Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 november 2014;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte van vermindering van eis;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 maart 2015.
2.De feiten
(hierna: koper). Koper is voornemens een stuk grond van plm. 10.000 m2 af te splitsen voor herontwikkeling (nieuwbouw van 35 woningen) en de villa te restaureren.
3.Omschrijving van het geschil
de heffing van omzetbelasting met betrekking tot de levering van percelen grond in het project ‘Villa Pera’ te Baarn;
de verschuldigdheid van heffingsrente en een vergrijpboete met betrekking tot het in a) genoemde;
(…).
5.Inhoud van overeenkomst
Partij B[lees: de belastingdienst; toevoeging rb]
vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting (…) tot een bedrag van € 402.000, de heffingsrente en eventuele boete worden geacht hierin te zijn begrepen;
(…)
het onder a) genoemde bedrag wordt door partij A[lees: POG c.s.; toevoeging rb]
uiterlijk op 31 juli 2013 aan Partij B betaald (…);
mocht ingevolge een eventuele procedure tussen de gemeente Baarn en Partij A in een onherroepelijk rechterlijk vonnis onomstotelijk komen vast te staan dat de door de gemeente Baarn afgegeven bouwvergunning d.d. 02 februari 2007 niet rechtsgeldig is in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht dan zal Partij B op verzoek van Partij A, onder overlegging van alle relevante bescheiden, de voornoemde naheffingsaanslag omzetbelasting ambtshalve verminderen tot nihil en zal Partij B de heffingsrente aan Partij A vergoeden. De enkele vaststelling van enige aansprakelijkheid tussen Partij A en de gemeente Baarn leidt niet tot ambtshalve vermindering van de voornoemde naheffingsaanslag omzetbelasting.
6.Rechtsgevolgen overeenkomst
ter zake van hetgeen is overeengekomen, geen gebruik zal maken van enig recht van bezwaar en/ of beroep;
een eventueel reeds ingediend beroepschrift tegen voornoemde naheffingsaanslag omzetbelasting zal worden ingetrokken. (…);
(…);
ter zake van hetgeen is overeengekomen, direct dan wel indirect, niets meer te vorderen heeft van Partij B uit welke hoofde dan ook.
na tijdige ontvangst van het onder onderdeel 5 a) genoemde bedrag over te zullen gaan tot ambtshalve vermindering van voornoemde naheffingsaanslag omzetbelasting tot 402.000 euro (…);
over hetgeen is overeengekomen geen nadere fiscale gevolgen zal verbinden dan de in de overeenkomst opgenomen gevolgen.
3.Het geschil
in conventie
- om uiterlijk veertien dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 402.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat dit bedrag door POG c.s. aan de belastingdienst is voldaan, onder de bepaling dat voldoening aan de ene eiseres de gemeente ook bevrijdt jegens de andere eiseres;
- om uiterlijk veertien dagen na betekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 147.867,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (zijnde 29 juli 2014), onder de bepaling dat voldoening aan de ene eiseres de gemeente ook bevrijdt jegens de andere eiseres;
- in de proceskosten, onder de bepaling dat voldoening aan de ene eiseres de gemeente ook bevrijdt jegens de andere eiseres.
4.De beoordeling
“een bouwvergunning, zijnde een beschikking zoals bedoeld in artikel 1:3, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (…), moet worden geacht te zijn verleend op, althans niet later dan, het tijdstip waarop zij is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:41, lid 1, van de Awb (vgl. HR 4 december 1985, nr. 23 368, NJ 1986, 668). De enkele omstandigheid dat een bouwvergunning ten tijde van de bekendmaking in de hiervóór bedoelde zin nog geen formele rechtskracht heeft, doet hieraan geen afbreuk.”Naar de heersende jurisprudentie kan toezending als bedoeld in artikel 3:41 lid 1 Awb geschieden aan een in de aanvraag opgegeven adres en moet indien een gemachtigde is aangewezen toezending (in ieder geval ook) aan de gemachtigde plaatsvinden.
“T.P.N./P.O.G. BV”; zie hiervoor onder 2.4.) en de op die aanvraag betrekking hebbende brief van TPN van 23 januari 2007 die zij, zo blijkt uit de inhoud daarvan, mede namens POG aan de gemeente heeft gericht (zie hiervoor onder 2.6.). Dat in het besluit van 2 februari 2007 ten onrechte alleen TPN als aanvrager is vermeld, doet daar uiteraard niet aan af. Vast staat dat het besluit van 2 februari 2007 uitsluitend naar het adres van TPN is gezonden en door TPN is ontvangen, zodat bekendmaking aan TPN heeft plaatsgevonden. Dat TPN de betreffende enveloppe ongeopend heeft geretourneerd, doet aan de bekendmaking aan TPN op zichzelf niet af. De vraag is voorts of deze bekendmaking aan TPN maakt dat het besluit van 2 februari 2007 wordt geacht zowel aan TPN als aan POG te zijn bekendgemaakt als bedoeld in artikel 3:41 Awb. Dit zal alleen dan het geval zijn, indien het adres van TPN in dit verband ook als het voor POG als opgegeven adres zou hebben te gelden dan wel TPN als gemachtigde van POG moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit in de gegeven omstandigheden niet uit de brief van TPN van 23 januari 2007, gelezen in samenhang met de aanvraag van 12 december 2005, af te leiden. In deze brief wordt weliswaar door TPN mede namens POG verzocht om de aanvraag van 12 december 2005 alsnog als een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning (zonder fasering) aan te merken en in behandeling te nemen, maar daarbij is niet aangegeven dat TPN voor het verdere verloop van de vergunningsaanvraag, in afwijking van hetgeen op de aanvraag van 12 december 2005 is vermeld, als gemachtigde van POG heeft te gelden en is evenmin het adres van TPN opgegeven als het adres voor toezending van het besluit inzake de bouwvergunning. Nu de gemeente aldus niet heeft gehandeld overeenkomstig de gegevens zoals vermeld in de aanvraag van 12 december 2005 en gesteld noch gebleken is dat POG het besluit van 2 februari 2007 zelf heeft ontvangen en daarvan kennis heeft kunnen nemen, is het besluit van 2 februari 2005 in ieder geval niet aan POG en dus niet aan beide aanvragers en belanghebbenden als bedoeld in artikel 3:41 Awb bekendgemaakt en is het besluit reeds om die reden zonder rechtsgevolg gebleven.
“op een in onderling overleg te bepalen tijdstip de reguliere bouwvergunning te verlenen.”Ook is niet in geschil dat het (dus) niet de bedoeling was dat het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het verlenen van de bouwvergunning, waarmee het traject van vergunningverlening aanvangt, al voor de levering van de bouwkavels zou worden getekend, hetgeen – volgens de gemeente in strijd met een interne instructie – met het opstellen en ondertekenen van het document van 2 februari 2007 wél is gebeurd. Voorts staat als gesteld en niet weersproken vast dat bij de gemeente intern de instructie is gegeven om het document van 2 februari 2007 niet te publiceren, alle afschriften terug te halen en te vernietigen en dat aan deze instructie niet volledig uitvoering is gegeven, nu het document in het archief bewaard is gebleven. Uit deze vaststaande feiten en omstandigheden met betrekking tot het document van 2 februari 2007 volgt naar het oordeel van de rechtbank, ongeacht of tussen POG c.s. en de gemeente ook een concrete ‘afspraak’ over (het moment van) de nog te verlenen bouwvergunning is gemaakt, dat de gemeente feitelijk heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens POG c.s. in acht had moeten nemen. Deze in acht te nemen zorgvuldigheid volgt zowel uit de bepalingen in de Awb met betrekking tot de voorbereiding van een te nemen besluit als ook uit hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)