Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure in de zaak met rolnummer 14-313
- het tussenvonnis van 23 juli 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser 1],
- de akte overlegging producties van [eiser 1],
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 8 januari 2015.
2.De procedure in de zaak met rolnummer 14-314
- het tussenvonnis van 23 juli 2014, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser 2],
- de akte overlegging producties van [eiser 2],
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 8 januari 2015.
3.De feiten
In beide zaken
[eiser 1].
4.Het geschil
5.De beoordeling
in beide zaken
- samengevat - de vraag naar omvang van de schade die kan worden toegerekend aan het onrechtmatig handelen.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
De gevorderde vergoeding van materiële schade ziet op het bekladden van het portiek van de huurwoning die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bewonen. Omdat zij niet hebben gesteld dat de kosten van herstel door de verhuurder bij hen in rekening zijn gebracht, wijst de rechtbank de vergoeding van materiële schade af. Ook de immateriële schadevergoeding wijst de rechtbank af. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aangegeven dat de immateriële schade bestaat uit de angst zich nog op straat te begeven en nergens naartoe kunnen zonder het gevoel te hebben achterom te moeten kijken, maar dit is onvoldoende om te kwalificeren als aantasting in de persoon. De vordering in reconventie zal in beide zaken, waar het de schade betreft, worden afgewezen.