Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting [eiseres] en gedaagden, waarbij de vorderingen van eiseres zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een feitelijke of juridische misslag in het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg. Eiseres had betoogd dat de wilsbekwaamheid van mevrouw [gedaagde sub 1] ten aanzien van haar euthanasiewens niet correct was beoordeeld, maar de voorzieningenrechter vond dat de eerdere rechter zorgvuldig had afgewogen en geen bezwaren had geuit tegen het wettelijk kader dat was geschetst.
De voorzieningenrechter benadrukte dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst als er sprake is van een juridische of feitelijke misslag, of als de tenuitvoerlegging een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou veroorzaken. Eiseres kon niet aantonen dat zij in een noodtoestand verkeerde door het vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet willen uitvoeren van een vonnis niet gelijkgesteld kan worden aan het niet kunnen uitvoeren ervan.
Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.101,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. Sap, voorzieningenrechter, en is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.