ECLI:NL:RBMNE:2015:2432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
3647911
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT) op ontslagvergoeding van een directeur binnen Achmea

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2015 uitspraak gedaan in een gezamenlijk verzoek van Achmea Interne Diensten N.V. en [partij X] over de toepassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT) op de ontslagvergoeding van [partij X]. De procedure volgde op een vaststellingsovereenkomst die op 27 november 2014 was gesloten, waarin partijen overeenkwamen dat het dienstverband per 1 april 2015 zou eindigen. De kern van het geschil betrof de vraag of de WNT van toepassing was op [partij X] en wat de hoogte van de ontslagvergoeding zou moeten zijn. De kantonrechter oordeelde dat [partij X] als topfunctionaris in de zin van de WNT moest worden aangemerkt, ondanks dat hij niet de leiding gaf aan het gehele Achmea-concern. De rechter concludeerde dat de WNT van toepassing was en dat de ontslagvergoeding moest worden vastgesteld op het maximaal toegestane bedrag van € 75.000,00, zoals bepaald in artikel 2.10 lid 1 WNT. De rechter weegt hierbij de omstandigheden van de zaak, zoals het feit dat de beëindiging van het dienstverband door Achmea was geïnitieerd, maar oordeelt dat deze omstandigheden geen aanleiding geven om van de WNT-norm af te wijken. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3647911 UC VERZ 14-19379 pvt/1299
Vonnis van de kantonrechter van 1 april 2015
op gezamenlijk verzoek ex artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
de naamloze vennootschap
Achmea Interne Diensten N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Achmea,
gemachtigde: mr. K. van Belle,
en
[partij X],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [partij X],
gemachtigde: mr. A.P.J.M. Verbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het gezamenlijk verzoek van partijen,
- bijlage 1 van Achmea met bijlagen (A tot en met D),
- bijlage 2 van [partij X] met producties (1 tot en met 4),
- de door Achmea ingediende aanvullende bijlagen (E en F).
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015. Aan de zijde van Achmea zijn verschenen: mr. Van Belle voornoemd, mr. [A], mevrouw [B] (HR-directeur bij Achmea) en de heer [C] (HR-jurist bij Achmea).
Aan de zijde van [partij X] zijn verschenen: [partij X] in persoon en mr. Verbeek voornoemd.
1.3.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Achmea heeft een deel (nummers 6, 10, 12 t/m 22, 24 t/m 29, 31 t/m 34) van haar pleitnota voorgedragen.
1.4.
Op verzoek van partijen is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[partij X], geboren [1965], is op 1 juni 1996 bij (een rechtsvoorganger van) Achmea in dienst getreden. In de periode 20 mei 2011 tot en met 30 juni 2013 heeft hij de functie van Directeur Finance bij Achmea, Divisie Zorg & Gezondheid vervuld. Na deze functie heeft hij nog drie andere functies bij Achmea vervuld. Op 27 november 2014 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten die ziet op de beëindiging van het dienstverband tussen Achmea en [partij X] per 1 april 2015. Partijen hebben in het kader van die vaststellingsovereenkomst geen overeenstemming kunnen bereiken over de vraag of in het onderhavige geval de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van toepassing is en wat – in het licht daarvan – een passende ontslagvergoeding zou zijn.

3.Gezamenlijk verzoek

3.1.
Partijen hebben de kantonrechter de volgende vragen voorgelegd:
Is de WNT in het onderhavige geval van toepassing?
Dient de ontslagvergoeding vastgesteld te worden op een bedrag gelijk aan de ex artikel 2.10 lid 1 WNT maximaal toegestane ontslagvergoeding, te weten € 75.000,00 of op een ander bedrag binnen de bandbreedte tussen € 75.000,00 en een bedrag conform de kantonrechtersformule waarbij C=1, te weten € 370.481,00?

4.Beantwoording van de vragen

4.1.
In de periode 20 mei 2011 tot en met 30 juni 2013 was [partij X] werkzaam in de functie van Directeur Finance van de Divisie Zorg & Gezondheid. Partijen verschillen (allereerst) van mening of [partij X] in die functie als topfunctionaris in de zin van de WNT moet worden gekwalificeerd.
4.2.
Artikel 1.1, aanhef en onder b van de WNT waarin de topfunctionaris wordt omschreven luidt (voor zover hier van belang) als volgt:
‘(…)
5. de leden van de hoogste uitvoerende en toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.3, artikel 1.4 of artikel 1.5, alsmede de hoogste ondergeschikte of de leden van de groep hoogste ondergeschikten aan dat orgaan en degene of degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling;’.
4.3.
Vast staat dat [partij X] in voormelde functie geen leiding gaf aan het gehele Achmea-concern (Achmea B.V.). Toch moet hij naar het oordeel van de kantonrechter in de functie van Directeur Finance wel als topfunctionaris in de zin van de WNT worden aangemerkt. Daartoe dient het volgende.
4.4.
Uit het organogram van Achmea opgenomen in haar pleitnota volgt dat Achmea Zorgverzekeringen N.V. een dochter is van Achmea B.V. Achmea heeft ter zitting toegelicht [partij X] Directeur Finance was van Achmea Zorgverzekeringen N.V. en dat Achmea Zorgverzekeringen N.V. het moederbedrijf is van de divisie Zorg & Gezondheid. Zij heeft verder toegelicht dat het directieteam van de Divisie Zorg & Gezondheid – waar [partij X] als Directeur Finance deel van uitmaakt – verantwoordelijk was voor het bestuur van de verschillende bedrijfsonderdelen die deel uitmaken van de Divisie Zorg & Gezondheid. Uit de toelichting van partijen ter zitting blijkt verder dat enkel de zorgverzekeringstak binnen de Divisie Zorg & Gezondheid van het Achmea-concern onder de WNT valt.
4.5.
In de wetsgeschiedenis is het begrip ‘gehele rechtspersoon of instelling’ niet specifiek aan de orde gesteld. Wel volgt uit de wetsgeschiedenis (TK 2012-2013, 33 715, nr. 3) dat per rechtspersoon of instelling zal moeten worden bezien welke functionarissen als topfunctionaris aangemerkt moeten worden. Als voorbeeld wordt gegeven dat een directeur Financiën of een directeur P&O van een instelling alleen onder de definitie van topfunctionaris valt, als deze deel uitmaakt van een centraal management- of directieteam. Ook wordt (EK 2011-2012, 32 600, F) als voorbeeld genoemd dat een decaan in het algemeen niet als topfunctionaris zal kunnen worden aangemerkt, nu deze immers uitsluitend leiding geeft aan een onderdeel van de universiteit. In de situatie van Achmea moeten naar het oordeel van de kantonrechter de bewoordingen ‘de gehele rechtspersoon of de gehele instelling’ in artikel 1.1 WNT (hiervoor geciteerd) zo begrepen worden dat daaronder valt de gehele zorgverzekeringstak van Achmea dat onder de WNT valt. De zorgverzekeringstak is weliswaar een onderdeel van het concern maar met haar specifieke, onderscheidende en zelfstandige karakter (zij valt als enige onderdeel van Achmea onder de WNT) kan ‘de gehele rechtspersoon of de gehele instelling’ in dit verband naar het oordeel van de kantonrechter niet anders begrepen worden. Nu [partij X] (mede) belast was met de dagelijkse leiding van dat deel van het concern waarop de WNT van toepassing valt hij naar het oordeel van de kantonrechter onder de begripsomschrijving van topfunctionaris in de WNT.
4.6.
Het feit dat [partij X], zoals hij betoogt, in deze functie niet verantwoordelijk was voor beleggingen maakt het voorgaande niet anders. Niet ongebruikelijk is dat in concernverband overkoepelende werkzaamheden centraal worden afgehandeld. [partij X] heeft niet betwist dat het risico op winst en verlies bij de zorgverzekeringstak bleef. Mede gelet daarop maakt het feit dat de beleggingen van de verschillende divisies, zoals uit de toelichting van Achmea hierover blijkt, op basis van ‘shared services’ naar een centraal stafniveau zijn gedelegeerd, nog niet dat [partij X] daarmee geen topfunctionaris in de zin van de WNT (meer) is. Ook niet als, zoals hij stelt, beleggingen een groot en belangrijk deel van de divisie uitmaken en op dit punt niet terug werd gerapporteerd. Zou dat anders zijn, dan zou immers via delegatie van taken de functie van topfunctionaris kunnen verdwijnen of (mee)verschuiven en zou bijvoorbeeld een moederbedrijf ervoor kunnen zorgen dat de leidinggevende functionarissen van haar dochters niet onder het regime van de WNT vallen. Wel zijn er situaties te bedenken waarbij een functie zo wordt uitgehold dat van feitelijk leidinggeven geen sprake meer is, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. Het feit dat beleggingen op centraal niveau plaatsvonden of zelfs werden beheerd, is daarvoor in elk geval onvoldoende. Naar het oordeel van de kantonrechter moet [partij X] als Directeur Finance in de periode 20 mei 2011 tot en met 30 juni 2013 dan ook als topfunctionaris in de zin van de WNT worden aangemerkt.
4.7.
Per 1 juli 2013 is [partij X] in overleg met Achmea uit deze functie teruggetreden.
Achmea stelt dat er toen geen passende functie voor [partij X] beschikbaar was en dat zij – in afwachting van ofwel een vaste herplaatsing ofwel het einde van het dienstverband – vanaf juli 2013 een aantal (verschillende) tijdelijke werkzaamheden heeft aangeboden. Volgens [partij X] is tussen partijen in het kader van zijn teruggetreden als Directeur Finance beëindiging van het dienstverband nooit aan de orde gekomen. Hij betwist dat de latere functies tijdelijk en ter overbrugging waren.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat [partij X] na de functie van Financieel Directeur binnen het Achmea-concern drie functies heeft vervult, te weten Projectmanager (vanaf 1 juli 2013 tot 30 november 2013), Directeur Finance bij een andere divisie (vanaf 1 december 2013 tot 30 juni 2014) en Programmamanager (vanaf 1 juli 2014 totdat de arbeidsovereenkomst op 1 april 2015 zal eindigen). Ter zitting heeft Achmea onbetwist toegelicht dat de beloning en arbeidsvoorwaarden van [partij X] hetzelfde zijn gebleven als in zijn functie van Directeur Finance en dat het salarisniveau pas zou zijn aangepast op het moment een definitieve herplaatsing was gevolgd. De kantonrechter wil wel aannemen, zoals [partij X] heeft toegelicht, dat op 1 juli 2013 beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet de eerste insteek van partijen was, maar dat de drie functies die [partij X] nadien heeft vervuld, allen tijdelijk van aard waren staat naar het oordeel van de kantonrechter vast. Uit de toelichting van [partij X] ter zitting blijkt ook dat hij besefte dat deze functies tijdelijk waren en, in zijn beleving (enkel), in afwachting van een definitieve plaatsing.
4.9.
[partij X] gaat ervan uit dat hij een ‘gewezen topfunctionaris’ is. Hij wijst erop dat uit de wet en de wetsgeschiedenis niet blijkt dat de begrenzing van de ontslagvergoeding ook geldt voor gewezen topfunctionarissen. Juist daarom geldt volgens hem ten aanzien van de gewezen topfunctionaris een verplichting tot openbaarmaking van de bezoldigingsgegevens. Met dit laatste punt is de kantonrechter het eens maar naar het oordeel van de kantonrechter is [partij X] niet als een gewezen topfunctionaris te beschouwen maar als een topfunctionaris die in het verlengde van zijn functie in de aanloop naar een definitieve oplossing bij dezelfde werkgever tijdelijk werkzaamheden heeft verricht. Daartoe dient het volgende.
4.10.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij de bepaling wie topfunctionaris in de zin van de WNT is, gaat om de feitelijke situatie. Naar het oordeel van de kantonrechter zou bij het aanvaarden van een definitieve functie binnen Achmea (niet als topfunctionaris in de zin van de WNT) [partij X] als een gewezen topfunctionaris zijn aan te merken. Volgens [partij X] kan echter een functie voor onbepaalde tijd geen vereiste zijn om toepassing van de WNT te doen eindigen. Dit zou er volgens hem toe leiden dat de werkgever de begrenzing van de ontslagvergoeding moedwillig kan laten voortduren door de werknemer tijdelijke werkzaamheden op te dragen. Naar het oordeel van de kantonrechter zou indien daarvan sprake was, ook gekeken moeten worden naar de feitelijke situatie. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft echter geen van partijen getracht de WNT te omzeilen of verder uit te rekken. Het is partijen alleen niet gelukt een permanente functie voor [partij X] te vinden en in dit kader eindigt tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
4.11.
Deze situatie is verder een andere situatie dan waar de bepalingen van artikel 2.10 lid 3 en 3.7 lid 3 WNT op doelen. In deze artikelen wordt voor de toepassing van de wet bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en wordt de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband beëindigt. Met deze bepaling wordt beoogd ontduiking van de WNT te voorkomen. Het betreft dus de situatie dat de topfunctionaris feitelijk geen werkzaamheden meer verricht en door een lange vrijstelling van werkzaamheden feitelijk meer dan het maximumbedrag verkrijgt. In het geval van [partij X] geldt juist dat hij na zijn topfunctie tijdelijke werkzaamheden heeft verricht in afwachting van een mogelijke definitieve plaatsing. Dat Achmea aan [partij X] tijdelijke werkzaamheden heeft aangeboden past bij hetgeen van Achmea in het kader van goed werkgeverschap verwacht mag worden. Niet in geschil is dat [partij X] de verschillende tijdelijke werkzaamheden naar tevredenheid heeft uitgevoerd. Echter eind 2014 werd voor partijen duidelijk dat een definitieve plaatsing niet zou gaan lukken en op 27 november 2014 zijn partijen in een beëindigingsovereenkomst overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 april 2015 zal eindigen. Onder deze omstandigheden is [partij X] naar het oordeel van de kantonrechter in de periode van zijn tijdelijke functies niet als een ‘gewezen topfunctionaris’ te beschouwen maar als een topfunctionaris die in het verlengde van zijn functie en in de aanloop naar een definitieve oplossing tijdelijke werkzaamheden heeft verricht. Wanneer geoordeeld zou worden dat het vervullen van een tijdelijke functie tijdens een zoektocht naar een passende functie, van een topfunctionaris een gewezen topfunctionaris maakt, zou dat betekenen dat de WNT kan worden omzeild door een topfunctionaris voor een korte termijn een andere functie te geven. Dit is niet de bedoeling van de wetgever geweest.
4.12.
Het antwoord van de kantonrechter op de eerste vraag is dus dat de WNT van toepassing is.
4.13.
Voor dat geval verzoekt [partij X] de vergoeding – in het licht van de omstandigheden van het geval – op een bedrag binnen de bandbreedte van € 75.000,00 bruto en € 370.481 bruto vast te stellen. Daarbij dient volgens [partij X] in ieder geval rekening te worden gehouden met het feit dat het terugtreden als Directeur Finance door Achmea is geïnitieerd zonder dat sprake was van verwijtbaarheid van [partij X], het feit dat beëindiging van het dienstverband door Achmea is geïnitieerd en in haar risicosfeer ligt, dat van verwijtbaarheid van [partij X] geen sprake is, het tijdsverloop, de overige omstandigheden van het geval, waaronder het goede functioneren, de duur van het dienstverband, zijn leeftijd en zijn beperkte kansen op de arbeidsmarkt.
4.14.
De kantonrechter ziet in de door [partij X] genoemde omstandigheden geen aanleiding om van de WNT-norm naar boven af te wijken. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn dit allemaal omstandigheden die door de wetgever bij het vaststellen van het maximumbedrag zijn verdisconteerd. Bij beëindiging niet op initiatief van de werkgever maar van de werknemer zou immers helemaal geen vergoeding nodig zijn, maar kan de werknemer gewoon opzeggen. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt een vergoeding voor [partij X] van € 75.000,00 bovendien niet tot een onbillijk resultaat. Gelet op zijn ervaring en goede functioneren acht de kantonrechter zijn kansen op de arbeidsmarkt niet beperkt. Integendeel, ter zitting heeft hij toegelicht dat hij in gesprek is met een nieuwe werkgever en dat als De Nederlandsche Bank toestemming geeft hij per 1 mei 2015 een nieuwe betrekking zal kunnen gaan vervullen. Dat zijn salaris daarbij lager zal zijn dan dat hij als topfunctionaris in de zorgverzekeringstak van Achmea verdiende, moet naar het oordeel van de kantonrechter ook geacht worden in het maximum van de beëindigingsvergoeding van de WNT te zijn verdisconteerd. Daar komt nog bij dat [partij X] destijds de brief van december 2012 (over de het aanpassen van de arbeidsvoorwaarden per 31 december 2012) waarin ook naar de WNT en het overgangsregiem wordt verwezen voor akkoord heeft getekend.
4.15.
Het antwoord op de tweede vraag is dus dat de ontslagvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag gelijk aan de in de WNT maximaal toegestane ontslagvergoeding van € 75.000,00.
4.16.
Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

5.1.
De kantonrechter beantwoordt de volgende vragen als volgt:
Vraag 1:
Ja de WNT is in het onderhavige geval van toepassing,
Vraag 2:
De ontslagvergoeding dient vastgesteld te worden op een bedrag gelijk aan de ex artikel 2.10 lid 1 WNT maximaal toegestane ontslagvergoeding, te weten € 75.000,00,
5.2.
De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en op 1 april 2015 in het openbaar uitgesproken door mr. J.O. Zuurmond, in aanwezigheid van de griffier.