ECLI:NL:RBMNE:2015:2958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
16/661827-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van een geldbedrag van € 5.254,00

Op 22 april 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in Marokko en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 5.254,00. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 8 januari en 8 april 2015, waarbij de verdachte niet aanwezig was. Zijn advocaat, mr. Y. Taghi, was gemachtigd om namens hem te pleiten. De tenlastelegging werd op 8 januari 2015 gewijzigd, en de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het witwassen overtuigend was. De verdachte was op 7 maart 2014 aangehouden in een snackbar, waar hij het geldbedrag bij zich had. Hij verklaarde geen inkomen te hebben en gaf aan dat het geld een gift was van vrienden en kennissen, maar kon geen concrete details geven over deze personen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar was en dat er voldoende aanwijzingen waren dat het geld afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het geldbedrag voorhanden had, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 5.254,00 verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661827-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Marokko),
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015 en 8 april 2015. De verdachte is niet verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op 8 januari 2015 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 5.254,-- euro heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende. [1]
Verdachte is op 7 maart 2014 aangehouden in [snackbar] te [vestigingsplaats]. Hij had op dat moment € 5.254,-- bij zich. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij geen inkomen heeft. [3]
Bewijsoverwegingen
Bij de toetsing of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen zal allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Omdat verdachte zelf geen inkomen heeft, zich tijdens zijn aanhouding in een café bevond waar meerdere hoeveelheden verdovende middelen zijn aangetroffen en een aanzienlijk geldbedrag contant op zak had, is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mocht daarom worden verlangd dat hij een verklaring over de herkomst van het geld af zou leggen. Hij heeft verklaard dat hij het geld heeft gekregen van vrienden en kennissen als een soort gift. Verdachte heeft niet willen zeggen van welke vrienden of kennissen hij het geld gekregen heeft.
De verklaring van verdachte is verre van concreet en evenmin verifieerbaar. Het Openbaar Ministerie is daarom ook niet geboden nader onderzoek te doen naar deze verklaring.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het niet anders kan dan dat het geld dat verdachte bij zich had middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Verdachte had dit geld voorhanden en gelet op zijn verklaring kan het niet anders dan dat hij ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 maart 2014, te Amersfoort, een geldbedrag van ongeveer € 5.254,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Witwassen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en verder geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft door zijn handelen opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie heeft onttrokken. Daardoor heeft hij de integriteit van het economische verkeer geschaad.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 februari 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het in beslag genomen geld dat zij verbeurd zal verklaren.
Alles afwegende is een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend. De rechtbank beoogt hiermee te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten.

9.Het beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte is een geldbedrag van € 5.254,-- in beslag genomen. Verdachte wordt veroordeeld voor het witwassen van dit geldbedrag. De rechtbank zal dit geldbedrag daarom verbeurd verklaren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
twee weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de verbeurdverklaring van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van
€ 5.254,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 maart 2014, te Amersfoort, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) € 5.254,00, in ieder geval een (groot) geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op dat voorwerp was, of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
en/of
hij op of omstreeks 7 maart 2014, te Amersfoort, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) € 5.254,00, in ieder geval een (groot) geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) € 5.254,00, in ieder geval een (groot) geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans, redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (PL0940/2014 176376) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 3 en de kennisgeving inbeslagname, pagina 22 tot en met 24.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 17.