ECLI:NL:RBMNE:2015:2870

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
C/16/390602 / KG ZA 15-265
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding inzake euthanasiewens en zorgovereenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting [eiseres] en gedaagden, waarbij de vorderingen van eiseres zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een feitelijke of juridische misslag in het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg. Eiseres had betoogd dat de wilsbekwaamheid van mevrouw [gedaagde sub 1] ten aanzien van haar euthanasiewens niet correct was beoordeeld, maar de voorzieningenrechter vond dat de eerdere rechter zorgvuldig had afgewogen en geen bezwaren had geuit tegen het wettelijk kader dat was geschetst.

De voorzieningenrechter benadrukte dat in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan worden geschorst als er sprake is van een juridische of feitelijke misslag, of als de tenuitvoerlegging een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou veroorzaken. Eiseres kon niet aantonen dat zij in een noodtoestand verkeerde door het vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet willen uitvoeren van een vonnis niet gelijkgesteld kan worden aan het niet kunnen uitvoeren ervan.

Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.101,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. Sap, voorzieningenrechter, en is vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/390602 / KG ZA 15-265
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 21 april 2015, tevens houdende mondeling vonnis
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. T.A.M. van den Ende te Zwolle,
tegen
1.
[gedaagde sub 1],
verblijvende in zorginstelling [zorginstelling] te [woonplaats],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E. Pans te Amsterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna als [gedaagden c.s.] aangeduid worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding
Tegenwoordig zijn mr. J. Sap, voorzieningenrechter, en mr. E.E. Rippen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- aan de zijde van eiseres: eiseres, vertegenwoordigd door haar bestuurder, drs. [A], bijgestaan door mr. T.A.M. Van den Ende voornoemd, en drs. [B], (verpleeghuis-) arts, drs. [C], psychologe, [D], [E] en mevrouw [F];
- aan de zijde van gedaagden: mr. E. Pans voornoemd.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten, die zij toelichten aan de hand van pleitaantekeningen.
Na schorsing wijst de voorzieningenrechter het volgende mondeling vonnis, dat met instemming van partijen in het proces-verbaal van de zitting zal worden opgenomen:

Motivering

1. Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2. Tegen het door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg geschetste wettelijk kader heeft [eiseres] geen bezwaren geuit. Dit kader komt de voorzieningenrechter voorshands niet onjuist voor en daarom zal dit als uitgangspunt dienen. Alvorens te komen tot het oordeel dat voldoende is gebleken van de wilsbewaamheid van mevrouw [gedaagde sub 1] ten aanzien van haar euthanasiewens, heeft de voorzieningenrechter te Middelburg blijk gegeven van een zorgvuldige afweging van feiten en omstandigheden.
4. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt, dat in een executiegeschil geen inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak aangevoerd kunnen worden. Daarvoor dient het middel van hoger beroep. Ten aanzien van de door [eiseres] gestelde feitelijke en juridische misslagen wordt als volgt overwogen.
5. Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat de toetsing van de wilsbekwaamheid ten aanzien van de euthanasiewens los staat van de toetsing van de wilsbekwaamheid ten aanzien van het opzeggen van de zorgovereenkomst en dat het oordeel van de voorzieningenrechter te Middelburg in zoverre niet juist is, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de Memorie van Toelichting bij de Wet toetsing levensbeëindiging (Kamerstukken II 1998/99, 26 691, nr. 3, p.11) is opgenomen dat indien een arts de gevraagde hulp niet in overeenstemming kan brengen met zijn geweten, hij deze hulp niet hoeft te bieden. Indien hij tot deze afweging komt, dan ligt het op zijn weg om een andere arts in te schakelen. Hieruit volgt dat een arts niet kan tegenhouden dat de gevraagde hulp wordt geboden. Niet gebleken is dat de artsen die zijn ingeschakeld door de Stichting [kliniek] zich niet hebben gehouden aan de toetsingskaders van de voornoemde wet. Het oordeel dat mevrouw [gedaagde sub 1] wilsbekwaam is ten aanzien van haar euthanasiewens impliceert dat zij ook wilsbekwaam is ten aanzien van het opzeggen van de zorgovereenkomst. Ware dit anders, dan zou het recht op euthanasie illusoir zijn. Bovendien vloeit dit logischerwijs voort uit het gegeven dat de Wet toetsing levensbeëindiging specifieke verplichtingen legt op de arts, die moeten worden gezien als een nadere invulling van de algemene normen van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De voorzieningenrechter te Middelburg heeft het voorgaande niet miskend in haar beoordeling.
6. Hoewel de motivering ten aanzien van de zorgverlening van [B] enigszins kort is, volgt daaruit niet dat sprake is van een misslag. In het licht van de gemaakte afweging had een uitgebreidere motivering niet tot een ander oordeel geleid. Ten aanzien van de waardering van de volmacht die mevrouw [gedaagde sub 1] ten overstaan van de notaris aan haar zoon heeft verleend, overweegt de voorzieningenrechter dat die waardering aan de notaris was. Kennelijk heeft de notaris na met mevrouw [gedaagde sub 1] gesproken te hebben geen reden gezien om verder onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van mevrouw [gedaagde sub 1] ten aanzien van de volmachtverlening.
7. Op grond van de voorgaande overweging is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van een feitelijke of juridische misslag in het vonnis van de voorzieningenrechter te Middelburg. Ook komt [eiseres] niet in een noodtoestand te verkeren door dat vonnis. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden waardoor [eiseres] onmachtig is uitvoering te geven aan het vonnis. Het niet willen uitvoeren kan niet gelijk gesteld worden aan het niet kunnen uitvoeren van een vonnis.
8. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] Deze kosten worden begroot op (€ 285,00 vast recht + € 816,00 salaris advocaat =) € 1.101,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden c.s.], tot op heden begroot op
€ 1.101,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, voorzieningenrechter, en in het openbaar mondeling uitgesproken op 21 april 2015.
Waarvan proces-verbaal,
griffier voorzieningenrechter