Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ZIJ DIE VERBLIJVEN AAN HET ADRES [adres]TE
2.[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 maart 2015;
- de mondelinge behandeling op 30 maart 2015;
- de pleitnota van mr. Andreae;
- de pleitnota van mr. Tamas.
2.De feiten
“dat inbeheergever[[eiseres sub 1]; toevoeging vzr.]
bereid is het pand voor een in de betreffende subovereenkomsten vermelde periode, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging door haarzelf, om niet, aan beheerder[FMT; toevoeging vzr.]
in beheer te geven.”en
“dat beheerder deze panden, om niet, in beheer zal nemen en gedurende de duur van de subovereenkomst in beheer zal houden en daartoe zonodig – naar eigen inzicht – overeenkomsten met derden zal afsluiten.”Onder 1.1. en 1.2. in de mantelbeheerovereenkomst is bepaald dat de betreffende panden in beheer worden gegeven en genomen voor de duur als in de betreffende subovereenkomsten bepaald en dat deze subovereenkomsten eindigen hetzij van rechtswege door het verstrijken van de bepaalde tijd, hetzij door (tussentijdse) opzegging door ieder van partijen, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Als hoofdverplichting van FMT als beheerder is in artikel 3.1. van de mantelbeheerovereenkomst bepaald:
“Beheerder is verplicht het betreffende pand als een goed huisvader te beheren.”In de mantelbeheerovereenkomst is bepaald dat de artikelen 7:405, 406 en 601 leden 1 en 3 BW inzake loon en onkosten- en schadevergoeding bij een overeenkomst van opdracht respectievelijk een overeenkomst van bewaarneming en artikel 7:604 BW inzake de afdracht van vruchten bij een overeenkomst van bewaarneming – indien en voor zover deze in beginsel van toepassing zijn – door partijen zijn uitgesloten.
3.De vordering
4.De beoordeling
Verstekverlening gedaagden sub 1
816,00