ECLI:NL:RBMNE:2015:3086

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
16/705367-14 en 16/143243-14 (ttzgv) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot jeugddetentie voor gewelddadige woningoverval en openlijke geweldpleging

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van een gewelddadige woningoverval en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 9 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van een gewelddadige woningoverval op 12 juli 2014 in Doorn. De rechtbank oordeelde dat de strafmodaliteit die door de officier van justitie was gevorderd passend was, maar dat de hoogte van de gevorderde straf verlaagd moest worden. Dit was gebaseerd op de overweging dat de medeverdachte een initiërende rol had gespeeld in de woningoverval, terwijl de verdachte een ondergeschikte rol had vervuld.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging door op 27 april 2014 in Doorn een plantenbak te vernielen. De tenlasteleggingen werden in de zitting van 21 april 2015 behandeld, waarbij de verdachte in persoon verscheen en werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte voor de woningoverval en de vernieling strafbaar was, maar dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig was.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de adviezen van deskundigen over zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de lichte vermindering van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De benadeelde partij, die schade had geleden door de woningoverval, kreeg een schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van de andere benadeelde partij werd afgewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bepaalde voorwaarden tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705367-14 en 16/143243-14 (ttzgv) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 mei 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te ([woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

De tenlastelegging inzake parketnummer 16/705367-14 is op de zitting van 21 april 2015 gewijzigd.
De tenlasteleggingen zijn, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/705367-14
op 12 juli 2014 te Doorn zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval;
16/143243-14
op 27 april 2014 te Doorn zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging met vernieling van een plantenbak, dan wel aan vernieling van een plantenbak.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit van 16/705367-14 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, en laat daarbij in het midden of de bedreiging heeft plaatsgevonden met een mes of met een schroevendraaier.
Voorts acht de officier het primair ten laste gelegde feit van parketnummer 16/143243-14 wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de in de dossiers bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit van 16/705367-14. Daarbij heeft de verdediging opgemerkt dat niet bewezen kan worden dat er een mes is gebruikt, en dat het geenszins onaannemelijk is dat aangever de schroevendraaier heeft aangezien voor een mes.
Met betrekking tot het onder 16/143243-14 primair ten laste gelegde feit, concludeert de raadsman dat dit niet bewezen kan worden omdat er enige tijd zit tussen het omgooien van de bloembak door verdachte en het handelen van de anderen daarna. Van enige samenwerking is voorts niet gebleken.
Het subsidiair ten laste gelegde kan naar de mening van de verdediging wel worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen inzake 16/705367-14
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de aangifte door [aangever 1] d.d. 12 juli 2014 [1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2014 [2]
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 2 september 2014 [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 24 september 2014 [4] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 21 april 2015 [5] ;
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen inzake 16/143243-14
Op 30 april 2014 heeft [aangever 2] namens de gemeente Utrechtse Heuvelrug aangifte gedaan. Daarbij heeft aangever verklaard [6] dat op 27 april 2014 te Doorn plantenbakken van de gemeente zijn beschadigd. Op 30 april 2014 heeft verbalisant [A] de camerabeelden uitgekeken die zijn geregistreerd door camera’s op de Dorpsstraat te Doorn. Verbalisant [A] heeft verklaard [7] dat hij op de camerabeelden ziet dat een persoon, naar later blijkt verdachte [verdachte], naar een bloembak loopt en deze omgooit, waarna deze persoon wegloopt. Een tweede en derde persoon verschijnen in beeld en de tweede persoon gooit een tweede en een derde bloembak om. Op dat moment, aldus de verbalisant, loopt verdachte uit beeld globaal weer in de richting van het gemeentehuis. De hiervoor beschreven situatie duurt 14 seconden.
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen niet bewezen dat sprake is van een gezamenlijk optreden in de zin van nauwe en bewuste samenwerking, en zal om die reden verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde beschadiging van een bloembak.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/705367-14
hijop
of omstreeks12 juli 2014 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin
[onder andere]een bankpas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen rijbewijs en
/ofeen zorgpas en
/ofdiverse klantenpasjes en
/ofeen hoeveelheid geld) en
/ofeen mobiele telefoon (merk Nokia) en
/of een of meerhorloges,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ ofvergezeld en
/ of gevolgdvan geweld en
/ ofbedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ ofgemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en
/ ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
(s):
- bij de woning van die [aangever 1] hebben
/heeftaangebeld en
/ofnadat die [aangever 1] de voordeur op een kier had geopend met kracht
op/tegen de voordeur hebben
/heeftgeduwd en
/ofaldus die woning van die [aangever 1] zijn
/isbinnengedrongen
, althans binnengegaanen
/of
- die [aangever 1] een schroevendraaier
en/of een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerphebben
/heeftgetoond en
/ofvervolgens die schroevendraaier
en/of dat mes, althans dat op een mes gelijkende voorwerp, op die [aangever 1] hebben
/heeftgericht en
/ofdie schroevendraaier
en/of dat mes, althans dat op een mes gelijkende voorwerp,hebben
/heeftgehouden op ongeveer 10 centimeter afstand
, althans op korte afstand, van de borst van die [aangever 1] en
/oftegen die [aangever 1] hebben
/heeftgezegd: "Je geld, je geld" en
/of"op de bank zitten",
althans woorden van gelijke aard of strekking;
16/143243-14
Subsidiair
hijop
of omstreeks27 april 2014 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere, althanséén plantenbak
(ken),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geacht feiten zijn volgens de wet strafbaar als
16/705367-14
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/143243-14
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 15 december 2014, opgemaakt door drs. A. de Jong, GZ-psycholoog.
Het rapport vermeldt - samengevat - dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van beperkte verbale vermogens en sociaal-emotionele en morele onrijpheid. Geadviseerd wordt om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar (op een schaal van vijf punten) te beschouwen.
De rechtbank maakt de conclusie van voornoemde deskundige tot de hare en zal verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde, omdat niet gebleken is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat op verdachte het jeugdstrafrecht van toepassing zal worden geacht en dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering genoemde voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 100 uren gevorderd, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen.
Bij het formuleren van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om toepassing van het jeugdstrafrecht gevraagd.
De verdediging heeft er op gewezen dat verdachte al 3 maanden in voorarrest heeft gezeten, en dat verdachte bij de woningoverval een ondergeschikte rol heeft gespeeld. Voorts heeft de verdediging gevraagd om een voorwaardelijke werkstraf, aangezien verdachte door zijn fulltime baan, met daarnaast een krantenwijk en een weekendbaan, met als doel om zo snel mogelijk zijn schulden af te lossen, al heel veel hooi op zijn vork heeft genomen en daardoor weinig vrije tijd heeft.
De verdediging heeft om toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht gevraagd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval, waarbij hij en zijn mededader bij het slachtoffer zijn binnengedrongen nadat deze de voordeur had geopend. Het slachtoffer is vervolgens bedreigd met een schroevendraaier. Juist op een plek waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen, is hij overvallen. Uit zijn slachtofferverklaring blijkt dat hij maanden lang nachtmerries heeft gehad en zich niet meer veilig voelde in zijn eigen woning. Dat is des te schrijnender nu het slachtoffer een kwetsbare gezondheid heeft.
Dit is een bijzonder ernstig feit dat in beginsel een langdurige vrijheidsstraf rechtvaardigt.
Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan vernieling
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt een soortgelijke misdrijven.
In het onder 7 genoemde rapport van de deskundige wordt op basis van de onderzoeksresultaten geadviseerd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Er is sprake van een onrijpe sociaal-emotionele en morele ontwikkeling met gebrekkige verbale vermogens. Betrokkene kan nog niet zelfstandig functioneren maar heeft nog externe sturing, structurering en controle nodig.
De vertegenwoordiger van Samen Veilig Midden-Nederland, [B], heeft ter terechtzitting van 21 april 2015 het standpunt van de deskundige ten aanzien van het toepassen van het jeugdstrafrecht onderschreven.
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte en in voornoemde adviezen aanleiding recht te doen overeenkomstig de in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht genoemde artikelen van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het advies van de psycholoog dat het bewezen verklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de strafoplegging zal, in het voordeel van verdachte, voorts met het volgende rekening worden gehouden.
Uit de voorgangsrapportage van Samen Veilig Midden-Nederland blijkt dat de sinds de schorsing ingezette begeleiding door de jeugdreclassering goed is verlopen en dat verdachte zich goed aan de voorwaarden van de intensieve trajectbegeleiding (ITBplus) heeft gehouden. De hoge schulden van verdachte zijn een belangrijke stressfactor in zijn leven en hij is na zijn schorsing begonnen met full-time werk om zijn schulden af te lossen. Hij loopt in de ochtenden voor hij naar zijn werk gaat een krantenwijk en op zaterdag werkt hij in een restaurant. Al tijdens zijn detentie in de JJI Eikenstein, die als erg zwaar is ervaren door verdachte, heeft hij trainingen gevolgd waar hij heeft geleerd om beter met boosheid en frustratie om te gaan. Hij heeft de training ‘Brains 4u’ gevolgd en is minder gaan blowen.
Verdachte heeft het slachtoffer een brief geschreven met zijn excuses en herstelbemiddeling is ingezet.
Het is in het belang van het verminderen van recidivegevaar dat deze positieve ontwikkeling wordt voortgezet en ondersteund.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden de strafmodaliteit die de officier van justitie heeft gevorderd passend is maar dat afgeweken dient te worden van de hoogte van de gevorderde straf. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd. Daarbij weegt de rechtbank mee dat niet verdachte, maar de medeverdachte een initiërende rol heeft gespeeld in het plegen van de woningoverval.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

16/705367-14, benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een bedrag van € 4.880,96, bestaande uit
€ 2.400,00 aan immateriële schade en € 2.480,96 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft de volledige toewijzing van de vordering gevorderd, inclusief rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft - samengevat - betoogd dat het bedrag aan immateriële schade niet onderbouwd is met enig voorbeeld van een soortgelijke zaak en dat de derving van inkomsten onvoldoende is onderbouwd. Voorts dienen naar de mening van de verdediging de opgevoerde kosten van rechtsbijstand door mr. J.R.A. Röschlau afgewezen te worden omdat die schade niet rechtstreeks is geleden door het strafbare feit.
De rechtbank overweegt het volgende.
De behandeling van een gedeelte van de vordering van [aangever 1] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdediging heeft de door de benadeelde partij opgevoerde kosten onder 2. en 3. ter zake van ‘benzinegeld’ en ‘geld uit portemonnee’ niet betwist en de rechtbank acht deze kosten (van totaal € 40,--) dus toewijsbaar.
De behandeling van de kosten onder 1. ‘derving van inkomsten’ (van € 151,66) levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De immateriële schade, door de raadsman ter zitting bijgesteld tot in totaal € 2.400,-- wordt door de rechtbank geschat op in totaal € 1.500,--. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voor het overige levert de behandeling van deze schadepost een onevenredige belasting van het strafproces op.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande,
een bedrag van € 1.540,-- toewijsbaar. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, met dien verstande dat dit bedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente berekend van 12 juli 2014 tot de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard worden. De benadeelde partij kan dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De kosten van rechtsbijstand
De kosten van rechtsbijstand zijn op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van € 768,--.
De rechtbank heeft voor de hoogte van dit bedrag aansluiting gezocht bij het liquidatietarief in burgerlijke zaken: een punt ad € 384,--, waarbij in deze zaak is uitgegaan van 2 punten, te weten opstellen vordering en toelichting ter zitting.
De door de rechtbank toegewezen bedragen, daaronder begrepen de kosten van rechtsbijstand, zullen steeds hoofdelijk worden toegewezen, nu verdachte niet als enige verantwoordelijk is voor de gepleegde woningoverval. De hoofdelijke veroordeling in de proceskosten ligt in de rede omdat de raadsman van de benadeelde partij dezelfde vordering heeft ingediend in deze zaak en de zaak van de medeverdachte en die zaken op zitting gelijktijdig inhoudelijk zijn behandeld.
16/143243-14, benadeelde partij [C]
De benadeelde partij [C] vordert een bedrag van € 350,-- aan materiële schade.
De officier van justitie heeft de volledige toewijzing van de vordering gevorderd, inclusief rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft betoogd dat het verzoek dient te worden afgewezen omdat de schade niet ziet op een te bewijzen feit.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangezien elk causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezen feit ontbreekt, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde, en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van hetgeen hem onder parketnummer 16/143243-14 primair ten laste is gelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen het ten laste gelegde onder parketnummer 16/705367-14, zodanig als hiervoor onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart bewezen het subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 16/143243-14, zodanig als hiervoor onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/705367-14
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/143243-14
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
I. veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 9 (negen) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
- stelt als
algemene voorwaarden:
  • de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
 de verdachte moet zich gedurende 1 (één) jaar gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel
Toezicht en Begeleiding,worden gegeven door of namens Samen Veilig Midden-Nederland;
- draagt de reclasseringsinstelling Samen Veilig Midden-Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
II. veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
van 50 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 dagen;
Benadeelde partijen

benadeelde partij [aangever 1] (16/705367-14)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde [aangever 1] van € 1.540,00, waarvan € 40,00 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 12 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 768,00;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 1.540,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2014, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

benadeelde partij [C] (16/143243-14)
-wijst de vordering af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte tot nu toe gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. A.J.P. Schotman en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2015.
Mr. Somsen en de griffier zijn verhinderd dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan W. de Bruin wordt, na wijziging, ten laste gelegd:
16/705367-14
hij op of omstreeks 12 juli 2014 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin [onder andere] een bankpas en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een zorgpas en/of diverse klantenpasjes en/of een hoeveelheid geld) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) en/of een of meer horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij de woning van die [aangever 1] hebben/heeft aangebeld en/of (nadat die [aangever 1] de voordeur op een kier had geopend) (met kracht) op/tegen de voordeur hebben/heeft geduwd en/of aldus die woning van die [aangever 1] zijn/is binnengedrongen, althans binnengegaan en/of
- die [aangever 1] een schroevendraaier en/of een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond en/of (vervolgens) die schroevendraaier en/of dat mes, althans dat op een mes gelijkende voorwerp, op die [aangever 1] hebben/heeft gericht en/of die schroevendraaier en/of dat mes, althans dat op een mes gelijkende voorwerp, hebben/heeft gehouden op (ongeveer) 10 centimer afstand, althans op korte afstand, van de borst van die [aangever 1] en/of tegen die [aangever 1] hebben/heeft gezegd: "Je geld, je geld" en/of "op de bank zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
16/143243-14
Primair
hij op of omstreeks 27 april 2014 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dorpsstraat/Kerkplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere, althans één plantenbak(ken), welk geweld bestond uit het omver gooien van de plantenbak(ken), waarbij hij, verdachte, opzettelijk die plantenbak heeft vernield;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2014 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, althans één plantenbak(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 13 juli 2014 met bijlagen, opgenomen op pagina 127-134 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2014188973 (pv einddossier), in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 662.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2014, opgenomen op pagina 226 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 2 september 2014 met bijlagen, opgenomen op pagina 57-65, van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 24 september 2014, opgenomen op pagina 66-75, van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van de zitting van 21 april 2015.
6.Het proces-verbaal van aangifte namens de gemeente Utrechtse Heuvelrug d.d. 30 april 2014, opgenomen op pagina 39-40 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2014198555, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 65.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2014, opgenomen op pagina 26-30 van het onder voetnoot 6 genoemde proces-verbaal, in het bijzonder pagina 28.