ECLI:NL:RBMNE:2015:2526

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
C-16-304885 - HA ZA 11-717
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duitse contractenrechtelijke aansprakelijkheid en uitleg van bedingen in rekening-courantovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Hamburger Sparkasse AG, een Duitse bank, en ABC Mail Group B.V., een Nederlandse vennootschap. De kern van het geschil betreft de uitleg van een bepaling in een rekening-courantovereenkomst, waarin ABC zich zou hebben verplicht tot medeverplichting voor de verplichtingen van de hoofdschuldenaar, ABC-Mail Deutschland GmbH. De rechtbank heeft de procedure voortgezet op basis van eerdere tussenvonnissen en een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut over de uitleg van Duits recht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bepaling voldoende duidelijk is en dat ABC zich hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld. De rechtbank heeft ook overwogen dat ABC niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat de aansprakelijkheid beperkt zou zijn tot een evenredig deel van de kredietsom. De rechtbank concludeert dat ABC, door de medeverplichting te aanvaarden, ook aansprakelijk is voor de volledige verplichtingen uit de rekening-courantovereenkomst.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van ABC op dwaling beoordeeld. Hoewel er mogelijk sprake is van een dwaling met betrekking tot de inhoud van de wilsverklaring, leidt dit niet tot een vrijstelling van aansprakelijkheid. De rechtbank oordeelt dat ABC verplicht is om de gevorderde hoofdsom aan Hamburger Sparkasse te betalen, zowel op basis van de medeschuldenaarsverklaring als op basis van schadevergoeding wegens dwaling. ABC wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/304885 / HA ZA 11-717
Vonnis van 15 april 2015
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland
HAMBURGER SPARKASSE AG,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. M.L. Veldhuijzen te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC MAIL GROUP B.V.,
gevestigd te Leusden,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.P. Ariëns te Amersfoort.
Partijen zullen hierna Hamburger Sparkasse en ABC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 oktober 2012
  • het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut van 11 december 2013
  • de akte na deskundigenbericht van Hamburger Sparkasse
  • de supplementoire akte na deskundigenbericht van Hamburger Sparkasse
  • de antwoordakte van ABC
  • de aanvulling van productie 6 van ABC (bij fax van 9 april 2014).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar de eerdere tussenvonnissen van 13 juni en 10 oktober 2012 en bouwt daarop voort.
2.2.
Bij tussenvonnis van 10 oktober 2012 heeft de rechtbank het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: I.J.I.) verzocht om antwoord te geven op diverse vragen met betrekking tot de uitleg van Duits recht. Op 11 december 2013 heeft het I.J.I. een rapport over deze vragen bij de rechtbank ingediend. Vervolgens hebben partijen bij aktes na deskundigenbericht op dit rapport gereageerd.
2.3.
Kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag hoe de hierna volgende bepaling, die is opgenomen in de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde brief van 31 oktober 2008 (een rekening-courant-overeenkomst tussen Hamburger Sparkasse en ABC-Mail Deutschland GmbH) en die op 4 november 2008 door ABC voor akkoord is ondertekend, moet worden uitgelegd:
“Für diesen Kontokorrentkredit übernimmt die ABC Mail Group B.V. die Mitverpflichtung.”
in het Nederlands vertaald als :
“Voor dit krediet op rekening-courant gaat de firma ABC Mail Group B.V. de medeverplichting aan.”
2.4.
Hamburger Sparkasse stelt zich op het standpunt dat ABC zich daarmee hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de verplichtingen van de hoofdschuldenaar van de betreffende kredietovereenkomst, ABC-Mail Deutschland GmbH.
ABC neemt - kort samengevat - het standpunt in dat het begrip “Mitverpflichtung” niet voldoende duidelijk is, zodat ABC aan deze bepaling niet kan worden gehouden.
2.5.
Uit het rapport van het I.J.I. blijkt dat naar Duits recht voor de uitleg van de hiervoor weergeven bepaling van belang is of deze kan worden aangemerkt als een algemene voorwaarde als bedoeld in artikel 305 van het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB) dan wel als een individuele afspraak (Individualvereinbarung). In het eerste geval gelden immers strengere voorwaarden waaraan een dergelijke bepaling qua inhoud moet voldoen, in het bijzonder als het gaat om transparantie (het Transparenzgebot van artikel 307 BGB). Daarnaast moet de bepaling objectief worden uitgelegd, hetgeen inhoudt dat daarbij moet worden gelet op de tekst van het beding en op de manier waarop verwacht kan worden dat het beding zal worden begrepen door de partijen die er normaal gesproken mee te maken hebben (p. 20 van het rapport).
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval in het midden kan blijven of de betreffende bepaling aangemerkt moet worden als een algemene voorwaarde als bedoeld in het BGB. Immers, ook indien dat het geval is, wordt aan de hiervoor weergegeven strikte maatstaf voldaan. Voor een gemiddelde zakelijke klant van een bank zal het duidelijk zijn dat hij zich verplicht de verplichtingen van een ander (“Mit”) uit hoofde van een rekening-courantkrediet (“Kontokorrentkredit”) op zich te nemen. De rechtbank leidt uit de verklaring van de statutair bestuurder van ABC ter comparitie ook af dat hij dat als zodanig heeft begrepen. Hij verklaart immers dat hij in de overeenkomst zag dat ook andere partijen zich “garant stelden” voor het krediet, maar dat hij er op basis van uitleg van zijn compagnon [A] (werkzaam bij PPM Paper Print & Mail GmbH & Co.KG, mede-oprichtster van ABC-Mail Deutschland GmbH) en de aanwezigheid van meerdere zekerheden, vanuit ging dat ABC slechts aansprakelijk zou zijn voor een deel van het totale kredietbedrag (€ 5.000,-- of € 7.500,--). Hij begreep derhalve wel dat hij door akkoordverklaring met de betreffende bepaling ABC voor de verplichtingen uit de rekening-courantovereenkomst aansprakelijk zou maken, maar dacht kennelijk dat dit naar evenredigheid met de overige zekerheidstellers zou zijn. Dat is evenwel een veronderstelling van ABC die niet wordt opgewekt door de tekst van de bepaling. Daaruit volgt alleen dat ABC mede de verplichtingen uit hoofde van het rekening-courant krediet aangaat. In een dergelijk geval is men gezamenlijk schuldenaar (Gesamtschuldner), en daaraan verbindt artikel 421 BGB het rechtsgevolg dat men hoofdelijk aansprakelijk is jegens de crediteur.
2.7.
Voor zover de onjuiste uitleg van ABC het gevolg is van een beperkt begrip van de Duitse taal en/of de uitleg door haar compagnon, komt dit voor haar rekening en risico. Van een ondernemer als ABC mag verwacht worden dat zij pas tot ondertekening van een dergelijke bepaling overgaat, indien zij de taal waarin deze is gesteld, begrijpt. De inschakeling van [A] voor de uitleg van de bepaling is een keuze van ABC, en komt om die reden voor haar rekening.
2.8.
ABC kan ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat zij de evenredigheid van haar aansprakelijkheid jegens Hamburger Sparkasse mocht afleiden uit de aanwezigheid van andere zekerheden. Immers, uit het lijstje met zekerheden dat in de brief van 31 oktober 2008 is opgenomen, blijkt dat deze zekerheden evenmin beperkt waren tot slechts een evenredig deel van de uit de rekening-courantverhouding voortvloeiende verplichtingen. Integendeel, deze strekten zich voor het merendeel juist uitdrukkelijk uit over de gehele kredietsom van € 60.000,--. Daardoor wordt derhalve in het geheel niet de indruk gewekt dat de aansprakelijkheid van de zekerheidsteller beperkt zou zijn tot een achtste deel van de kredietsom (de € 7.500,-- die de statutair directeur van ABC in zijn verklaring heeft genoemd), dan wel een achtste deel van de kredietsom die zou resteren na betaling van 50% daarvan door de gemeente Hamburg uit hoofde van haar borgstelling (de door [A] kennelijk genoemde € 5.000,--). ABC had juist uit de afwezigheid van een beperking van haar Mitverpflichtung in de lijst met zekerheden moeten afleiden dat haar aansprakelijkheid in beginsel onbeperkt zou zijn. Uit de omstandigheid dat haar verplichting is omschreven als een “Mitverpflichtung”, en niet als een borgstelling (“Bürgschaft”), had ABC ook moeten begrijpen dat de zekerheid die van haar werd gevraagd geen borgstelling was maar een verdergaande verplichting. Zonder een daartoe strekkende zinsnede in de brief van 31 oktober 2008 mocht ABC ook uit de volgorde van de zekerheden niet afleiden dat zij pas als laatste zou worden aangesproken.
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bepaling voldoende duidelijk en begrijpelijk is als bedoeld in artikel 307 BGB, zodat deze bepaling in beginsel geldig is en ABC daaraan gebonden is.
2.10.
Het beroep van ABC op artikel 305c BGB kan haar niet baten. Op die bepaling kan immers naar Duits recht (blijkens p. 19 van het rapport van het I.J.I.) pas een beroep worden gedaan, indien na toepassing van verschillende interpretatiemogelijkheden een niet op te heffen twijfel blijft bestaan over de uitleg van de bepaling en de bepaling op tenminste twee wijzen kan worden uitgelegd. Zoals uit het voorgaande blijkt, is de rechtbank van oordeel dat daarvan geen sprake is.
2.11.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of ABC naar Duits recht een beroep toekomt op dwaling (Irrtum), en - zo ja - wat daarvan de gevolgen zijn. De rechtbank volgt het I.J.I. (p. 25 e.v.) in haar standpunt dat in het onderhavige geval sprake zou kunnen zijn van een dwaling met betrekking tot de inhoud van haar wilsverklaring (Inhaltsirrtum) dan wel met betrekking tot de rechtsgevolgen daarvan (Rechtsfolgeirrtum). Voor zover de dwaling is gelegen in het rechtsgevolg dat door de Duitse wet wordt verbonden aan het zijn van gezamenlijk schuldenaar (namelijk dat er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid; zie artikel 421 BGB), geldt dat het Duitse recht daarvoor geen beroep op dwaling toekent (zie pagina 29 van het rapport van het I.J.I.).
2.12.
Voor zover de dwaling moet worden gezien als een dwaling ten aanzien van de inhoud van de wilsverklaring dan wel van de daarmee direct beoogde rechtsgevolgen, is een beroep op dwaling wel mogelijk, maar kan een dergelijke dwaling ABC niet baten. Immers, honorering van een dergelijk beroep op dwaling leidt naar Duits recht in beginsel tot een verplichting voor de dwalende om de schade te vergoeden die zijn wederpartij dientengevolge heeft geleden (artikel 122 lid 1 BGB). ABC heeft de stelling van Hamburger Sparkasse (zie punt 5c van de ter comparitie overgelegde brief van de Duitse advocaat van Hamburger Sparkasse d.d 12 september 2011 waarvan een vertaling in het Nederlands is overlegd als productie 1B) dat zij - indien ABC zich indertijd niet bereid had verklaard om de Mitverpflichtung aan te gaan - het rekening-courantkrediet niet zou hebben verstrekt en dus schade heeft geleden bestaande uit het openstaande bedrag, niet betwist, zodat daarvan als onweersproken moet worden uitgegaan. Ook in een dergelijk geval is ABC derhalve de in deze procedure gevorderde hoofdsom aan Hamburger Sparkasse verschuldigd bij wege van schadevergoeding.
2.13.
Dit zou alleen anders zijn, indien ABC in haar verweer zou worden gevolgd (zie de ter comparitie overgelegde reactie van de Duitse advocaat van ABC d.d. 27 november 2011 op het hiervoor bedoelde punt 5c en de akte na deskundigenbericht van ABC), dat Hamburger Sparkasse de grond voor de dwaling kende of als gevolg van nalatigheid niet kende (artikel 122 lid 2 BGB). Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, is de bepaling voldoende duidelijk, en hoefde het voor Hamburger Sparkasse niet kenbaar te zijn dat ABC daaraan een andere uitleg gaf dan daarmee werd beoogd. Uit het rapport van het I.J.I. en bijlage 1 bij de verklaring van de Duitse advocaat van Hamburger Sparkasse d.d. 12 september 2011 blijkt overigens ook dat het begrip “Mitverpflichtung” in Duitsland geen onbekende term is, zodat Hamburger Sparkasse (hoewel een duidelijker term als “Schuldbeitritt” mogelijk was geweest) ook op die grond geen voldoende verwijt treft ten aanzien van het hanteren van dit begrip om haar als “nalatig” in voormelde zin te beschouwen. Dat ABC de bepaling voor akkoord heeft verklaard terwijl zij de Duitse taal volgens eigen zeggen niet machtig is, komt - zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen - voor haar rekening en risico.
2.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ABC verplicht is om de in deze procedure gevorderde hoofdsom aan Hamburger Sparkasse te betalen, ofwel uit hoofde van de door haar voor akkoord getekende medeschuldenaarsverklaring, dan wel uit hoofde van schadevergoeding wegens een geslaagd beroep op dwaling.
2.15.
Hamburger Sparkasse heeft bij akte van 11 juli 2012 haar vordering tot vergoeding van juridische bijstand ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
2.16.
ABC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hamburger Sparkasse worden begroot op:
- dagvaarding € 82,19
- griffierecht 1.181,00
- salaris advocaat
2.235,00(2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.498,19

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt ABC om aan Hamburger Sparkasse te betalen een bedrag van € 62.739,41 (tweeënzestig duizendzevenhonderdnegenendertig euro en éénenveertig eurocent), vermeerderd met een rente van 5% punten boven de geldende basisrente van de Europese Centrale Bank per jaar over het toegewezen bedrag vanaf 12 maart 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt ABC in de proceskosten, aan de zijde van Hamburger Sparkasse tot op heden begroot op € 3.498,19,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015. [1]

Voetnoten

1.type: WV/4208