ECLI:NL:RBMNE:2015:2861

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
16.660032-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door het ontploffen van vuurwerk in de nabijheid van een slachtoffer

Op 22 april 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2011 in Almere een Cobra-vuurwerkbom in de richting van een slachtoffer heeft gegooid, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, namelijk permanente gehoorbeschadiging. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.A.C. van der Brink. De officier van justitie, mr. M. Kamper, vorderde dat het primair ten laste gelegde bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door het gooien van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van het slachtoffer zelf en twee getuigen die de verdachte op de hoogte hebben gehoord van zijn acties. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het primair ten laste gelegde, maar sprak hem vrij van voorbedachten rade.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende gehoorschade heeft opgelopen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 27, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660032-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 april 2015, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. J.A.C. van der Brink, advocaat te Almere, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste, gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Almere aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (permanente gehoorbeschadiging), heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een Cobra-vuurwerkbom (zijnde illegaal vuurwerk), in elk geval een stuk vuurwerk, in de richting van die [slachtoffer] te gooien, waarbij dat vuurwerk in de direct nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een Cobra-vuurwerkbom (zijnde illegaal vuurwerk), in elk geval een stuk vuurwerk, in de richting van die [slachtoffer] heeft gegooid, waarbij dat vuurwerk in de directe nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Almere, opzettelijk mishandelend een Cobra-vuurwerkbom (zijnde illegaal vuurwerk), in elk geval een stuk vuurwerk, in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid, waarbij dat vuurwerk in de directe nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde bewezen te verklaren. Daartoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Met betrekking tot het zwaar lichamelijk letsel heeft zij opgemerkt dat uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat er niet eerder sprake was van schade aan het gehoor.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair algehele vrijspraak betoogd omdat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Zo heeft [getuige 2] aanvankelijk verklaard dat verdachte gezegd had het vuurwerk van vrienden te hebben gekocht, maar later dat verdachte gezegd had dat hij het van zijn broertje had gekregen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat niet bewezen kan worden dat zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, nu onduidelijk is of aangever eerder schade aan het gehoor heeft opgelopen, zodat vrijspraak van het primair ten laste gelegde dient te volgen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 25 november 2011 in Almere [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door een stuk vuurwerk af te steken en in de richting van [slachtoffer] te gooien.
Op 25 november 2011 komt een melding binnen op het politiebureau dat [slachtoffer] aan het werk was bij een bedrijfspand in het centrum van Almere en dat er van bovenaf vermoedelijk een vuurwerkbom naar beneden was gegooid die twee meter naast [slachtoffer] belandde. [slachtoffer] kon niet meer goed horen met één oor na de knal en kreeg pijn aan zijn oor. [2]
[slachtoffer] deed op 26 november 2011 aangifte. Hij verklaarde dat hij aan het werk was op de Grote Markt in Almere toen er vanuit het niets een enorme knal naast hem plaatsvond. Aangever verklaarde dat hij onmiddellijk hevige pijn rondom zijn linkeroor voelde [3] en op advies van een gemeenteambtenaar naar de spoedeisende hulp ging omdat er inmiddels vocht uit het oor van aangever kwam. Daar bleek uit een eerste onderzoek dat aangevers linker oor beschadigd was en er ongeveer 60 tot 70% gehoorverlies was. Het rechter oor had een gehoorverlies van ongeveer 30%. [4]
[getuige 2] verklaarde op 5 september 2013 dat zij destijds met verdachte samenwoonde en dat verdachte op 25 november 2011 niet kon slapen omdat hij gek werd van de werkgeluiden. Verdachte liep in een agressieve bui het appartement uit naar de schuur [5] en liep daarna naar de galerij naar de kant van de flat waar de werkzaamheden plaats vonden op de begane grond. Enkele tellen later hoorde getuige [getuige 2] een enorme knal. Een paar tellen later kwam verdachte binnen en vertelde hij aan getuige [getuige 2] dat hij zojuist vuurwerk naar de bouwvakkers had gegooid. [6]
Op 5 februari 2014 herhaalde getuige [getuige 2] deze verklaring en vulde ze aan dat verdachte tegen haar gezegd had dat hij vuurwerk naar beneden had gegooid omdat hij gek werd van het lawaai. [7]
[getuige 1] verklaarde op 30 oktober 2013 dat verdachte aan haar verteld had dat hij een rotje naar beneden had gegooid omdat hij gek werd van het geluid. [8] Op 12 februari 2014 verklaarde getuige [getuige 1] dat zij op 30 oktober 2013 de waarheid had gesproken en herhaalde zij haar eerder afgelegde verklaring. [9]
Deze verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] kunnen gebruikt worden voor het bewijs. De keuze voor het moment van verklaren door [getuige 2] doet niet af aan de inhoud van haar verklaringen. Zij verklaart consistent met betrekking tot het gooien van vuurwerk door verdachte. Of dit vuurwerk afkomstig was van het broertje van verdachte of van zijn vrienden is van ondergeschikt belang. Ook [getuige 1] blijft in essentie bij haar eerder afgelegde verklaring dat verdachte haar heeft verteld dat hij vuurwerk naar beneden had gegooid omdat hij gek werd van het lawaai. Het verweer van de raadsman dat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn, wordt verworpen.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon is geweest die op 25 november 2011 in Almere vuurwerk afgestoken heeft en in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid.
Zwaar lichamelijk letsel
Door het ontploffen van het door verdachte gegooide vuurwerk in de nabijheid van [slachtoffer] heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit valt af te leiden uit de hiervoor genoemde verklaring van [slachtoffer], maar ook uit de medische informatie van huisarts [A]. De huisarts heeft het geconstateerde letsel bij [slachtoffer] omschreven als zijnde gehoorproblemen die er voorheen niet waren. [10] Ook forensisch arts E.I. Hofstra van de GGD Flevoland beschrijft dat er gehoorverlies is van het rechter oor van 30-40 decibel en van het linker oor van 60 decibel (lage tonen) tot 80 decibel (hoge tonen). Dit betreft perceptief gehoorverlies en verbetering van dergelijke gehoorschade is niet te verwachten . Verder heeft de forensisch arts opgemerkt dat [slachtoffer] voor het incident gehoorklachten had, maar dat dit nooit geleid heeft tot het maken van een audiogram. De permanente gehoorbeschadiging van [slachtoffer] is daarmee aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit zwaar lichamelijk letsel is het gevolg van het gooien van vuurwerk door verdachte. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij direct na de ontploffing hevige ondraaglijke pijn had in zijn linker oor en dat kort daarna vocht uit zijn oor liep. Beide artsen constateren ook dat de op dat moment geconstateerde gehoorschade voorheen niet aanwezig was. Het verweer van de raadsman wordt daarmee verworpen.
Voorbedachten rade
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, voordat hij het vuurwerk afstak en naar beneden gooide, zijn woning verlaten heeft en zich van het vuurwerk voorzien heeft. Dit acht de rechtbank onvoldoende om bewezen te achten dat verdachte met voorbedachten raad gehandeld heeft, te minder nu ook uit de bewijsmiddelen af te leiden valt dat verdachte in opgewonden staat verkeerde ten tijde van het begaan van het delict.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde voorbedachten rade.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 25 november 2011 te Almere aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (permanente gehoorbeschadiging), heeft toegebracht, door opzettelijk een stuk vuurwerk, in de richting van die [slachtoffer] te gooien, waarbij dat vuurwerk in de direct nabijheid van die [slachtoffer] tot ontploffing is gekomen.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Primair:
Zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft opzettelijk vuurwerk tot ontploffing gebracht in de nabijheid van een aantal personen, die bouwwerkzaamheden verrichtten. Dat leverde gevaar op en een persoon heeft hij daarmee ook daadwerkelijk ernstig letsel aan het gehoor toegebracht. Niet alleen bij dat slachtoffer, maar ook bij diens collega’s heeft hij angstgevoelens teweeggebracht. Dergelijk handelen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij de strafoplegging is er aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Hieruit volgt dat voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van een wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opgelegd kan worden. In het onderhavige geval is geen sprake van een wapen in de gebruikelijke zin van het woord, maar een stuk vuurwerk kan hiermee in zekere zin vergeleken worden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 2 maart 2015 de verdachte betreffend blijkt dat er gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden moet worden met de strafbeschikking die verdachte op 18 september 2013 gekregen heeft.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dat zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos , voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer25LEC-82 2011081651, doorgenummerd 1 tot en met 106.
2.Pagina 12.
3.Pagina 15.
4.Pagina 16.
5.Pagina 30.
6.Pagina 31.
7.Zie de verklaring van [getuige 2] afgelegd bij de rechter-commissaris op 5 februari 2014 onder RC nummer 13/4796.
8.Pagina 39.
9.Zie de verklaring van [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 12 februari 2014 onder RC nummer 13/4796.
10.Pagina 63.