ECLI:NL:RBMNE:2015:2957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
16/702224-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke overtreding van de Wet op de Kansspelen in een eetcafé

Op 22 april 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het opzettelijk overtreden van de Wet op de Kansspelen. De verdachte, eigenaar van een snackbar in Amersfoort, bood bezoekers de gelegenheid om te gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden zonder de vereiste vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2013 tot en met 7 maart 2014 betrokken was bij het aanbieden van kansspelen, wat resulteerde in een veroordeling tot een taakstraf van 40 uur. Tijdens de zittingen op 8 januari en 8 april 2015 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. L. de Leon. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een geldboete van € 10.000,-- had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een taakstraf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en het verlies van zijn horecavergunning. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de handel in drugs, waarvoor de verdachte ook was aangeklaagd, en sprak hem daarvan vrij. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de Kansspelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702224-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015 en 8 april 2015.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: in de periode van 1 juni 2013 tot en met 7 maart 2014 tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk hennep en/of hasjiesj heeft verhandeld vanuit [snackbar] in [vestigingsplaats] ;
Feit 1 subsidiair: in de periode van 1 juni 2013 tot en met 7 maart 2014 medeplichtig is geweest aan de handel in hennep en/of hasjiesj vanuit [snackbar] in [vestigingsplaats] door het pand beschikbaar te stellen;
Feit 2: op 7 maart 2014 in [snackbar] te [vestigingsplaats] al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan het publiek om mee te doen aan een kansspel, terwijl hij daartoe geen vergunning had.

3.Voorvragen

Geldigheid dagvaarding en bevoegdheid
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er gebruik is gemaakt van stelselmatige observatie door een veiligheidsambassadeur van de gemeente Amersfoort zonder dat daartoe een bevoegdheid bestond. Hiermee is volgens de verdediging sprake van een vormverzuim en daarnaast zijn doelbewust de belangen van verdachte geschaad. De verdediging is ook van mening dat de vervolgingsbeslissing onbegrijpelijk en onzorgvuldig is, gelet op de beperkte inhoud van het dossier.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Zij stelt vast dat niet een medewerker van de politie, maar een burger de observaties heeft verricht en daarover een getuigenverklaring heeft afgelegd. Een burger heeft daartoe geen bijzondere toestemming nodig en een bevel daartoe op grond van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering was dan ook niet vereist. Door de waarnemingen die getuige [getuige] heeft gedaan is verdachte niet in zijn belangen geschaad en er is geen sprake van een vormverzuim. De vervolgingsbeslissing van de officier van justitie is niet op voorhand onbegrijpelijk en onzorgvuldig te noemen. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de verdediging gepleit tot bewijsuitsluiting van de getuigenverklaring van [getuige] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat feit 1 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zij zal verdachte daarvan vrijspreken. De reden voor de vrijspraak is dat er zich geen enkel bewijs in het dossier bevindt waaruit blijkt dat verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de handel in hennep en/of hasjiesj vanuit zijn eetcafé.
Gelet op het feit dat verdachte wordt vrijgesproken wordt het verweer tot bewijsuitsluiting niet besproken.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende. [1]
In [snackbar] te [vestigingsplaats] worden op 7 maart 2014 onder meer vier computers aangetroffen, waarvan drie computers met een netwerkkabel zijn aangesloten op een modem. Computers 3 en 4 waren aangesloten op twee beeldschermen die zich in een apart zaaltje achter in het café bevonden. De computers stonden ten tijde van de controle aan en er was een beveiligde verbinding met een server in het buitenland actief. Op beide beeldschermen waren de logo’s XLive en Sports te zien. [2]
Onder [A] is tijdens de inval in [snackbar] op 7 maart 2014 een XLive gokticket in beslag genomen. [3]
Op de balie staat tijdens de inval een bonnenprinter. De grootte van de printer komt overeen met de XLive tickets die in [snackbar] zijn aangetroffen. [4]
Op de computers 3 en 4 staat gokprogrammatuur van de firma [naam] Gmbh uit Oostenrijk. Deze firma biedt gokproducten aan onder de namen Sports en XLive. In de logbestanden is te zien dat er met de servers contact is gelegd en dat er transacties zijn verricht. Er zijn innames van geld en uitbetalingen van geld geregistreerd. Op ieder van de computers is een ticketnummer aangetroffen dat overeenkomt met de twee tickets die zijn aangetroffen tijdens de inval. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar is van [snackbar] en dat hij de twee computers heeft geplaatst als service voor de klanten. [6]
Bewijsoverwegingen
In het eetcafé van verdachte zijn twee computers met gokprogrammatuur aangetroffen. Ook zijn bij bezoekers in het café goktickets aangetroffen. Verdachte was de eigenaar en was bijna iedere dag aanwezig in het café. Gasten van het café konden via de computers gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden en daar moesten zij geld voor inzetten.
Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte hiervan op de hoogte was. De verklaring van verdachte dat hij niets wist van het gokken en dat de computers alleen voor internetgebruik waren, is hoogst onwaarschijnlijk.
Uit de ontkennende verklaring van verdachte volgt dat hij in ieder geval geen vergunning ingevolge de Wet op de Kansspelen heeft aangevraagd. Ook dat gedeelte van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 7 maart 2014 te [vestigingsplaats] in een pand (snackbar " [snackbar] ") aan de [adres 2] , opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van het kansspel toto mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 1, eerste lid sub a, van de Wet op de Kansspelen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-- te vervangen door 200 dagen vervangende hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de Wet op de Kansspelen overtreden door bezoekers van zijn eetcafé de gelegenheid te bieden te gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Uit het dossier volgt niet of en hoeveel verdachte hieraan zou hebben verdiend.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 februari 2015 blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie.
Verdachte heeft verklaard dat hij veel schulden heeft en dat deze schulden alleen maar oplopen. Hij is zijn vergunningen voor de horeca kwijtgeraakt en zijn eetcafé is gesloten sinds de inval in de zaak. De rechtbank zal deze gevolgen bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan laten meewegen in het voordeel van verdachte. Gelet op de schulden is voorts een geldboete, zoals door de officier van justitie is gevorderd, geen passende straf.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn geldbedragen van € 400,-- en € 1.425,-- in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat dit de opbrengst uit zijn zaak was van die week.De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk en zal de teruggave gelasten van het geld aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 1, eerste lid sub a, van de Wet op de Kansspelen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • € 400,-- (goednummer PL0940-2013156840-1102380);
  • € 1.425,-- (goednummer PL0940-2013156840-1102383).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. G.A. Bos en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2013
tot en met 7 maart 2014 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, in een pand (snackbar " [snackbar] ") gelegen
aan de [adres 2] (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt, (gebruikers)hoeveelheden hennep en/of hasjiesj,
aan (een) onbekend gebleven gebruiker(s), zijnde (telkens) hennep en/of
hasjiesj een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 7 maart 2014 te Amersfoort,
met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk
heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt in een pand (snackbar
" [snackbar] " aan de [adres 2] (gebruikers)hoeveelheden hennep
en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of
meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 7
maart 2014 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor
de verkoop en/of aflevering en/of verstrekking van hennep en/of hasjiesj ter
beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2014 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, in een pand (snackbar " [snackbar] ")
aan de [adres 2] , al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven
aan (personen uit) het publiek om door middel van het (kans)spel toto en/of
een of meer andere spelen, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij
de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling waarop de
deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl
daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 1 lid 1 ahf/ond a Wet op de kansspelen

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (PL0940/2014 176376) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal, pagina 69 en 70 en de foto’s op pagina 73 en 75.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 3 en de kennisgeving inbeslagname, pagina 6 uit het dossier betreffende [A] .
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
5.Het proces-verbaal, pagina 88 en bijlage 1 op pagina 90.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 18 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2015.