Op 22 april 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 november 2011 in Almere een Cobra-vuurwerkbom in de richting van een slachtoffer heeft gegooid, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, namelijk permanente gehoorbeschadiging. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.A.C. van der Brink. De officier van justitie, mr. M. Kamper, vorderde dat het primair ten laste gelegde bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door het gooien van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van het slachtoffer zelf en twee getuigen die de verdachte op de hoogte hebben gehoord van zijn acties. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het primair ten laste gelegde, maar sprak hem vrij van voorbedachten rade.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende gehoorschade heeft opgelopen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 10, 27, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.