ECLI:NL:RBMNE:2015:3261

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
16.705626-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag tijdens vechtpartij in Dronten met fatale afloop voor 17-jarige jongen

Op 12 mei 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Lelystad, die op 9 augustus 2014 tijdens de Meerpaaldagen in Dronten betrokken was bij een vechtpartij waarbij een 17-jarige jongen om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij niet de intentie had om te doden, door het gebruik van een mes een onaanvaardbaar risico heeft genomen. Tijdens de vechtpartij, die ontstond tussen twee groepen jongens, heeft de verdachte het mes getrokken en het slachtoffer in de hartstreek gestoken, wat leidde tot diens overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich weliswaar mocht verdedigen, maar dat het gebruik van een mes in deze situatie de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed. De verdachte werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat niet was gebleken dat hij andere geweldshandelingen had gepleegd. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met het aandeel van de andere jongens in de vechtpartij en het blanco strafblad van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.705626-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft inhoudelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 28 april 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I. Roos en mr. D.L.A.M. Pluijmakers, beiden advocaat te Almere.
Het onderzoek is ter zitting van 20 januari 2015 aangehouden in verband met nadere onderzoekshandelingen. Op 17 maart 2015 heeft een pro-forma zitting plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de advocaten van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk, (meermalen) [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hartstreek, althans het bovenlichaam gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwond in hartzakje), heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hartstreek, althans het bovenlichaam te steken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Binnenloop, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het (meermalen) (met kracht) duwen en/of trekken en/of schoppen en/of trappen en/of slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (meermalen) steken met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hartstreek, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer 1], waarbij hij, verdachte, (meermalen) met het mes heeft gestoken, en welk door hem gepleegd geweld de dood van [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag op [slachtoffer 1] (verder te noemen: [slachtoffer 1]) en de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] (verder te noemen: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] (verder te noemen: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 1] met de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg wettig en overtuigend te bewijzen. Door zich, met een opengeklapt mes met de punt naar voren op borsthoogte voor zich, in de vechtende groep jongens te begeven heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op het veroorzaken van dodelijk letsel in de hartstreek. Op grond van het textielonderzoek kan worden geconcludeerd dat verdachte meerdere malen met het mes naar [slachtoffer 1] heeft gestoken. Verdachte heeft aldus met zijn handelen het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van dodelijk letsel bij [slachtoffer 1].
Een (putatieve) noodweer(exces)situatie is niet aannemelijk gemaakt door verdachte. Daar komt bij dat het door verdachte gebruikte mes in verhouding een veel zwaarder middel is dan de slagen en schoppen die door de vechtende groep jongens werden uitgedeeld. Ook op grond van het vereiste van proportionaliteit en subsidiariteit dient een verweer op dit punt dan ook te worden verworpen.
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van de doodslag vrij te spreken, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft zich bij het voornoemde gebaseerd op de in het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir omschreven gronden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde, omdat op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet onomstotelijk is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1], al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, opzettelijk om het leven heeft gebracht of hem opzettelijk zwaar heeft mishandeld met de dood tot gevolg. Ook voor wat betreft het onder feit 2 tenlastegelegde kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen. Niet vastgesteld kan worden dat er door verdachte geweld is gebruikt tegen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Daarnaast heeft niemand geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1]. Aldus is van het in vereniging plegen van geweld tegen deze drie personen geen sprake geweest. De verdediging heeft primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
Subsidiair - indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt - kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een situatie van noodweer(exces) of een situatie van putatief noodweer en dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de verdediging.
De verdediging heeft voornoemde standpunten nader verwoord in het ter zitting overgelegde schriftelijke pleidooi.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewezenverklaring feit 1 primair
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien op de avond van 9 augustus 2014 op de Binnenloop te Dronten een grote groep personen vechten. [2] Als de verbalisanten bij de vechtende jongens komen rennen de jongens weg. Eén jongen staat op dat moment met zijn arm op zijn buikstreek voorovergebogen tegen de gevel van de Jumbo. De jongen zakt hevig bloedend in elkaar. [3] Hij overlijdt ter plaatse. De jongen blijkt te zijn [slachtoffer 1]. [4]
Op aanwijzen van getuige [getuige] [5] wordt door verbalisant [verbalisant 3] in een prullenbak een ingeklapt zakmes aangetroffen. [6] Op de linkerzijde en op de rechterzijde van het lemmet van dit mes worden bloedsporen gevonden. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut wijst uit dat dit bloed afkomstig is van [slachtoffer 1]. [7]
Uit pathologie-onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] door het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat sprake is van een steekverwonding voor aan de borstwand. In relatie daarmee is aan het gestrekte lichaam een steekkanaal van links naar rechts, van voor naar achter en iets hoofdwaarts te herleiden met daarbij perforatie van onder andere het hartzakje en de rechterhartkamer. [8] De conclusie luidt dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van verwikkelingen van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld, een steekverwonding, in de borstkas. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij op de avond van 9 augustus 2014 met zijn vrienden bij een bankje in het centrum van Dronten zat te praten. Er kwam een groep jongens naar hen toe lopen. Die groep jongens zocht ruzie met een jongen uit de groep van verdachte. De groep van verdachte liep weg, maar de groep jongens liep achter hen aan. Er werd geslagen, geduwd en getrokken. Verdachte had zijn hand bij de achterzak van zijn broek en hij voelde dat zijn zakmes in zijn zak zat. Dit was het mes dat door de politie in de prullenbak is gevonden. Toen de groep jongens weer op hen af kwam en twee van zijn vrienden in gevecht waren met de jongens uit die groep had verdachte het mes uit zijn broekzak gehaald, het mes opengeklapt en het mes in zijn hand voor zijn borstkas gehouden met de punt naar voren. Toen iedereen wegrende rende [slachtoffer 1] naar verdachte toe en werd [slachtoffer 1] geraakt door het mes. [10]
De verklaring van verdachte dat sprake was van een gevecht, dat hij tijdens het gevecht zijn hand in de achterzak van zijn broek had, dat hij naar de groep vechtende jongens is gelopen, dat hij zijn hand met het mes erin toen uit zijn broekzak heeft gehaald en dat een jongen op hem afrende, wordt ondersteund door hetgeen op de beelden van de beveiligingscamera van Bakker Bart is te zien. Op deze beelden is te zien dat de door de politie aangeduide persoon G, zijnde verdachte [11] , aan komt lopen met zijn rechterhand in zijn rechter achter broekzak. [12] Verdachte loopt met zijn hand in zijn rechter-achterbroekzak om het groepje heen. [13] Hij heeft daarna zijn hand uit zijn achterzak gehaald en loopt naar het groepje vechtende jongens toe. [14] Vervolgens is te zien dat persoon P, zijnde het latere slachtoffer [slachtoffer 1], vooruit rent in de richting van verdachte. [15] Verdachte doet daarop een stap naar voren, waarna hij en [slachtoffer 1] zeer dicht bij elkaar staan. [16]
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een stap opzij had gedaan toen [slachtoffer 1] op hem afrende om hem te kunnen ontwijken, dat hij geen stekende beweging had gemaakt en dat [slachtoffer 1] tegen hem aan was gelopen en daardoor in het mes was gelopen dat verdachte ter hoogte van zijn borstkas voor zich hield.
De rechtbank maakt uit een door het Nederlands Forensisch Instituut gehouden beschadigingsonderzoek op dat er vier beschadigingen in het t-shirt zitten dat [slachtoffer 1] ten tijde van het feit droeg. [17] In deze beschadigingen zijn kenmerken aangetroffen die aantonen dat de beschadigingen zijn ontstaan door de inwerking van een scherpe rand. Het scenario zoals door verdachte verklaard kan dit beschadigingsbeeld niet volledig verklaren. Dit scenario zou leiden tot één beschadiging of een aantal beschadigingen die door één steekbeweging kunnen zijn ontstaan. Een alternatief scenario dat het aangetroffen beschadigingsbeeld beter kan verklaren behelst in ieder geval meerdere handelingen cq. meerdere steek- en/of snijdende bewegingen met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. [18]
De rechtbank acht op basis van dit onderzoek de verklaring van verdachte dat het slachtoffer in zijn mes was gelopen en hij geen stekende beweging(en) had gemaakt niet aannemelijk nu het mes het shirt van het slachtoffer blijkens dit onderzoek op meerdere momenten heeft geraakt.
De rechtbank stelt op grond van het voornoemde vast dat:
- er op 9 augustus 2014 in het centrum van Dronten ruzie is ontstaan tussen twee groepen jongens;
- verdachte zich op een gegeven moment in de groep vechtende jongens heeft begeven;
- verdachte daarbij zijn mes uit zijn broekzak heeft gepakt, hij het mes heeft opengeklapt en hij dit mes in zijn hand op borsthoogte met de punt naar voren heeft vastgehouden;
- [slachtoffer 1] in het gevecht op verdachte is afgerend;
- verdachte drie keer een beweging met het mes in de richting van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waarvan in ieder geval één keer een stekende beweging;
- verdachte [slachtoffer 1] in zijn borst in de hartstreek heeft gestoken ten gevolge van welke steekwond [slachtoffer 1] is overleden.
Niet is komen vast te staan dat het de bedoeling van verdachte was om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door een mes te trekken en door dit mes met de punt naar voren op borsthoogte voor zich te houden, zich op deze wijze in een vechtende groep jongens te begeven en daarbij een stekende beweging te maken richting het latere slachtoffer toen deze vlakbij hem was, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daardoor dodelijk letsel zou toebrengen en die persoon daardoor zou komen te overlijden. Dit risico heeft zich ook daadwerkelijk geopenbaard door de dood van het slachtoffer. Uit het genoemde handelen van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard heeft.
De rechtbank acht aldus de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom van het medeplegen van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] op 9 augustus 2014 is geduwd of geslagen/gestompt of geschopt/getrapt, alvorens hij werd gestoken. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte dergelijke handelingen tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft verricht. Mogelijk hebben andere jongens uit de groep van verdachte geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gebruikt, echter kan niet worden gesteld dat verdachte een substantieel aandeel in dit vermeende geweld heeft gehad. Dat verdachte de groep getalsmatig heeft versterkt is niet voldoende om zijn aandeel als substantieel aan te kunnen merken. De rechtbank zal verdachte wegens gebrek aan bewijs van de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging vrijspreken.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
op 09 augustus 2014 te Dronten opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] met een mes in de hartstreek gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Van het onder feit 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Doodslag.

7.STRAFBAARHEID

Geen noodweer(exces)
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces) en daarom gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Door het agressieve gedrag van de groep jongens waartoe het slachtoffer behoorde, de door dat gedrag ontstane vechtpartij en door het door het slachtoffer tijdens die vechtpartij op agressieve wijze in de richting van verdachte lopen is sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte het recht had om zich te verdedigen door een mes te pakken. Het handelen van verdachte was evenredig aan de (onmiddellijke dreiging) van de aanranding, er zijn geen aanwijzingen dat verdachte het mes anders dan ter verdediging heeft gepakt en het is geenszins aannemelijk geworden dat verdachte zich aan de situatie had kunnen onttrekken. Aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is daarmee voldaan, aldus de verdediging. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden geldt dat verdachte op grond van een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging tot zijn handelen is gekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt over dit verweer. Vastgesteld kan worden dat er een gevecht gaande was, dat verdachte naar de groep vechtende jongens is toegelopen en dat [slachtoffer 1] in dat gevecht op verdachte is afgerend. In een dergelijke situatie op verdachte afrennen leidt tot een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding tegen verdachte. Niet gezegd kan worden dat in deze situatie, waarin sprake was van een vechtpartij waarbij de vrienden van verdachte betrokken waren, verdachte alle ruimte en mogelijkheden had om zich te distantiëren. Er was sprake van een situatie waarin verdachte zich mocht verdedigen tegen de directe aanval.
Verdachte heeft zich ook verdedigd. Verdachte heeft zich met een opengeklapt mes in de vechtende groep begeven. De verklaring van verdachte, dat jongens uit de andere groep en het latere slachtoffer in het bijzonder gewapend waren, is de rechtbank op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden. Het moet er aldus voor worden gehouden dat in het gevecht met handen en voeten werd geslagen en geschopt. Door zich in deze situatie te verdedigen met een zwaar middel als een opengeklapt mes heeft verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is aldus niet voldaan. Dat sprake was van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte door de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en hem daardoor het overschrijden van de grenzen van de noodzakelijke verdediging niet verweten kan worden blijkt niet uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting en is ook overigens door de verdediging niet aannemelijk gemaakt.
De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer(exces).
Geen putatief noodweer
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte in de veronderstelling was dat hij zich in de gegeven situatie moest en mocht verdedigen en hij zich daarom ook heeft verdedigd, reden waarom verdachte op grond van putatief noodweer moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is van oordeel dat nu, zoals hiervoor overwogen, sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, een situatie van putatief noodweer niet aan de orde is. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - als de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging komt - verzocht er rekening mee te houden dat deze steekpartij geen standaard steekpartij is en daarom anders moet worden beoordeeld, dat verdachte nooit heeft gewild dat het slachtoffer om het leven zou komen en dat het van belang is dat verdachte zijn leven weer kan oppakken. De verdediging doet, anders dan in de schriftelijke pleitnota staat vermeld, geen verzoek om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Tijdens de Meerpaaldagen in Dronten op 9 augustus 2014 is een confrontatie tussen twee groepen jongens ontstaan. Tijdens deze confrontatie heeft verdachte de toen 17-jarige [slachtoffer 1] doodgestoken. Verdachte had niet de bedoeling het slachtoffer te doden. Wel heeft hij een onaanvaardbaar risico genomen door een mes te trekken en dit mes te gebruiken. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft onder de dierbaren van [slachtoffer 1] een intens groot en onherstelbaar verdriet veroorzaakt, zo is ter zitting ook duidelijk gemaakt door de vader van [slachtoffer 1] middels zijn slachtofferverklaring. Door het handelen van verdachte heeft hij [slachtoffer 1], een nog jonge jongen die midden in het leven stond, het belangrijkste dat hij had, te weten zijn leven, ontnomen. Een feit als dit draagt tevens een voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van dit door verdachte gepleegde feit een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van die straf in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat blijkens het dossier jongens uit de groep waartoe het slachtoffer behoorde een aanmerkelijk aandeel hebben gehad in het ontstaan van de agressie en de vechtpartij voorafgaand aan de dood van het slachtoffer.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 25 november 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor het plegen van geweldsdelicten met justitie in aanraking is gekomen.
C.J. van Gessel, psychiater, S.A. Moonen, GZ-psycholoog, en A. Janischka, milieu-onderzoeker, komen in het triple-rapport van 20 februari 2015 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. Zij hebben geen andere aandoeningen geconstateerd. Er zijn geen aanwijzingen voor een doorwerking van de zwakbegaafdheid bij de totstandkoming van het bewezen verklaarde strafbare feit. De deskundigen komen daardoor tot de conclusie dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
De deskundigen komen voorts - net als de reclassering in het rapport van 27 februari 2015 - tot de conclusie dat er geen doorslaggevende redenen zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op het ontbreken van de noodzaak van een pedagogische aanpak.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal daarnaast gelet op de bevindingen van de deskundigen niet overgaan tot toepassing van het minderjarigen-strafrecht.
Alles overziende en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar passend en geboden is. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten zal op de straf in mindering worden gebracht.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [A] - daartoe vertegenwoordigd door
mr. R.A. van der Horst - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.210,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[A] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.210,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering daarom tot dit bedrag toewijzen.
Nu verdachte van het medeplegen van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit en van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken zal de rechtbank de vordering niet hoofdelijk toewijzen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 nader omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [A], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 2.210,00 (zegge: tweeëntwintighonderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.210,00 ten behoeve van de benadeelde partij [A] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[A] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[A], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. F.H. Schormans en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014219775, doorgenummerd blz. 1 tot en met 2652
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 83
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 83
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 86
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 563
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 96
7.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 augustus 2014, blz. 1234
8.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 augustus 2014, blz. 107
9.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 augustus 2014, blz. 109
10.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 april 2015
11.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 april 2015
12.PV beschrijving camerabeelden, blz. 913
13.PV beschrijving camerabeelden, blz. 915 en 916
14.PV beschrijving camerabeelden, blz. 919
15.PV beschrijving camerabeelden, blz. 920 en 921
16.PV beschrijving camerabeelden, blz. 922
17.Rapport textielonderzoek Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 december 2014, blz. 258 van het forensisch dossier
18.Rapport textielonderzoek Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 december 2014, blz. 259 van het forensisch dossier