ECLI:NL:RBMNE:2015:2762
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van bestuursrechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.A. Röschlau, op 10 maart 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. V.V.M. van Amstel, de bestuursrechter die belast was met de behandeling van haar zaak tegen het UWV. Verzoekster had om uitstel van de mondelinge behandeling gevraagd, omdat haar rechtsbijstandsverzekeraar Achmea plotseling weigerde haar zaak verder te behandelen. Dit leidde tot een situatie waarin mr. Röschlau de zaak op korte termijn moest overnemen, wat volgens verzoekster een goede voorbereiding bemoeilijkte. De wrakingskamer heeft op 7 april 2015 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekster als mr. Van Amstel aanwezig waren. Verzoekster voerde aan dat mr. Van Amstel de schijn van partijdigheid had gewekt door de zitting door te laten gaan, ondanks haar verzoek om uitstel, en dat zij onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische gesteldheid.
Mr. Van Amstel verdedigde haar beslissing om de zitting niet uit te stellen door te verwijzen naar het uitstelbeleid van de rechtbank en stelde dat de omstandigheden van verzoekster niet bijzonder genoeg waren om van dit beleid af te wijken. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. Verzoekster had de feiten die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek op 25 februari 2015 kunnen aanvoeren, maar deed dit pas dertien dagen later. De rechtbank vond deze termijn te lang en oordeelde dat verzoekster het verzoek tot wraking ter zitting had moeten indienen of op zijn minst binnen korte tijd na de zitting.
De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te zenden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank op 21 april 2015.