ECLI:NL:RBMNE:2015:285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
16/712477-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door bewindvoerder en curator met valse verklaringen

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige vrouw uit Bilthoven, die als bewindvoerder en curator verantwoordelijk was voor het beheer van de financiën van kwetsbare personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor het verduisteren van meer dan € 90.000 van tien personen, van wie zij de bewindvoerder of curator was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in haar werd gesteld, door gedurende een lange periode op geraffineerde wijze geldbedragen te verduisteren. De slachtoffers waren financieel kwetsbaar en stonden onder bewind of curatele, waardoor zij afhankelijk waren van de verdachte voor hun financiële zaken. De rechtbank nam het de verdachte zeer kwalijk dat zij niet alleen geld van haar cliënten verduisterde, maar ook van haar werkgever. De verdachte heeft valse verklaringen opgemaakt en onjuiste rekeningen en verantwoordingen naar de rechtbank gestuurd om haar frauduleuze handelen te verbergen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de lange duur van de strafzaak, die al sinds 2012 liep, en heeft de verdachte ook verplicht om de materiële schade van haar slachtoffers te vergoeden, wat neerkomt op een bedrag van ruim € 70.000.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/712477-10 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2014, 17 december 2014 en 7 januari 2015 (sluiting onderzoek). De verdachte is verschenen op de terechtzitting van 7 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en haar raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 19 maart 2014 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: als bewindvoerder een geldbedrag van € 8.345,- heeft verduisterd van [benadeelde 1];
feit 2: een brief/verklaring betreffende contante betalingen van € 6.050,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 3: als curator een geldbedrag van € 15.753,32 heeft verduisterd van [benadeelde 12];
feit 4: een brief/verklaring betreffende contante betalingen van € 13.100,67 vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 5: als bewindvoerder een geldbedrag van € 17.139,88 heeft verduisterd van [benadeelde 3];
feit 6A: een brief/verklaring betreffende contante betalingen van € 5.700,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 6B: een brief/verklaring betreffende contante betalingen van € 7.670,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 7: als bewindvoerder een geldbedrag van € 24.949,92 heeft verduisterd van [benadeelde 4];
feit 8A: een brief/verklaring betreffende een verkregen lening van € 10.000,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 8B: een brief/verklaring betreffende een afgegeven lening van € 10.000,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 9: als bewindvoerder een geldbedrag van € 13.697,95 heeft verduisterd van
[benadeelde 5];
feit 10: een brief/verklaring betreffende contante betalingen van € 8.500,- vals heeft opgemaakt (
primair) dan wel gebruik heeft gemaakt van deze brief/verklaring (
subsidiair);
feit 11: als bewindvoerder een geldbedrag van € 3.249,47 heeft verduisterd van
[benadeelde 6];
feit 12: een Formulier A, ten behoeve van de rekening en verantwoording van het bewind van [benadeelde 6], vals heeft opgemaakt;
feit 13: als bewindvoerder een geldbedrag van € 1.750,- heeft verduisterd van
[benadeelde 7];
feit 14: als bewindvoerder een geldbedrag van € 6.637,79 heeft verduisterd van
de erven van [E] en/of het UWV;
feit 15: als administratief medewerker een geldbedrag van € 27.178,54 heeft verduisterd van [benadeelde 8];
feit 16: als bewindvoerder een geldbedrag van € 3.984,85 heeft verduisterd van
[benadeelde 9];
feit 17: als bewindvoerder een geldbedrag van € 1.537,- heeft verduisterd van
[benadeelde 10].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6A primair, 6B primair, 7, 8A primair, 8B primair, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat hij zich beperkt tot de ten laste gelegde feiten die door verdachte worden betwist. Voor het overige heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de zaak [benadeelde 3] (feit 5) heeft de raadsman betoogd dat de contante opnamen van € 3.250,- niet kunnen worden bewezen verklaard.
In de zaak [benadeelde 5] (feit 9) stelt verdachte dat er daadwerkelijk betalingen hebben plaatsgevonden. Dit wordt deels bevestigd door [benadeelde 5], die verklaard heeft dat zij € 200,- contant heeft gekregen van verdachte. Verduistering van gelden middels geldopnamen en overboekingen kan om die reden niet worden bewezen verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich op het standpunt stelt dat er aan [benadeelde 6] (feit 11) -onder dwang- een contant bedrag is betaald van € 1.750,-, waarover verdachte heeft verklaard. Dit bedrag kan daarom niet als verduisterd worden aangemerkt.
(De rechtbank zal dit verweer opvatten als betrekking hebbend op feit 13, aangezien verdachte tijdens een van de verhoren heeft verklaard dat zij aan [benadeelde 7] onder dwang meerdere keren contante geldbedragen heeft gegeven, in totaal ten bedrage van € 1.750,-.)
Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken van feit 16, aangezien uit de aan de rechtbank overgelegde e-mails blijkt dat verdachte daadwerkelijk geld aan [benadeelde 9] heeft voorgeschoten. Nu dit aannemelijk is geworden, kan geen bewezenverklaring volgen voor dit feit.
Ook van feit 17 dient verdachte te worden vrijgesproken. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat [benadeelde 10] zelf geld op kon nemen van de bank, zodat niet kan worden bewezen dat die bedragen door verdachte zijn verduisterd. Subsidiair kan in elk geval het bedrag van € 4.900,- (huur- en zorgtoeslag) niet als verduisterd worden aangemerkt, omdat dit bedrag bij het onderzoek door de verbalisant niet is teruggevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien de verdediging de onder 1, 2, 3, 4, 7, 8, 11, 12, 14 en 15 ten laste gelegde feiten heeft erkend en er geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank ten aanzien van die feiten, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.3.1
Het bewijs ten aanzien van de gebruikte bankrekeningnummers
In het dossier komt een aantal bankrekeningnummers voor waarnaar geldbedragen worden overgemaakt. Uit het dossier blijkt dat deze rekeningnummers op naam van de volgende personen/bedrijven staan:
- rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van [bedrijf]; [2]
- rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van [A] e.o. [3] , de echtgenoot van verdachte [4] ;
- rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van verdachte [verdachte] [5] ;
- rekeningnummer [rekeningnummer] staat op naam van International Card Services en hoort bij een creditcard uitgegeven op naam van verdachte [verdachte] [6] ;
- rekeningnummer [rekeningnummer] betreft een derdengeldenrekening op naam van [bedrijf] [7] .
4.3.2
Het bewijs ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012 [8] ;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 10 januari 2008 [9] ;
- een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 december 2009 [10] ;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 31 augustus 2011, met bijlage [11] ;
- de processen-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 januari 2012 [12] en 6 januari 2012 [13] .
4.3.3
Het bewijs ten aanzien van de feiten 3 en 4 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012 [14] ;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 19 maart 2008 [15] ;
- een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 december 2009 [16] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 23 maart 2011 [17] ;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 17 maart 2011 [18] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 6 januari 2012 [19] .
4.3.4.1
Het bewijs ten aanzien van de feiten 5, 6A primair en 6B primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5, 6A primair en 6B primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Verdachte, werkzaam ten kantore van [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], is per 1 januari 2008 benoemd tot bewindvoerder van [benadeelde 3] (hierna: [benadeelde 3]). [20] Bij beschikking van 7 juni 2010 is verdachte als bewindvoerder ontslagen. [21]
Door verdachte is een leefgeldrekening geopend op naam van [benadeelde 3]. Deze rekening werd door [benadeelde 3] niet gebruikt. In totaal is van deze leefgeldrekening € 3.250,- contant opgenomen. De bedragen zijn afkomstig van de beheerrekening en de spaarrekening van [benadeelde 3]. Als bewindvoerder was verdachte als enige gemachtigd om geld over te boeken van de rekeningen op naam van [benadeelde 3] naar deze leefgeldrekening. [22]
In de aangetroffen bankafschriften zijn verder onder meer de volgende betalingen aangetroffen:
Datum
Van
Bedrag
Naar
Omschrijving
12-3-2009
[rekeningnummer]
€ 2.000,00
[rekeningnummer]
[A]
12-3-2009
[rekeningnummer]
€ 3.700,00
[rekeningnummer]
[A]
6-4-2009
[rekeningnummer]
€ 2.000,00
[rekeningnummer]
[A]
19-5-2009
[rekeningnummer]
€ 428,40
[rekeningnummer]
[A]
30-7-2009
[rekeningnummer]
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[A]
21-8-2009
[rekeningnummer]
€ 2.500,00
[rekeningnummer]
[A]
8-10-2009
[rekeningnummer]
€ 800,00
[rekeningnummer]
[A]
31-12-2008
[rekeningnummer]
€ 1.461,48
[rekeningnummer]
Overb. spaargeld
€ 3.250,00
Contante opn.
Het rekeningnummer [rekeningnummer] betreft de beheerrekening. [23]
Uit de rekeningafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van [benadeelde 3], blijken de volgende geldbedragen te zijn opgenomen op de volgende locaties:
- op 13-01-2010, postcodegebied 3511 BK, € 1.000,00; [24]
- op 17-03-2010, postcodegebied 3731 JM, € 600,00; [25]
- op 02-05-2010, postcodegebied 3511 BK, € 300,00. [26]
Volgens de website maps.google.nl bevinden deze postcodegebieden zich in de volgende plaatsen: Utrecht en De Bilt. [27]
De zorgplanverantwoordelijke van [benadeelde 3], mevrouw [B] (hierna: [B]), heeft verklaard dat [benadeelde 3] sinds 3 juli 2009 bij de Stichting [stichting] te [woonplaats] verblijft en dat hij sindsdien niet buiten de provincie Limburg is geweest. [28] [B] heeft verder verklaard dat, wat betreft de omgang met contant geld, [benadeelde 3] 30 euro per week mag besteden. Dat geld wordt door [benadeelde 3] zelf gepind in [woonplaats]. [29]
In de administratie van verdachte werden brieven/verklaringen aangetroffen omtrent het ontvangen van contante bedragen van verdachte; twee daarvan hadden betrekking op [benadeelde 3]. [30]
Eén brief, met briefhoofd “[bedrijf]”, betreft een schrijven aan “Mevrouw [C]”, vermeldt als datum en plaats “[vestigingsplaats], 7 december 2009” en is ondertekend door [verdachte]. De brief vermeldt onder andere het volgende: “Ik heb u in 2009 contante betalingen gedaan voor [benadeelde 3] i.v.m. verzorging.
€ 5.700,00”. Verder is een handtekening geplaatst bij de tekst “Voor akkoord Mevrouw [C]”. [31]
Door getuige [getuige 3], echtgenoot van [C], is verklaard dat zij de brief van 7 december 2009 niet herkent en ook niet voor akkoord heeft getekend. [32]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte werd in de administratie een kopie aangetroffen van de achterzijde van een bankpas. Op deze kopie was te zien dat iemand de handtekening op de bankpas had overgetrokken. De achterzijde van de bankpas betrof de bankpas waarop [naam] had getekend. [33]
Een andere brief, met briefhoofd “[bedrijf]”, betreft een schrijven aan “[benadeelde 3]”, vermeldt als datum en plaats “[vestigingsplaats], 7 december 2009” en is ondertekend door [verdachte]. De brief vermeldt onder andere het volgende: “Ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud en verhuizing. € 7.670,00”. Verder is een handtekening geplaatst bij de tekst “Voor akkoord [benadeelde 3]”. [34]
Door verbalisant [verbalisant] is de handtekening op de hiervoor genoemde brief vergeleken met de handtekening van [benadeelde 3]. [35] De verbalisant constateert dat de handtekening op de brief veel vloeiender is geplaatst dan de handtekening van [benadeelde 3]. Duidelijk zichtbaar is dat de handtekeningen op elkaar lijken, maar niet overeen komen. [36]
4.3.4.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 5, 6A primair en 6B primair
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, dat verdachte daadwerkelijk contante bedragen aan [benadeelde 3] heeft gegeven en dat de contante opnames om die reden niet kunnen worden bewezen verklaard.
Door getuige [B] is verklaard dat [benadeelde 3] 30 euro per week te besteden heeft en dat dit geld door hemzelf wordt gepind. Verder spreekt zij niet over contante bedragen die [benadeelde 3] ontving. Ook overigens is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de gepinde geldbedragen van € 1.000,-, € 750,-, € 600,-, € 300,- en € 600,- aan [benadeelde 3] zijn overhandigd of aan hem ten goede zijn gekomen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de brief van 7 december 2009, die ondertekend zou zijn door [benadeelde 3], het volgende. In de administratie van verdachte zijn verschillende brieven/verklaringen aangetroffen, waarvan de geadresseerden hebben aangegeven dat deze brieven/verklaringen niet door hen zijn ondertekend. Het voorgaande in combinatie met de bevindingen van verbalisant [verbalisant], die heeft geconstateerd dat de handtekening op deze brief niet overeenkomt met de handtekening van [benadeelde 3], brengt de rechtbank tot de vaststelling dat deze brief door verdachte is opgesteld en door haar van [benadeelde 3] handtekening is voorzien.
De rechtbank stelt vast dat uit de rekeningafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van [benadeelde 3], blijkt dat op 03 februari 2010 een bedrag van € 750,- is opgenomen in postcodegebied 1071 BB en op 7 mei 2010 een bedrag van € 600,- in postcodegebied 5831 JJ. De plaatsen waar deze bedragen zijn opgenomen, respectievelijk Amsterdam en Boxmeer, liggen niet in het arrondissement Utrecht. Dit betekent dat de rechtbank verdachte van de verduistering van deze twee bedragen zal moeten vrijspreken.
4.3.5
Het bewijs ten aanzien van de feiten 7, 8A primair en 8B primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7, 8A primair en 8B primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012 [37] ;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 3 april 2008 [38] ;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5], d.d. 22 maart 2011 [39] ;
- een geschrift, te weten een overeenkomst d.d. 7 mei 2009 [40] ;
- een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 mei 2009 [41] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 12 januari 2012 [42] .
4.3.6.1
Het bewijs ten aanzien van de feiten 9 en 10 primair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 9 en 10 primair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 16 oktober 2007 is verdachte, werkzaam ten kantore van [bedrijf], gevestigd te [vestigingsplaats], benoemd tot bewindvoerder van [benadeelde 5] (hierna: [benadeelde 5]), geboren op [1947]. [43] Bij beschikking van 7 juni 2010 is verdachte als bewindvoerder ontslagen. [44]
In de bankafschriften van verdachte en [benadeelde 5] werden de volgende betalingen aangetroffen. [45]
Datum
Bedrag
Naar
Omschrijving
16-1-2008
€ 200,00
[rekeningnummer]
[A]
17-1-2008
€ 200,00
[rekeningnummer]
[A]
14-4-2009
€ 2.500,00
[rekeningnummer]
[A]
18-5-2009
€ 428,40
[rekeningnummer]
[A]
25-5-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[verdachte]
26-6-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[verdachte]
20-8-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[A]
25-8-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[A]
1-9-2009
€ 500,00
[rekeningnummer]
[A]
25-9-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[A]
2-10-2009
€ 500,00
[rekeningnummer]
[A]
27-10-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[A]
13-4-2009
€ 315,00
[rekeningnummer]
International Card Services
7-5-2009
€ 117,60
[rekeningnummer]
[naam]
10-5-2009
€ 239,75
[rekeningnummer]
[naam]
24-5-2010
€ 132,25
[rekeningnummer]
[naam]
24-5-2010
€ 114,95
[rekeningnummer]
Docdata payments
25-1-2010
€ 500,00
contant
geldopname
2-2-2010
€ 250,00
contant
geldopname
15-2-2010
€ 500,00
contant
geldopname
16-3-2010
€ 250,00
contant
geldopname
12-4-2010
€ 300,00
contant
geldopname
23-4-2010
€ 250,00
contant
geldopname
24-5-2010
€ 400,00
contant
geldopname
Alle bovengenoemde betalingen zijn gedaan vanaf de beheerrekening die op naam staat van [benadeelde 5]. [46]
Uit de bankafschriften van de ING-rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 5] blijkt dat de geldopnames op 25 januari 2010 [47] , 2 februari 2010 [48] , 16 maart 2010 [49] en 23 april 2010 [50] zijn gedaan in Bilthoven. De geldopnames op 15 februari 2010 [51] , 12 april 2010 [52] en 24 mei 2010 [53] hebben volgens de bankafschriften van voornoemd rekeningnummer plaatsgevonden in Utrecht.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte werd in de administratie van verdachte een map aangetroffen met brieven/verklaringen van diverse cliënten omtrent het ontvangen van contante gelden van verdachte. Een dergelijke schrijven werd ook aangetroffen met betrekking tot [benadeelde 5]. In het schrijven zou [benadeelde 5] getekend hebben voor de ontvangst van € 8.500,- contant voor levensonderhoud en inrichting van het huis. [54]
De brief, met briefhoofd “[bedrijf]”, betreft een schrijven aan “Mevrouw [benadeelde 5]”, vermeldt als datum en plaats “[vestigingsplaats], 7 december 2009” en is ondertekend door [verdachte]. De brief bevat onder andere het volgende: “Ik heb je in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud en inrichting van je nieuwe huis € 8.500.00”. Verder is een handtekening geplaatst bij de tekst “Voor akkoord
[benadeelde 5]”. [55]
Door [benadeelde 5] is verklaard dat zij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) als bewindvoerder kreeg. [benadeelde 5] kreeg haar geld altijd via de bank. Eén keer heeft ze een contant geldbedrag gekregen van € 200,-. [benadeelde 5] verklaart dat ze nooit heeft getekend voor de ontvangst van contant geld. Ze verklaart dat ze de brief, die de politie haar toont, nooit heeft getekend. [benadeelde 5] heeft gehoord dat er spullen waren besteld van haar beheerrekening. Zij heeft zelf nooit spullen besteld of gekregen. De rekening werd beheerd door verdachte. Toen het bewind begon, moest [benadeelde 5] haar pasje inleveren en kon zij dus ook niet pinnen. [56]
Verdachte verklaart over de transactie van € 315,00 naar de creditcardmaatschappij dat dit niet had mogen gebeuren. Ze weet niet waarom ze dit heeft gedaan. [57]
4.3.6.2
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 9 en 10 primair
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte daadwerkelijk contante betalingen heeft gedaan aan [benadeelde 5] en dat dit ook blijkt uit de verklaring van [benadeelde 5]. Zij heeft immers verklaard dat zij van verdachte € 200,- contant heeft ontvangen. Gelet hierop kunnen volgens de raadsman ook de geldopnames en de overboekingen naar de rekeningen van verdachte niet als verduistering worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [benadeelde 5] inderdaad blijkt dat zij een contant geldbedrag van verdachte heeft ontvangen. [benadeelde 5] verklaart verder echter dat zij behalve dit geldbedrag nooit contante bedragen van verdachte heeft gekregen. Haar rekening werd beheerd door verdachte en ze heeft haar bankpasje in moeten leveren, waardoor ze niet meer zelf kon pinnen. Behalve het geldbedrag van € 200,- is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat van het ten laste gelegde geldbedrag meer is ten goede gekomen aan [benadeelde 5]. De rechtbank zal dan ook slechts het geldbedrag van € 200,- in mindering brengen op het ten laste gelegde geldbedrag. Voor het overige volgt de rechtbank het standpunt van de raadsman niet.
4.3.7
Het bewijs ten aanzien van de feiten 11 en 12
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 11 en 12 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 18 november 2011 [58] ;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 14 november 2008 [59] ;
- een geschrift, te weten een Formulier A, inzake [benadeelde 6], jaaroverzicht rekeningnummer [rekeningnummer] [60] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 8 februari 2012 [61] .
4.3.8.1
Het bewijs ten aanzien van feit 13
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 13 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 13 mei 2008 is verdachte, werkzaam ten kantore van [bedrijf] te [vestigingsplaats], benoemd tot bewindvoerder van [benadeelde 7] (hierna: [benadeelde 7]). [62] Bij beschikking van 7 juni 2010 is verdachte als bewindvoerder ontslagen. [63]
In de bankafschriften van verdachte en [benadeelde 7] werden de volgende betalingen aangetroffen. [64]
Datum
Bedrag
Naar
Omschrijving
25-8-2009
€ 750,00
[rekeningnummer]
[A]
9-7-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
[verdachte]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is een schrijven aangetroffen met betrekking tot [benadeelde 7]. In dit schrijven zou ene “Heer [benadeelde 7]” getekend moeten hebben voor de ontvangst van € 1.750,- contant voor levensonderhoud en een scooter. De verklaring is niet ondertekend door [benadeelde 7]. [65]
Ten aanzien van de beheerrekening werden verschillende onjuiste bedragen verantwoord. De vermelde bedragen zijn zodanig gekozen dat een juist eindsaldo werd bereikt. Ze zijn echter in strijd met de waarheid en verhullen de verduistering van € 1.750,-. [66]
In de onderstaande tabel staan de - feitelijk onjuiste - verantwoorde inkomsten en uitgaven en daarnaast de werkelijke inkomsten en uitgaven vermeld. [67]
Verantwoord
Werkelijk
In
Uit
Saldo
In
Uit
Saldo
Beginsaldo
€ 4.958,77
€ 4.958,77
UWV
€ 10.386,12
€ 15.344,89
€ 11.334,43
€ 16.293,20
Zorgtoeslag
€ 696,00
€ 16.040,89
€ 697,00
€ 16.990,20
Zorgverzekering
€ 1.528,80
€ 14.512,09
€ 1.683,80
€ 15.306,40
Kosten bewind
€ 787,56
€ 13.724,53
€ 785,57
€ 14.520,83
Leefgeld
€ 7.126,37
€ 6.598,16
€ 6.145,00
€ 8.375,83
Bijdrage AWBZ
€ 4.770,00
€ 1.828,16
€ 4.701,67
€ 3.674,16
Bankkosten
€ 96,00
€ 3.578,16
Verduisterd
€ 1.750,00
Eindsaldo
€ 1.828,16
€ 1.828,16
4.3.8.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 13
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman met betrekking tot feit 11 als bedoeld ter zake van feit 13. De raadsman heeft betoogd dat daadwerkelijk -onder dwang- betalingen hebben plaatsgevonden van € 1.750,-.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Door verdachte zijn over het jaar 2009 onjuiste bedragen verantwoord. Wanneer deze onjuiste bedragen worden vergeleken met de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven, dan wordt een verschil duidelijk van € 1.750,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte op deze wijze een geldbedrag van € 1.750,- verhuld. Zij heeft deze uitgaven kennelijk niet willen verantwoorden.
Gelet op deze verhulling acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat dit bedrag ten goede is gekomen aan [benadeelde 7] door contante betalingen aan hem en acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit bedrag heeft verduisterd. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte een verklaring heeft opgesteld, waarin door [benadeelde 7] zou moeten worden getekend voor de ontvangst van een contant geldbedrag van € 1.750,-. Zoals uit de overige bewijsmiddelen blijkt, zijn er meerdere van dergelijke brieven/verklaringen aangetroffen. Geen van de personen aan wie de brieven/verklaringen zijn gericht, heeft echter verklaard dat deze documenten door hem/haar zijn ondertekend of dat de genoemde geldbedragen zijn ontvangen. De brieven/verklaringen zijn kennelijk slechts gebruikt voor het ‘kloppend’ maken van de administratie van verdachte.
4.3.9
Het bewijs ten aanzien van feit 14
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 14 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever 1], namens het UWV, d.d. 10 november 2011 [68] , met als bijlage het Feitenrapport 2011-0135, d.d. 21 oktober 2011 [69] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 25 januari 2012 [70] ;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 8 november 2007 [71] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 12 januari 2012 [72] .
4.3.10
Het bewijs ten aanzien van feit 15
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 15 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever 2], namens [benadeelde 8], d.d. 16 augustus 2011;
  • een geschrift, te weten een brief van drs. [D], accountant, gericht aan [benadeelde 8], d.d. 11 augustus 2011
4.3.11.1
Het bewijs ten aanzien van feit 16
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 16 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Door [aangever 3] is op 8 september 2010, namens [benadeelde 9] (hierna: [benadeelde 9]) aangifte gedaan van verduistering door verdachte, wonende te [woonplaats]. [74]
Op 1 januari 2009 is verdachte benoemd tot bewindvoerder van [benadeelde 9]. [75] Ten aanzien van de kosten voor bewindvoering werd € 1.484,85 overgeboekt vanaf de beheerrekening van [benadeelde 9]. Door verdachte werd bijzondere bijstand aangevraagd bij de gemeente Utrecht. Deze bijzondere bijstand werd kennelijk verleend. Op de bedrijfsrekening van verdachte werd door de gemeentelijke sociale dienst een bedrag van € 1.926,80 gestort, onder vermelding van ‘[benadeelde 9]’. De van [benadeelde 9] geïncasseerde vergoedingen werden niet terugbetaald door verdachte. [76]
In de bankafschriften werden de volgende betalingen aangetroffen. [77]
Datum
Bedrag
Naar
Omschrijving
31-3-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
7-9-2009
€ 1.000,00
[rekeningnummer]
19-5-2009
€ 500,00
[rekeningnummer]
diversen
€ 1.484,85
bewindkosten
Bij bedragen van € 1.000,- of meer is toestemming van de kantonrechter noodzakelijk. Ten aanzien van het bewind van [benadeelde 9] was bij de kantonrechter geen enkele beslissing bekend inzake eventuele afwijkingen van vergoedingen of betalingen. Van het bedrag van € 500,- werd in de administratie geen enkel stuk aangetroffen dat een dergelijke uitgave/betaling onderbouwt.
4.3.11.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 16
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van dit feit integraal dient te worden vrijgesproken, omdat uit de door de raadsman overlegde e-mails blijkt dat verdachte daadwerkelijk geld heeft voorgeschoten aan [benadeelde 9].
Door de raadsman is een e-mailbericht overgelegd, d.d. 16 maart 2009, waarin verdachte aan een reclasseringsmedewerker meedeelt, dat zij die betreffende week pas geld heeft gehad van de vorige bewindvoerder, maar dat ze al zoveel heeft voorgeschoten dat het restant niet genoeg is voor de auto die [benadeelde 9] terug wilde hebben.
Deze e-mail is destijds door verdachte zelf opgesteld en er zijn geen onderliggende stukken die de stelling van verdachte bevestigen. De rechtbank acht daarmee niet aannemelijk geworden dat door verdachte daadwerkelijk geld is voorgeschoten.
4.3.12.1
Het bewijs ten aanzien van feit 17
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 17 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Door [benadeelde 10] (hierna: [benadeelde 10]) is op 2 november 2011 aangifte gedaan van verduistering tegen verdachte, wonende te [woonplaats] [78] , die was aangesteld als haar bewindvoerder. [79]
Bij beschikking van de kantonrechter is verdachte op 27 november 2007 aangesteld als bewindvoerder van [benadeelde 10]. In eerste instantie, tot ongeveer eind 2008, verlopen alle ontvangsten en betalingen ten aanzien van [benadeelde 10] via één van de bedrijfsrekeningen van verdachte, de bankrekening [rekeningnummer]. [80] Betalingen voor huur- en zorgtoeslag blijven tot het einde van het bewind binnen komen op deze bedrijfsrekening. Sporadisch worden betalingen doorgestort naar de beheerrekening. Twee terugbetalingen inkomstenbelasting worden niet doorgestort. Na beëindiging van de bewindvoering van verdachte wordt deze bedrijfsrekening door verdachte leeggehaald en de bedragen waar [benadeelde 10] recht op zou hebben op die manier verduisterd. [benadeelde 10] is benadeeld voor een bedrag van € 1.537,70. [81] Dit blijkt uit een overzicht waarin alle inkomsten en uitgaven met de omschrijving ‘[benadeelde 10]’ op de bedrijfsrekening van verdachte zijn weergegeven. [82] De laatste mutatie die betrekking heeft op [benadeelde 10] vindt plaats op 1 april 2010. [83]
4.3.12.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 17
De raadsman heeft voor dit feit integrale vrijspraak bepleit, aangezien [benadeelde 10] zelf geld kon opnemen en niet redelijkerwijs kan worden gezegd dat de gelden door verdachte zijn verduisterd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het geldbedrag van € 4.900,- dat betrekking heeft op de zorgtoeslag, omdat dit niet door de verbalisant is teruggevonden in de stukken.
De rechtbank stelt allereerst vast dat onder feit 17 een geldbedrag van € 1537,- is ten laste gelegd. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] heeft dit bedrag kennelijk betrekking op het feit dat de bedrijfsrekening door verdachte aan het einde van het bewind is leeggehaald. Op dat moment stond er op deze bedrijfsrekening in totaal
€ 1.537,70 aan geld dat was bestemd voor [benadeelde 10]. Dit geld is niet aan [benadeelde 10] doorgestort of aan haar ten goede gekomen. Verdachte heeft dit geld, waarop [benadeelde 10] recht had, op deze manier verduisterd.
Het verweer van de raadsman dat [benadeelde 10] zelf geld kon opnemen, slaagt niet aangezien [benadeelde 10] niet bij het geld kon dat op de bedrijfsrekening van verdachte stond. Ook aan het subsidiaire verweer van de raadsman gaat de rechtbank voorbij nu het geldbedrag van € 4.900,- niet expliciet is ten laste gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 10 januari 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 8345 euro), toebehorende aan [benadeelde 1], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 1], wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend door
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 1], van de girorekening van die [benadeelde 1] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot en
- vanaf de girorekening van die [benadeelde 1] een betaling voor goederen of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 1], te doen en
- geld (belastingteruggave) van die [benadeelde 1] te laten storten/overmaken op een bankrekening van haar, verdachte, en dat geld niet door te storten/te betalen aan die [benadeelde 1];
2.
Primair
in de periode van 10 januari 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin onder andere vermeld: "Ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud € 6.050,00" ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door Mevr. [benadeelde 11] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in voormelde brief/verklaring vermeld dat deze betalingen aan mevrouw [benadeelde 11] waren gedaan (immers die betalingen waren niet gedaan) en die brief/verklaring voorzien van een handtekening van mevrouw
[benadeelde 11], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 19 maart 2008 tot en met 8 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 15.753,32 euro), toebehorende aan [benadeelde 12], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van curator van voornoemde [benadeelde 12], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 12], van de bankrekening van die [benadeelde 12] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot en
- vanaf de bankrekening van die [benadeelde 12] betalingen voor goederen of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 12], te doen;
4.
Primair
in de periode van 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin onder andere vermeld: "Ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor uw levensonderhoud en extra dingen in totaal € 13.100,67" welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door mevrouw [benadeelde 12] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren gedaan en die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van mevrouw [benadeelde 12], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 7 juni 2010 in het arrondissement Utrecht, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 15.789,88 euro), toebehorende aan [benadeelde 3], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 3], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 3], van de bankrekening van die [benadeelde 3] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot en
- contant geld op te nemen van de bankrekening van die [benadeelde 3], anders dan
ten behoeve van die [benadeelde 3];
6.
Primair
A)
in de periode van 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin onder andere "Ik heb u in 2009 contante betalingen gedaan voor [benadeelde 3] i.v.m. verzorging. € 5.700" welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door mevrouw [C] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren gedaan en die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van mevrouw [C], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
B)
in de periode van 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin onder andere vermeld: "ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud en verhuizing.
€ 7.670,00" welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door [benadeelde 3] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren gedaan en die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [benadeelde 3], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 3 april 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 24.949,92 euro), toebehorende aan [benadeelde 4], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 4], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 4], van de girorekening en de bankrekening van die [benadeelde 4] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot;
8.
Primair
A)
in de periode 3 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een
overeenkomst gericht aan [getuige 5] (gedateerd 7 mei 2009) met daarin onder andere vermeld: "In overleg met u en goedkeuring van uw moeder deel ik u mee dat u een lening krijgt van 10.000,-- euro. Dit geld zal worden overgemaakt op mijn prive rekening dit in verband met de ruzie die er is tussen u en uw zuster." welke overeenkomst voor akkoord is ondertekend door [verdachte] en [getuige 5] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze overeenkomst vermeld dat er sprake was van een lening en die overeenkomst voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [getuige 5], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
en
B)
in de periode 3 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een
brief/verklaring (gedateerd 7 mei 2009 en gericht aan [getuige 5]) met daarin
onder andere vermeld: "In overleg met u en goedkeuring van uw moeder sluit ik lening bij jullie af van 10.000,00 dit bedrag zal voor 31 december + 1000,-- euro rentekosten worden teruggestort" welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord is getekend door [getuige 5] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat er sprake zou zijn van een lening en die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [getuige 5], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
9.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 16 oktober 2007 tot en met 7 juni 2010 in het arrondissement Utrecht, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 13.497,95 euro), toebehorende aan [benadeelde 5], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 5],
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 5], van de girorekening van die [benadeelde 5] over te boeken naar een bankrekeningen van verdachte en/of haar echtgenoot en
- vanaf de girorekening van die [benadeelde 5] betalingen voor goederen of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 5], te doen en
- contant geld op te nemen van de girorekening van die [benadeelde 5], anders dan ten behoeve van die [benadeelde 5];
10.
Primair
in de periode van 27 oktober 2007 tot en met 19 januari 2011 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin onder andere vermeld: "Ik heb je in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud en inrichting van je nieuwe huis € 8500,00" welke brief is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord is getekend door [benadeelde 5] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren gedaan en die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [benadeelde 5], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
11.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 14 november 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 3249,47 euro), toebehorende aan [benadeelde 6], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 6], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door [telkens] een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 6], van de bankrekening van die [benadeelde 6] over te boeken naar een bankrekening van
verdachte en/of haar echtgenoot;
12.
in de periode van 14 november 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, een formulier ten behoeve van de rekening en verantwoording van het bewind van
[benadeelde 6] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op het Formulier A van rekeningnummer [rekeningnummer] (binnengekomen bij de griffie van de rechtbank Utrecht op 19 februari 2010), als het bedrag voor de kosten levensonderhoud een ander dan het werkelijke bedrag ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
13.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 13 mei 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 1.750 euro), toebehorende aan [benadeelde 7], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 7], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 7], van de bankrekening van die [benadeelde 7] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot;
14.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 10 mei 2009 tot en met 31 december 2009 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in
totaal ten minste 6.637,79), toebehorende aan de erven van [E] en het UWV, en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [E], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [E], van de girorekening van die [E] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot;
15.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 te Bilthoven en/of te De Bilt, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 27.178,54 euro), toebehoorde aan [benadeelde 8], en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als administratief medewerker (in dienst van [benadeelde 8]), wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend door telkens onrechtmatig geldbedragen over te boeken naar haar eigen bankrekeningen;
16.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 september 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, telkens opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 3.984,85 euro), toebehorende aan [benadeelde 9], en welke goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 9], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 9], van de bankrekening van die [benadeelde 9] over te boeken naar een bankrekening van verdachte en/of haar echtgenoot en
- een geldbedrag bestaande uit een bedrag aan bijzondere bijstand verleend ten behoeve van de kosten van beheer van de bewindvoering van die [benadeelde 9] te laten overmaken op een bankrekening van haar, verdachte, en dat geld niet door te storten aan die [benadeelde 9] zulks terwijl zij, verdachte, deze kosten ook bij [benadeelde 9] in rekening had gebracht en vanaf de bankrekening van die [benadeelde 9] had betaald;
17.
op (verschillende) tijdstippen gelegen in de periode van 12-11-2007 tot en met 8 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 1537 euro), toebehorende aan [benadeelde 10], en welk goed verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 10], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend door telkens geldbedragen, ontvangen op een bankrekening van verdachte ten behoeve van die [benadeelde 10], niet over te boeken naar de bankrekening en/of girorekening van die [benadeelde 10].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1, 5, 7, 9, 11, 13, 14 en 16:
telkens: verduistering door een bewindvoerder, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair, 4 primair, 6A primair, 6B primair, 8A primair, 8B primair, 10 en 12:telkens: valsheid in geschrift;
Feit 3:
verduistering door een curator, meermalen gepleegd;
Feit 15:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
Feit 17:
verduistering door een bewindvoerder.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De strafbaarheid van verdachte

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd daarbij de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: verplicht reclasseringscontact, waarvan één jaar in de vorm van een meldplicht, en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat de volgende omstandigheden in strafmatigende zin te laten meewegen. Allereerst is sprake van schending van de redelijke termijn. Deze termijn is aangevangen bij de doorzoeking op 19 januari 2011.
In de tweede plaats is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Er zijn geheimhoudersstukken in beslag genomen en hiermee is niet conform de daarvoor geldende regels gehandeld. Deze stukken zijn jarenlang onbewaakt opgeslagen en niet ter beoordeling voorgelegd aan het Openbaar Ministerie of de rechter-commissaris.
Daarnaast heeft verdachte daadwerkelijk geprobeerd ten aanzien van haar bewindvoering orde op zaken te stellen, maar ze was niet bij machte dit te realiseren.
Ten slotte dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zij heeft de zorg voor een dochter van 15 jaar, en de impact die deze strafzaak op haar leven heeft gehad.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, eventueel in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan verduistering van aanzienlijke geldbedragen van tien personen van wie zij bewindvoerder of curator was. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte deze gelden heeft verduisterd van een groep mensen die zeer kwetsbaar is, juist ook op financieel gebied. De slachtoffers zijn immers onder bewind of onder curatele gesteld omdat ze om uiteenlopende redenen niet in staat zijn hun eigen geld te beheren. Zij waren zodoende voor het beheer van hun geld afhankelijk van verdachte, hetgeen hen kwetsbaar maakt. Juist verdachte was belast met de taak de slachtoffers te beschermen tegen misbruik. Verdachte is gedurende een lange periode doorgegaan met het stelselmatig en op geraffineerde wijze verduisteren van geldbedragen. Door verdachte is op deze wijze ruim € 90.000,- verduisterd.
Om ervoor te zorgen dat haar frauduleuze handelwijze niet aan het licht zou komen, heeft verdachte vervolgens valse verklaringen opgemaakt en een onjuiste rekening en verantwoording opgemaakt en naar de rechtbank verstuurd. Verdachte is in sommige gevallen doorgegaan met het verduisteren van geldbedragen nadat zij als bewindvoerder was ontslagen en zij heeft zelfs na het overlijden van één van haar cliënten geldbedragen van de rekening van die betreffende cliënt overgemaakt naar haar eigen rekening. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte had als bewindvoerder en curator niet alleen een verantwoordelijke functie, maar ook een voorbeeldfunctie, een functie waarop onder bewind/curatele gestelden die hun complete vermogen uit handen gaven, moesten kunnen vertrouwen. Door het verduisteren van de geldbedragen heeft verdachte niet alleen op schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in haar werd gesteld, maar ook het instituut van bewindvoering en ondercuratelestelling in diskrediet gebracht.
Daarnaast heeft verdachte gedurende een relatief lange periode gelden verduisterd van haar werkgever. Ook hier heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door haar werkgever in haar werd gesteld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van 13 december 2013, waarin wordt geadviseerd aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting op te leggen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met het feit dat met de in beslag genomen geheimhoudersstukken niet volgens de daarvoor geldende regels is gehandeld. Gesteld noch aannemelijk geworden is dat verdachte door dit verzuim enig nadeel heeft ondervonden.
Gelet op de ernst van de feiten, de functie die verdachte had en de kwetsbaarheid van de slachtoffers, kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet geen aanleiding de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden. Op 19 januari 2011 heeft bij verdachte een doorzoeking plaatsgevonden. Vervolgens is verdachte op 4 januari 2012 voor het eerst verhoord door de politie. De rechtbank is van oordeel dat door beide onderzoekshandelingen verdachte in ieder geval op 4 januari 2012 in redelijkheid kon verwachten dat tegen haar door het openbaar ministerie strafvervolging werd ingesteld. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met ruim één jaar is overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde overschrijding van de redelijke termijn aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vorderingen
De vordering van [benadeelde 1] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 8.345,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [benadeelde 3] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 5 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 17.139,88 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [benadeelde 4] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 7 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 24.949,92 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [notaris], notaris van de nalatenschap van [benadeelde 5], strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 9 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 10.328,40 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [benadeelde 6] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 11 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 3.249,47 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [benadeelde 7] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 13 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 5.293,83 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [aangever 2] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 15 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 30.974,40 ter zake van materiële schade.
De vordering van [benadeelde 9] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 16 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 5.384,85, bestaande uit
€ 3.984,85 ter zake van materiële schade en € 1.400,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
De vordering van [benadeelde 10] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 17 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 15.717,00, bestaande uit
€ 13.717,00 ter zake van materiële schade en € 2.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 1] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 3] toe te wijzen, behoudens een bedrag van € 7.606,15 dat reeds civielrechtelijk is toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 4] toe te wijzen, behoudens een bedrag van € 15.635,05 dat reeds civielrechtelijk is toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [notaris] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 6] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 7] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 8] toe te wijzen tot een bedrag van € 27.178,54, te vermeerderen met de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De opgevoerde advocaatkosten zijn volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient voor dat deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 9] toe te wijzen tot een bedrag van € 2.500,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 10] toe te wijzen tot een bedrag van € 6.100,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de executiekosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De verdediging heeft daarbij onder andere gewezen op de uiteenlopende berekeningen die worden gehanteerd en het feit dat verdachte op bepaalde geldbedragen wel recht had.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de schadevergoedingsmaatregel achterwege gelaten dient te worden. Omdat verdachte nauwelijks financiële middelen heeft, dient oplegging van de schadevergoedingsmaatregel slechts één doel: de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
9.4.1
De vordering van [benadeelde 1]
De behandeling van de vordering van [benadeelde 1]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 8.345,00 (achtduizenddriehonderdvijfenveertig euro), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4.2
De vordering van [benadeelde 3]
De behandeling van de vordering van [benadeelde 3] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal € 7.606,15 op het gevorderde bedrag in mindering brengen, aangezien voornoemd bedrag reeds is toegewezen in de civielrechtelijke procedure. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 8.933,73 (achtduizendnegenhonderddrieëndertig euro en drieënzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank wijst de vordering af, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag dat in de civielrechtelijke procedure is toegewezen, te weten een bedrag van € 7.606,15.
De contante opname van € 600,- is niet door de rechtbank bewezen verklaard. Dit bedrag is ook niet toegewezen in de civielrechtelijke procedure. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4.3
De vordering van [benadeelde 4]
De behandeling van de vordering van [benadeelde 4] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal € 15.635,05 op het gevorderde bedrag in mindering brengen, aangezien voornoemd bedrag reeds is toegewezen in de civielrechtelijke procedure. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 9.314,87 (negenduizenddriehonderdveertien euro en zevenentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4.4
De vordering van [notaris]
De behandeling van de vordering van [notaris], notaris van de nalatenschap van [benadeelde 5], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 9 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 10.328,40 (tienduizenddriehonderdachtentwintig euro en veertig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4.5
De vordering van [benadeelde 6]
De behandeling van de vordering van [benadeelde 6]
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 11 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3.249,47 (drieduizendtweehonderdnegenenveertig euro en zevenenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4.6
De vordering van [benadeelde 7]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 7] als gevolg van het hiervoor onder 13 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade, conform het bewezen verklaarde bedrag, op € 1.750,00 (duizendzevenhonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.7
De vordering van [benadeelde 8]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [aangever 2] als gevolg van het hiervoor onder 15 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 27.178,54 (zevenentwintigduizendhonderdachtenzeventig euro en vierenvijftig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Door de benadeelde partij is in dit verband € 1.476,81 opgevoerd voor advocaatkosten. De rechtbank schat deze advocaatkosten, aan de hand van het daarvoor in het civiele recht geldende liquidatietarief (vordering tot € 40.000,-; 1 punt), op € 579,00.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.8
De vordering van [benadeelde 9]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 9] als gevolg van het hiervoor onder 16 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3.984,85 (drieduizendnegenhonderdvierentachtig euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.9
De vordering van [benadeelde 10]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde 10] als gevolg van het hiervoor onder 17 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade, conform het bewezen verklaarde bedrag, op € 1.537,00 (duizendvijfhonderdzevenendertig euro), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.10
Overweging ten aanzien van de vervangende hechtenis
De rechtbank geeft toepassing aan artikel 60a juncto artikel 24c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen inhoudt dat bij onvolledige betaling van de opgelegde betalingsverplichting de vervangende hechtenis de duur van één jaar niet zal overschrijden. Gelet op de huidige financiële situatie van verdachte acht de rechtbank het niet wenselijk dat de vervangende hechtenis deze maximale duur van één jaar zal bedragen. De rechtbank zal daarom een matiging toepassen en het aantal dagen vervangende hechtenis bij alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen delen met factor 4. Het totaal aantal dagen vervangende hechtenis komt daarmee uit op 155 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 60a, 225, 321, 322 en 323 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, 5, 7, 9, 11, 13, 14 en 16:
telkens: verduistering door een bewindvoerder, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair, 4 primair, 6A primair, 6B primair, 8A primair, 8B primair, 10 en 12:telkens: valsheid in geschrift;
Feit 3:
verduistering door een curator, meermalen gepleegd;
Feit 15:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
Feit 17:
verduistering door een bewindvoerder.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
Wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot € 8.345,00 (zegge achtduizenddriehonderdvijfenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 8.345,00 (zegge achtduizenddriehonderdvijfenveertig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 19 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 5)
Wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot € 8.933,73 (achtduizendnegenhonderddrieëndertig euro en drieënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering af, voor zover deze betrekking heeft op het bedrag dat in de civielrechtelijke procedure is toegewezen, te weten een bedrag van € 7.606,15.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige, te weten € 600,-, niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat
€ 8.933,73 (achtduizendnegenhonderddrieëndertig euro en drieënzeventig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 19 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 7)
Wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot € 9.314,87 (negenduizenddriehonderdveertien euro en zevenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat
€ 9.314,87 (negenduizenddriehonderdveertien euro en zevenentachtig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [notaris] (feit 9)
Wijst de vordering van [notaris], notaris van de nalatenschap van [benadeelde 5], toe tot € 10.328,40 (zegge tienduizenddriehonderdachtentwintig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [notaris] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [notaris] aan de Staat € 10.328,40 (zegge tienduizenddriehonderdachtentwintig euro en veertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 21 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 6] (feit 11)
Wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot € 3.249,47 (drieduizendtweehonderdnegenenveertig euro en zevenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 3.249,47 (drieduizendtweehonderdnegenenveertig euro en zevenenveertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 7] (feit 13)
Wijst de vordering van [benadeelde 7] toe tot een bedrag van € 1.750,00 (zegge duizendzevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 7] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 7], € 1.750,00 (zegge duizendzevenhonderdvijftig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 8] (feit 15)
Wijst de vordering van [aangever 2], toe tot een bedrag van € 27.178,54 (zevenentwintigduizendhonderdachtenzeventig euro en vierenvijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 579,00 (zegge vijfhonderdnegenenzeventig euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 8], aan de Staat € 27.178,54 (zevenentwintigduizendhonderdachtenzeventig euro en vierenvijftig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 42 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 9] (feit 16)
Wijst de vordering van [benadeelde 9] toe tot een bedrag van € 3.984,85 (drieduizendnegenhonderdvierentachtig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 9] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 9], € 3.984,85 (drieduizendnegenhonderdvierentachtig euro en vijfentachtig eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 12 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [benadeelde 10] (feit 17)
Wijst de vordering van [benadeelde 10] toe tot een bedrag van € 1.537,00 (duizendvijfhonderdzevenendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 10] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 10], € 1.537,00 (duizendvijfhonderdzevenendertig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
1.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 10 januari 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 8345 euro), in elk geval enig goed,
dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte
onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 1],
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 1], van de
girorekening van die [benadeelde 1] over te boeken naar (een) bankrekening(en) van
verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte, en/of
- vanaf de girorekening van die [benadeelde 1] een of meer betaling(en) voor goederen
of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 1], te doen en/of
- geld [belastingteruggave] van die [benadeelde 1] te laten storten/overmaken op een
bankrekening van haar, verdachte, en/of dat geld niet door te storten/ te
betalen aan die [benadeelde 1]);
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
(p. 272 van het proces-verbaal)
zij in of omstreeks de periode van 10 januari 2008 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld: " ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor
levensonderhoud euro 6.050,00"
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door Mevr.
[benadeelde 11] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
valselijk in voormelde brief/verklaring vermeld dat deze betalingen aan
mevrouw [benadeelde 11] waren gedaan (immers die betalingen waren niet gedaan)
en/of die brief/verklaring voorzien van een handtekening van mevrouw
[benadeelde 11], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 10 januari 2008 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009)
met daarin (onder andere) vermeld: " ik heb u in 2008/2009 contante
betalingen gedaan voor levensonderhoud euro 6.050,00"
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door Mevr.
[benadeelde 11], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, voornoemde brief/verklaring in haar
bewindvoerdersadministratie heeft gevoegd/opgenomen en bestaande die valsheid
of vervalsing hierin dat in deze brief/verklaring stond vermeld dat voornoemde
betalingen waren gedaan (immers die betalingen waren niet gedaan) en/of dat
die brief/verklaring was voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van mevrouw [benadeelde 11];
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
Zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 19 maart 2008 tot en met 8 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 15.753,32 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 12], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van curator van voornoemde Van
der [benadeelde 12], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 12],
van de bankrekening van die [benadeelde 12] over te boeken naar (een)
bankrekening(en) van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer
familielid/leden van verdachte, en/of
- vanaf de bankrekening van die [benadeelde 12] een of meer betaling(en) voor
goederen of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 12], te doen;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
(politie proces-verbaal pagina 305)
zij in of omstreeks de periode van 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld:" Ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor uw
levensonderhoud en extra dingen in totaal euro 13.100,67" welke
brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord
ondertekend door mevrouw [benadeelde 12] - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze
betalingen waren gedaan en/of die brief/verklaring voorzien van een
handtekening alsof die handtekening afkomstig was van mevrouw [benadeelde 12],
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 10 januari 2008 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009)
met daarin (onder andere) vermeld:" Ik heb u in 2008/2009 contante betalingen
gedaan voor uw levensonderhoud en extra dingen in totaal euro 13.100,67" welke
brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord
ondertekend door mevrouw [benadeelde 12], - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte,
- ( een kopie van) voornoemde brief/verklaring aan een medewerker van de
Rabobank heeft gegeven teneinde bewijs te leveren van de
rechtmatigheid/juistheid van (bijzondere) bijschrijvingen op de zakelijke
bankrekening van verdachte bij voornoemde bank en/of
- voornoemde brief/verklaring in haar bedrijfsadministratie heeft
gevoegd/opgenomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in deze brief/verklaring
stond vermeld dat voornoemde contante betalingen waren gedaan en/of dat die
brief/verklaring was voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van mevrouw [benadeelde 12];
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
5.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 01 januari 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 17.139,88 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[benadeelde 3], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 3], van
de bankrekening van die [benadeelde 3] over te boeken naar (een) bankrekening(en)
van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte, en/of
- vanaf de bankrekening van die [benadeelde 1] een of meer betaling(en) voor goederen
of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 3], te doen en/of
- contant geld op te nemen van de bankrekening van die [benadeelde 3], anders dan
ten behoeve van die [benadeelde 3];
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
6.
Primair
A) (politiedossier pagina 360)
zij in of omstreeks de periode 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere) verm
"Ik heb u in 2009 contante betalingen gedaan voor [benadeelde 3] i.v.m.
verzoging. euro 5.700"
welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord
ondertekend door mevrouw [C] - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze
betalingen waren gedaan en/of die brief/verklaring voorzien van een
handtekening alsof die handtekening afkomstig was van mevrouw [C],
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
en/of
B) (politiedossier pagina 352)
zij in of omstreeks de periode 19 maart 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld: "ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor
levensonderhoud en verhuizing. euro 7.670,00" welke brief/verklaring is
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door [benadeelde 3]
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk in
deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren gedaan en/of die
brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van [benadeelde 3], zulks met het oogmerk om dat geschrift als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
A)
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld:
"Ik heb u in 2009 contante betalingen gedaan voor [benadeelde 3] i.v.m.
verzoging. euro 5.700"
welke brief/verklaring is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord
ondertekend door mevrouw [C], - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en
onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, voornoemde
brief/verklaring in haar bedrijfsadministratie heeft gevoegd/opgenomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in deze brief/verklaring
stond vermeld dat voornoemde contante betalingen waren gedaan en/of dat die
brief/verklaring was voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van mevrouw [C];
en/of
B)
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld: "ik heb u in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor
levensonderhoud en verhuizing. euro 7.670,00" welke brief/verklaring is
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord ondertekend door [benadeelde 3]
, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat zij, verdachte,
- ( een kopie van) voornoemde brief/verklaring aan een medewerker van de
Rabobank heeft gegeven teneinde bewijs te leveren van de
rechtmatigheid/juistheid van (bijzondere) bijschrijvingen op de zakelijke
bankrekening van verdachte bij voornoemde bank en/of
- voornoemde brief/verklaring in haar bedrijfsadministratie heeft
gevoegd/opgenomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in deze brief/verklaring
stond vermeld dat voornoemde contante betalingen waren gedaan en/of dat die
brief/verklaring was voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van [benadeelde 3];
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
7.
Zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 3 april 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 24.949,92 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[benadeelde 4], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 4], van
de girorekening en/of de bankrekeing van die [benadeelde 4] over te boeken naar
(een) bankrekening(en) van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer
familielid/leden van verdachte;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
8.
Primair
A) (politiedossier pagina 381)
zij in of omstreeks de periode 3 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring/overeenkomst gericht aan [getuige 5] (gedateerd 7 mei 2009)
met daarin (onder andere) vermeld:"In overleg met u en goedkeuring van uw
moeder deel ik mee dat u een lening krijgt van 10.000,-- euro. Dit geld zal
worden overgemaakt op mijn prive rekening dit in verband met de ruzie die er
is tussen u en uw zuster."
welke brief/verklaring/overeenkomst voor akkoord is ondertekend door [verdachte]
en [getuige 5] - zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk in deze brief/verklaring/overeenkomst vermeld
er sprake was van een lening en/of die brief/verklaring/overeenkomst voorzien
van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [getuige 5],
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
en/of
B) (poltiedossier pagina 382)
zij in of omstreeks de periode 3 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring (gedateerd 7 mei 2009 en gericht aan [getuige 5]) met daarin
(onder andere) vermeld:"In overleg met u en goedkeuring van uw moeder sluit
ik een lening bij jullie af van 10.000,00 dit bedrag zal vor 31 december +
1000,-- euro rentekosten worden teruggestort" welke brief/verklaring is
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord is getekend door
[getuige 5] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat er sprake zou zijn van een
lening en/of die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die
handtekening afkomstig was van [getuige 5], zulks met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
A)
zij in of omstreeks de periode van 03 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring/overeenkomst gericht aan [getuige 5] (gedateerd 7 mei
2009) met daarin (onder andere) vermeld:"In overleg met u en goedkeuring van
uw moeder deel ik mee dat u een lening krijgt van 10.000,-- euro. Dit geld zal
worden overgemaakt op mijn prive rekening dit in verband met de ruzie die er
is tussen u en uw zuster."
welke brief/verklaring/overeenkomst voor akkoord is ondertekend door [verdachte]
en [getuige 5], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot
- als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat
- ( een kopie van) voornoemde brief/verklaring/overeenkomst aan een medewerker
van de Rabobank heeft gegeven teneinde bewijs te leveren van de
rechtmatigheid/juistheid van (bijzondere) bijschrijvingen op de zakelijke
bankrekening van verdachte bij voornoemde bank en/of
- voornoemde brief/verklaring/overeenkomst in haar bedrijfsadministratie heeft
gevoegd/opgenomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
in deze brief/verklaring stond vermeld dat er sprake was van een lening en/of
die brief/verklaring was voorzien van een handtekening alsof die handtekening
afkomstig was van [getuige 5]
en/of
B
zij in of omstreeks de periode van 03 april 2008 tot en met 19 januari 2011 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring (gedateerd 7 mei 2009 en gericht aan [getuige 5]) met
daarin (onder andere) vermeld:"In overleg met u en goedkeuring van uw moeder
sluit ik een lening bij jullie af van 10.000,00 dit bedrag zal vor 31 december
+ 1000,-- euro rentekosten worden teruggestort" welke brief/verklaring is
ondertekend door [verdachte] en voor akkoord is getekend door
[getuige 5] , - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin dat zij, verdachte,
- voornoemde brief/verklaring in haar bedrijfsadministratie heeft
gevoegd/opgenomen
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
in deze brief/verklaring stond vermeld dat er sprake was van een lening en/of
die brief/verklaring heeft voorzien van een handtekening alsof die
handtekening afkomstig was van [getuige 5];
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
9.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 16 oktober 2007 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 13.697,95 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[benadeelde 5], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die
[benadeelde 5], van de girorekening van die [benadeelde 5] over te boeken
naar (een) bankrekening(en) van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of
meer familielid/leden van verdachte, en/of
- vanaf de girorekening van die [benadeelde 5] een of meer betaling(en) voor
goederen of diensten, anders dan ten behoeve van die [benadeelde 5], te doen
en/of
- - contant geld op te nemen van de girorekening van die [benadeelde 5],
anders dan ten behoeve van die [benadeelde 5],
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
10.
Primair
(politiedossier pagina 428)
zij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2007 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere)
vermeld:" Ik heb je in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor
levensonderhoud en inrichting van je nieuwe huis euro 8500,00" welke brief
is ondertekend door [verdachte] en voor akkoord is getekend door [benadeelde 5]
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
verdachte valselijk in deze brief/verklaring vermeld dat deze betalingen waren
gedaan en/of die brief/verklaring voorzien van een handtekening alsof die
handtekening afkomstig was van [benadeelde 5], zulks met het oogmerk om
dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2007 tot en met 19 januari 2011
te Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e)
een brief/verklaring (gedateerd 7 december 2009) met daarin (onder andere) ver
heb je in 2008/2009 contante betalingen gedaan voor levensonderhoud en
inrichting van je nieuwe huis euro 8500,00" welke brief is ondertekend door
[verdachte] en voor akkoord is getekend doro [benadeelde 5], -
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat zij, verdachte, voornoemde brief/verklaring in haar
bewindvoerdersadministratie heeft gevoegd/opgenomen en bestaande die valsheid
of vervalsing hierin dat in deze brief/verklaring stond vermeld dat
voornoemde betalingen waren gedaan en/of dat die brief/verklaring was
voorzien van een handtekening alsof die handtekening afkomstig was van [benadeelde 5]
;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
11.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 14 november 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 3249,47 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte
onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 6],
in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 6], van de
bankrekening van die [benadeelde 6] over te boeken naar (een) bankrekening(en) van
verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
12.
zij in of omstreeks de periode van 14 november 2008 tot en met 7 juni 2010 te
Bilthoven, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, een
formulier ten behoeve van de rekening en verantwoording van het bewind van [benadeelde 6]
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
valselijk op (onder andere) het Formulier A van rekeningnummer [rekeningnummer]
(binnengekomen bij de griffie van de rechtbank Utrecht op 19 februari 2010,
de bedragen voor de inkomsten van het UWV en/of de uitgaven AWBZ en/of de
kosten levensonderhoud en/of de kosten ziekenfonds/ander fonds en/of beloning
bewindvoerder andere dan de werkelijke bedragen ingevuld, zulks met het
oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
13.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 13 mei 2008 tot en met 7 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De
Bilt, en/of te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens)
opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 1.750 euro), in elk
geval enig goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[benadeelde 7], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 7], van
de bankrekening van die [benadeelde 7] over te boeken naar (een) bankrekening(en)
van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
14.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 10 mei 2009 tot en met
31 december 2009 [84] te Bilthoven, gemeente De Bilt, , althans
in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld (in
totaal {ten minste} 6.637,79), in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten
dele toebehorende aan (de erven van ) [E] en/of het UWV, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[E], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [E], van
de girorekening van die [E] over te boeken naar (een) bankrekening(en)
van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
15.
zij op een of meer (verschillende) tijdstippen gelegen in of omstreeks de
periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 te Bilthoven en/of te
De Bilt, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens)
opzettelijk een hoeveelheid geld (in totaal 27.178,54 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 8], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van / als
administratief medewerker (in dienst van [benadeelde 8]) , in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend (door {telkens} onrechtmatig geldbedragen over te boeken naar haar
eigen bankrekening{en});
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
16.
zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 1 januari 2009 tot en met 8 september 2010 te Bilthoven, gemeente
De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een
hoeveelheid geld (in totaal {ten minste} 3.984,85 euro), in elk geval enig
goed, dat / die geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren)
verdachte onder zich had in haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde
[benadeelde 9], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, niet zijnde een betaling ten behoeve van die [benadeelde 9], van
de bankrekening van die [benadeelde 9] over te boeken naar (een) bankrekening(en)
van verdachte en/of haar echtgenoot en/of een of meer familielid/leden van
verdachte, en/of
- een geldbedrag bestaande uit een bedrag aan bijzonder bijstand verleend ten
behoeve van de kosten van beheer van de bewindvoering van die [benadeelde 9] van te
laten overmaken op een bankrekening van haar, verdachte, en/of dat geld niet
door te storten/boeken/betalen aan die [benadeelde 9] zulks terwijl zij, verdachte,
deze kosten ook bij [benadeelde 9] in rekening had gebracht/ zou gaan brengen en/of
vanaf de bankrekening van die [benadeelde 9] had betaald/nog ging betalen;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
17.
Zij op een of meer (verschillende) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 12-11-2007 tot en met 8 juni 2010 te Bilthoven, gemeente De Bilt,,
althans in het arrondissement Utrecht, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid
geld (in totaal {ten minste} 1537 euro), in elk geval enig goed, dat / die
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte onder zich had in
haar hoedanigheid van bewindvoerder van voornoemde [benadeelde 10], in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend
(door [telkens]
- een geldbedrag, ontvangen op een bankrekening van verdachte ten behoeve van
die [benadeelde 10], niet over te boeken naar de bankrekening en/of girorekening van
die [benadeelde 10];
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0981 2012031003 (pagina 1 tot en met 933), PL0981 2010235028-37 (5 pagina’s), PL0981 2010235028-38 (pagina A1 tot en met A8), PL0981 2010235028-40 (3 pagina’s, d.d. 5 november 2014), PL0981 2010235028-40 (4 pagina’s, d.d. 13 november 2014) en PL0910 2011248566-1 (4 pagina’s), volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012, p. 321, 322 en 323.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever 3], namens [benadeelde 3], d.d. 4 oktober 2010, p. 119.
4.Het proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 4 januari 2012, p. 560.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 12 januari 2012, p. 602.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 17 januari 2012, p. 422.
7.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever 3], d.d. 8 september 2010, p. 122.
8.Pagina 260 tot en met 263.
9.Pagina 264 en 265.
10.Pagina 272.
11.Pagina 286 tot en met 288.
12.Pagina 565 tot en met 567.
13.Pagina 292 en 295.
14.Pagina 260 tot en met 263.
15.Pagina 296 en 297.
16.Pagina 305.
17.Pagina 303 en 304.
18.Pagina 300 tot en met 302.
19.Pagina 571 en 572.
20.Een beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 24 december 2007, p. 325 en 326.
21.Een beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 7 juni 2010, p. 327 en 328.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012, p. 322.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012, p. 321.
24.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, d.d. 20-01-2010, p. 343.
25.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, d.d. 17-03-2010, p. 345.
26.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, d.d. 26-05-2010, p. 346.
27.Feit van algemene bekendheid.
28.Een geschrift, te weten een “Verklaring zorgplanverantwoordelijke [B], van [benadeelde 3]”, p. 351.
29.Het proces-verbaal van verhoor getuige [B], d.d. 17 maart 2011, p. 348.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012, p. 323.
31.Een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 december 2009, p. 360.
32.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] e/v [C] bij de rechter-commissaris, d.d. 16 juli 2014, p. 2 en 3.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 13 januari 2012, p. 324.
34.Een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 december 2009, p. 352.
35.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 23 maart 2011, p. 349.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 23 maart 2011, p. 350.
37.Pagina 268 tot en met 270.
38.Pagina 371 en 372.
39.Pagina 379 en 380.
40.Pagina 381.
41.Pagina 382.
42.Pagina 580 en 581.
43.Een beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 16 oktober 2007, p. 424 en 425.
44.Een beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 7 juni 2010, p. 426 en 427.
45.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 17 januari 2012, p. 421 en 422.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 17 januari 2012, p. 422.
47.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 09-02-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 2 van 3, p. 439.
48.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 09-02-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 3 van 3, p. 440.
49.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 13-04-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 1 van 4, p. 442.
50.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 11-05-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 2 van 3, p. 445.
51.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 09-03-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 1 van 3, p. 441.
52.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 13-04-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 3 van 4, p. 443.
53.Een geschrift, te weten een afschrift betaalrekening, d.d. 08-06-2010, betaalrekening [rekeningnummer], pagina 2 van 3, p. 447.
54.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 17 januari 2012, p. 422.
55.Een geschrift, te weten een brief/verklaring d.d. 7 december 2009, p. 428.
56.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], d.d. 26 september 2011, p. 454.
57.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 8 februari 2012, p. 606.
58.Pagina 516 tot en met 519.
59.Pagina 520 en 521.
60.Pagina 554.
61.Pagina 607.
62.Een beschikking van de rechtbank Utrecht, sector kanton, d.d. 13 mei 2008, p. 633 en 634.
63.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 15 november 2011,
64.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 15 november 2011,
65.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 15 november 2011,
66.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 15 november 2011,
67.Een geschrift, te weten een tabel rekening en verantwoording 2009 beheerrekening, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 15 november 2011, p. 647.
68.Pagina 723 en 724.
69.Pagina 725 tot en met 732.
70.Pagina 752 tot en met 756.
71.Pagina 757 en 758.
72.Pagina 584 en 585.
73.Pagina 694 tot en met 696.
74.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever 3], d.d. 8 september 2010, p. 879, 880, 884 en 888.
75.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 11 oktober 2013, PL0981 2010235028-37, blad 1.
76.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 11 oktober 2013, PL0981 2010235028-37, blad 2.
77.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 11 oktober 2013, PL0981 2010235028-37, blad 2.
78.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 10], d.d. 2 november 2011, PL0910 2011248566-1, blad 3.
79.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 10], d.d. 2 november 2011, PL0910 2011248566-1, blad 1.
80.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 30 januari 2014, PL0981 2010235028-38, blad A1.
81.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 30 januari 2014, PL0981 2010235028-38, blad A3.
82.Een geschrift, te weten een exceloverzicht ‘Bankrekeningnummer [rekeningnummer]’, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 30 januari 2014, PL0981 2010235028-38, blad A4 tot en met A7.
83.Een geschrift, te weten een exceloverzicht ‘Bankrekeningnummer [rekeningnummer]’, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], d.d. 30 januari 2014, PL0981 2010235028-38, blad A7.
84.Wijziging tenlastelegging d.d. 19 maart 2014.