ECLI:NL:RBMNE:2015:3283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
C-16-388737 - KG ZA 15-193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van gegevens door gedaagde in KB Lux-zaak aan de Staat der Nederlanden

In deze zaak, die op 17 april 2015 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, vorderde de Staat der Nederlanden in kort geding dat gedaagde zou meewerken aan het verstrekken van gegevens over buitenlandse bankrekeningen. De Staat stelde dat gedaagde verplicht was om informatie te verstrekken over bankrekeningen die hij in het buitenland had aangehouden, met name bij de KB Luxbank in Luxemburg, gedurende de periode van 31 januari 1994 tot heden. Tijdens de mondelinge behandeling gaf de raadsman van gedaagde aan dat zijn cliënt bereid was om de gevraagde informatie te verstrekken en medewerking te verlenen aan de inspecteur van de Belastingdienst. De partijen kwamen overeen dat gedaagde de gevraagde stukken binnen een maand na betekening van het vonnis zou aanleveren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevorderde dwangsom, die gedaagde zou moeten betalen bij niet-nakoming van de verplichtingen, werd toegewezen, maar dat het bedrag van de dwangsom beperkt zou worden. Tevens werd bepaald dat de proceskosten tussen partijen zouden worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten zou dragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de Staat direct kon overgaan tot uitvoering van de beslissing, ook al zou gedaagde in beroep gaan.

De rechter gaf gedaagde de opdracht om binnen een maand na betekening van het vonnis de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Belastingdienst, en om een mondelinge toelichting te geven op de verstrekte informatie. De dwangsom werd vastgesteld op € 5.000,00 per dag dat gedaagde in gebreke bleef, met een maximum van € 500.000,00. Het vonnis werd uiteindelijk uitgesproken door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, met mr. C.A. Peterzon als plaatsvervanger in geval van afwezigheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/388737 / KG ZA 15-193
Vonnis in kort geding van 17 april 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaten: mr. W.I. Wisman, te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te Den Haag.
Partijen zullen hierna de Staat en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Na wijziging van eis vordert De Staat om [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen om:
I. aan de Belastingdienst te verstrekken alle gegevens en inlichtingen betreffende de door hen in de periode van 31 januari 1994 tot heden in het buitenland aangehouden bankrekeningen, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend, inlichtingen en gegevens over bankrekeningen aangehouden bij de KB Luxbank te Luxemburg;
II. verklaring en opgaaf te doen van de onder I bedoelde buitenlandse rekening(en) van [gedaagde] door middel van het invullen van het formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het beantwoorden van de vragen op het formulier “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het verstrekken van de op laatstgenoemd formulier vermelde bescheiden, waaronder kopieën van alle afschriften van de betreffende buitenlandse bankrekening(en) over de periode 1994 tot heden, daaronder begrepen, indien van toepassing, bewijs van de opheffing van de bankrekening(en), alsmede schriftelijk bewijs van de bestemming van het saldo dan wel de saldi na opheffing;
III. een mondelinge toelichting te geven op de onder I en II omschreven gegevens, inlichtingen en/of verklaringen binnen een door de inspecteur nader te bepalen termijn;
IV. binnen zeven dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis dan wel binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn aan het onder I en II omschreven bevel en binnen de door de inspecteur nader te bepalen termijn aan het onder III omschreven bevel te voldoen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 5.000,00, althans ter hoogte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft.
Dit alles met compensatie van de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van [gedaagde] te kennen gegeven dat [gedaagde] de door de Staat verlangde stukken zal verstrekken, daarop een toelichting zal geven en dat hij voorts medewerking zal verlenen aan de inspecteur van de Belastingdienst.
3.2.
De Staat heeft ingestemd met de door [gedaagde] verzochte verlenging van de termijn waarbinnen hij stukken zal verstrekken, toelichting zal geven en zijn medewerking voor het overige zal verlenen. Partijen zijn het erover eens geworden dat deze termijn zal worden gesteld op een maand na betekening van dit vonnis.
3.3.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar de maximaal te verbeuren dwangsom zal daarbij worden beperkt als volgt.
3.4.
Partijen zijn ter terechtzitting overeengekomen dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
gebiedt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis aan de Belastingdienst te verstrekken alle gegevens en inlichtingen betreffende de door hem in de periode van 31 januari 1994 tot heden in het buitenland aangehouden bankrekeningen, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend, inlichtingen en gegevens over bankrekeningen aangehouden bij de KB Luxbank te Luxemburg,
4.2.
gebiedt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis aan de Belastingdienst verklaring en opgaaf te doen van de onder 4.1. bedoelde buitenlandse rekening(en) van [gedaagde] door middel van het invullen van het formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het beantwoorden van de vragen op het formulier “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het verstrekken van de op laatstgenoemd formulier vermelde bescheiden, waaronder kopieën van alle afschriften van de betreffende buitenlandse bankrekening(en) over de periode 1994 tot heden, daaronder begrepen, indien van toepassing, bewijs van de opheffing van de bankrekening(en), alsmede schriftelijk bewijs van de bestemming van het saldo dan wel de saldi na opheffing,
4.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis aan de Belastingdienst desverlangd een mondelinge toelichting te geven op de onder 4.1. en 4.2. omschreven gegevens, inlichtingen en/of verklaringen binnen een door de inspecteur nader te bepalen termijn,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Staat een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan een van de onder 4.1., 4.2. en 4.3. uitgesproken hoofdveroordelingen, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen en bij haar afwezigheid in het openbaar uitgesproken op 17 april 2015 door mr. C.A. Peterzon. [1]

Voetnoten

1.type: CTH/4065