ECLI:NL:RBMNE:2015:2391

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
16-711708-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in faillissementsfraudezaak

Op 8 april 2015 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor faillissementsfraude. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 3.000,- toegewezen. De procedure omvatte een schriftelijke vordering van de officier van justitie, het strafdossier en een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zittingen op 26 november 2014 en 18 maart 2015 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn handelen een voordeel heeft behaald dat in strijd is met de wet, en heeft dit voordeel vastgesteld op € 3.000,-. De verdediging stelde dat dit bedrag als onkostenvergoeding kon worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze kosten. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en het meer of anders gevorderde afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/711708-11 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 april 2015
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1941] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres], [woonplaats].

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/711708-11, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van 8 april 2015 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van -kort gezegd- faillissementsfraude;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen, d.d. 10 januari 2015, pagina 1 – 12;
- de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2014 en 18 maart 2015. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 25 maart 2015.
Tijdens het onderzoek ter zitting zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. M.T. van Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 3.000,-.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gehandhaafd, zodat een bedrag van € 3.000,- van veroordeelde ontnomen dient te worden.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het genoemde bedrag van € 3.000,- als onkostenvergoeding kan worden aangemerkt, waarbij rekening dient te worden gehouden met de kosten gemaakt door de veroordeelde, te weten notariskosten, reiskosten en betaling aan [notaris] van € 1.500,-.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Dat de veroordeelde het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de strafzaak van 8 april 2015 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend. [1]
De rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 10 januari 2015.
Opbrengst
[veroordeelde] was vanaf de oprichting op 31 mei 2010 tot 16 augustus 2010 bestuurder van de [bedrijf 1]. [2] De [bedrijf 1] heeft op 7 juli 2010 de vennootschap [bedrijf 2] B.V. gekocht. [3]
[medeverdachte], ter terechtzitting gehoord als getuige, heeft verklaard benaderd te zijn voor overname van de vennootschap [bedrijf 2] B.V. De overname is tot stand gekomen en hiervoor heeft hij [veroordeelde] benaderd. [medeverdachte] heeft [veroordeelde] hier € 3.500,- voor betaald. [4]
[veroordeelde] heeft verklaard, en ter zitting bevestigd, middels de stichting de B.V. over te hebben genomen en daarvoor € 3.000,- te hebben ontvangen. [5]
Kosten
Uit onderzoek is niet gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt die samenhangen met de gepleegde strafbare feiten. Er worden dan ook geen kosten in mindering gebracht bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. [6]
Door de raadsman zijn voorts als kostenposten genoemd: reiskosten notaris, notariskosten etc. en het aan [notaris] verstrekte bedrag van € 1.500,-. De enkele stelling van de verdediging hieromtrent acht de rechtbank echter niet voldoende om aannemelijk te maken dat de veroordeelde deze kosten zou hebben gemaakt. Uit de bewijsmiddelen is immers gebleken dat het [medeverdachte] is geweest die de aandelenovername van [bedrijf 2] B.V. heeft geïnitieerd en begeleid. Nu deze stelling niet nader is gemotiveerd of onderbouwd met een specificatie, zal de rechtbank deze bedragen niet in mindering brengen.
De rechtbank berekent derhalve het wederrechtelijk verkregen voordeel, gelet op bovenstaande, als volgt:
Totale opbrengst: € 3.000,-
Totale kosten: € 0
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 3.000,-
Aan de hand hiervan stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten waaromtrent, te weten -kort gezegd- faillissementsfraude, voordeel heeft verkregen dat de rechtbank, in het voordeel van de veroordeelde, schat op een bedrag van € 3.000,-.
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van voormeld bedrag van € 3.000,- kan aan de veroordeelde worden opgelegd.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro).
Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro).
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter,
mrs. N.E.M. Kranenbroek en G.A. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 april 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. PL0981 2011258669 (onderzoek BRIFT1108), bevinden, inhoudende negen ordners, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Een geschrift, zijnde een online inzake uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1192 (ordner 3).
3.Een geschrift, zijnde de aangifte door de curator van faillissementsfraude d.d. 26 augustus 2010, pagina 779 (ordner 3).
4.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (tevens als getuige) afgelegd ter zitting d.d. 18 maart 2015.
5.Verklaring van verdachte [veroordeelde] afgelegd ter zitting d.d. 18 maart 2015 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde], pagina 32 (V01 ordner 5).
6.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 10 januari 2015, pagina 10 (ordner 1 betreffende [veroordeelde] Rapport WVV).