E (onderzoek 097 KADE)
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], pagina 858.
3.Het proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 788.
4.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 804.
5.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 805.
6.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 810.
7.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 817.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], pagina 818.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pagina 875.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], pagina 879.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 967.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 972.
13.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 984.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 21 april 2013, pagina 752.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 april 2013, pagina 755.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 april 2013, pagina 756.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2013, pagina 609.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 20 april 2013, pagina 610.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], pagina 616.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6], pagina 617.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], pagina 859.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], pagina 864.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 april 2015.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8], pagina 866.
25.Een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op de vierde ongenummerde pagina tussen pagina 506 en 507.
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 april 2013, pagina 689.
27.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 20 april 2013, pagina 692.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 22 april 2013, pagina 697.
29.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 december 2013, pagina 710.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 december 2013, pagina 711.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 17 december 2013, pagina 710.
32.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 april 2015.
33.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 april 2013, pagina 637.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 april 2013, pagina 635.
35.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 6], pagina 880.
36.Een geschrift, zijnde een Kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op de tweede ongenummerde pagina tussen pagina 506 en 507.
37.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 april 2015.
38.Een geschrift, zijnde de verstrekte gegevens van de Belastingdienst, pagina 1130.
39.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10], pagina 1132.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10], pagina 1088.
41.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10], pagina 1219.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10], pagina 1090.
43.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 20 april 2015.
44.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen opgenomen als bijlage van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 805.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11], pagina 995 en 996.