ECLI:NL:RBMNE:2015:2591

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
389345 HA RK 15-71
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure met verzoeker als voormalig advocaat

Op 26 maart 2015 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.M. Eelkema, voorzieningenrechter in een kort geding tussen verzoeker en [A]. Dit verzoek werd behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M.C. Oostendorp als voorzitter en mr. R. in 't Veld en mr. S.M. van Lieshout als leden. Verzoeker vreesde voor partijdigheid vanwege de samenwerking tussen de rechters. Na de behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout, dat door de wrakingskamer niet-ontvankelijk werd verklaard, werd het verzoek tegen mr. Eelkema voortgezet. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De door verzoeker aangevoerde gronden waren te algemeen en voldeden niet aan de eisen voor een wrakingsverzoek. De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking van mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout niet-ontvankelijk en besloot dat de behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Eelkema voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer 389345 HA RK 15-71
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker]
feitelijk verblijvend te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Ter zitting van 26 maart 2015 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.M. Eelkema, voorzieningenrechter in de procedure in kort geding tussen [A] en verzoeker (rolnummer C/16/389041 KG ZA 15-205). Van dit wrakingsverzoek is proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Mr. Eelkema heeft niet in de wraking berust. Het wrakingsverzoek is ter zitting behandeld op 26 maart 2015 door de wrakingskamer bestaande uit mr. M.C. Oostendorp als voorzitter en mr. R. in ῾t Veld en mr. S.M. van Lieshout als leden. Verzoeker is ter zitting verschenen, evenals mr. Eelkema. [A] was als belanghebbende bij deze zitting aanwezig.
1.3.
Onmiddellijk na aanvang van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout. De wrakingskamer heeft de behandeling ter zitting geschorst.
1.4.
Mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout hebben niet in de wraking berust.
1.5.
Het verzoek tot wraking van mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout is aansluitend aan de wrakingszitting van 26 maart 2015 behandeld door de wrakingskamer bestaande uit mr. L.E. Verschoor-Bergsma als voorzitter en mr. G.L.M. Urbanus en mr. K.J. Veenstra als leden. Verzoeker is ter zitting verschenen, evenals mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout. [A] was bij deze zitting aanwezig. Ter zitting heeft verzoeker een wrakingsverzoek tegen mr. Verschoor-Bergsma ingediend.
1.6.
De wrakingskamer heeft, na beraad, aan verzoeker meegedeeld dat het ter zitting gedane wrakingsverzoek tegen mr. Verschoor-Bergsma kennelijk niet-ontvankelijk is en daarom niet in behandeling zal worden genomen. De wrakingskamer heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat verzoeker de wrakingsgrond dat mr. Verschoor-Bergsma jarenlang in de strafsector heeft gewerkt en in strafzaken heeft samengewerkt met mr. Oostendorp en mr. Eelkema, neerkomt op een categorale uitsluiting van alle rechters die in deze rechtbank op de locatie Utrecht strafzaken hebben behandeld. De aangevoerde grond voldoet daarmee niet aan het vereiste dat er op de individuele rechter toegespitste feiten of omstandigheden moeten worden gesteld.
1.7.
De wrakingskamer heeft vervolgens het wrakingsverzoek tegen mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout inhoudelijk behandeld.
1.8.
Vanwege de spoedeisendheid van de procedure in kort geding waar dit wrakingsverzoek een uitvloeisel van is, heeft de wrakingskamer ter zitting mondeling uitspraak gedaan. De beslissing luidt zoals in onderdeel 3 van deze beslissing is vermeld.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoeker legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout kent vanuit zijn werkzaamheden als voormalig advocaat. Hij is er mee bekend dat mr. Oostendorp meerdere keren deel heeft uitgemaakt van dezelfde strafkamer als mr. Eelkema. Verzoeker vreest vriendjespolitiek vanwege de intensieve samenwerking tussen deze rechters. Ter voorkoming van de schijn van partijdigheid en/of vooringenomenheid, had de rechtbank volgens hem toepassing moeten geven aan het protocol op grond waarvan advocaten die lid zijn van de plaatselijke orde en die zelf voor de strafrechter moeten verschijnen of procespartij zijn in een civiele zaak, recht hebben op behandeling door rechters uit een ander arrondissement.
2.2.
De gewraakte rechters hebben beiden naar voren gebracht dat zij feitelijk nooit met mr. Eelkema hebben samengewerkt, aangezien zij niet tegelijkertijd met haar werkzaam zijn geweest in de strafsector van de locatie Utrecht van de rechtbank Midden-Nederland.
2.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
De door verzoeker aangevoerde feiten en/of omstandigheden houden niet in dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechters jegens hem. De rechtbank is daarvan ook niet gebleken. Daarom zal moeten worden beoordeeld of naar objectieve maatstaven sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de rechters aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
2.5.
Het wrakingsprotocol bevat niet de regel waarop verzoeker zich beroept, zodat er geen aanleiding is voor een behandeling van het wrakingsverzoek door rechters uit een ander arrondissement. Verzoeker heeft geen concrete en op de individuele rechter toegespitste feiten en omstandigheden naar voren gebracht die afbreuk kunnen doen aan de onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de betreffende rechters. De door verzoeker genoemde bezwaren tegen behandeling van de wraking door de beide rechters zijn van algemene aard en daarmee van toepassing op een groot deel van de rechters van de rechtbank. Daarmee voldoet het wrakingsverzoek niet aan de aan een dergelijk verzoek te stellen eisen. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat de behandeling van het wrakingsverzoek tegen mr. Eelkema wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek tegen mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout;
3.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te zenden aan verzoeker en aan mr. Oostendorp en mr. Van Lieshout, alsmede aan de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. G.L.M. Urbanus en mr. K.J. Veenstra als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2015.