ECLI:NL:RBMNE:2015:2352

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
16-661424-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens aanranding van schoondochter en haar moeder

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1941, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft de beschuldigingen van aanranding van de schoondochter en haar moeder, waarbij de verdachte werd aangeklaagd voor twee feiten. De tenlastelegging omvatte de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 juli 2010 voor de aanranding van de schoondochter en van 1 januari 2010 tot en met 19 januari 2011 voor de aanranding van haar moeder. Tijdens de zitting op 16 maart 2015 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, gezien de tegenstrijdige verklaringen van de aangeefsters en getuigen. De verdediging steunde deze conclusie en voerde aan dat de handelingen niet als aanranding gekwalificeerd konden worden volgens artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en getuigen zorgvuldig gewogen. De onderlinge verhoudingen tussen de verdachte, zijn vrouw en de aangeefsters waren verslechterd, wat de betrouwbaarheid van de verklaringen beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de tenlastegelegde feiten te bevestigen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om getuigenverklaringen kritisch te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661424-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [1941] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 maart 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 juli 2010 [slachtoffer 1] heeft aangerand;
feit 2 in de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 januari 2011 [slachtoffer 2] heeft aangerand.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, gelet op de wisselende en/of tegenstrijdige verklaringen van de aangeefsters en getuigen, mede bezien in het licht van de onderlinge verhoudingen, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de hem tenlastegelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde handelingen, gelet op de context waar binnen een en ander zich heeft afgespeeld, niet gekwalificeerd kunnen worden als een aanranding in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De rechtbank houdt daarbij rekening met de onderlinge verstandhoudingen tussen verdachte en zijn vrouw enerzijds en beide aangeefsters anderzijds. De kleindochter van verdachte, [getuige 1], tevens dochter respectievelijk kleindochter van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft destijds aangifte van seksueel misbruik tegen verdachte gedaan. Deze aangifte is later als onbetrouwbaar aangemerkt.
Op dezelfde dag dat [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan namens haar dochter, hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook aangifte tegen verdachte gedaan.
De onderlinge verhoudingen zijn dermate verslechterd dat men al lange tijd geen contact meer met elkaar heeft
De verklaringen van [slachtoffer 1] en haar – inmiddels overleden – echtgenoot [getuige 2], lopen uiteen over het tijdbestek wanneer zij hem verteld zou hebben dat er wat was gebeurd. Voorts heeft [getuige 2] verklaard dat zij had verteld dat verdachte haar had vastgepakt en dat zij niet had verteld wat er was gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat hij de schouders van [slachtoffer 1] had aangeraakt en dat er verder niets was gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, kan niet worden vastgesteld wat er werkelijk is gebeurd.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat het zou gaan om een reeks van incidenten, die zich met name als men op bezoek kwam, bij de begroetingen, afspeelden. Uit haar latere verklaring volgt dat het zou gaan om twee incidenten. Haar kleindochter [getuige 1] zou getuige geweest zijn van een van deze incidenten. Verder zou verdachte zich bij de eerder genoemde begroetingen niet ongepast hebben gedragen. De echtgenoot van [slachtoffer 2] verklaart in eerste instantie zeker wel driemaal gezien te hebben dat verdachte bij een begroeting de borsten van zijn vrouw aanraakte. In zijn latere verklaring geeft hij aan dat hij dit eenmaal heeft gezien. De kleindochter [getuige 1] geeft aan dat zij had gezien dat verdachte haar oma, [slachtoffer 2], bij de borst aanraakte.
De rechtbank kan, gelet op de wisselende verklaringen van aangeefster en haar echtgenoot en de waardering van de verklaringen van [getuige 1], bezien in het licht van de onderlinge verstandhoudingen, niet vaststellen wat er daadwerkelijk is gebeurd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de hem ten laste gelegde feiten.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, mr. L.M.G de Weerd en
mr. O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 31 juli 2010 te Stadtkyll, in ieder geval in Duitsland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat hij, verdachte, (terwijl hij geheel naakt was en/of achter die [slachtoffer 1] was gaan staan/stond)
- onverhoeds (de voorzijde van) zijn (naakte) lichaam tegen (de achterzijde) van het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1] duwde en/of drukte en/of die [slachtoffer 1] (stevig) vasthield met zijn arm(en) om haar (boven)lichaam heen en/of
- onverhoeds zijn hand(en) op de met kleding bedekte borst(en) en/of rug van die [slachtoffer 1] legde en/of de met kleding bedekte borst(en) en/of rug van die [slachtoffer 1] aanraakte en/of betaste en/of
- onverhoeds de met kleding bedekte vagina en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] betaste en/of aanraakte;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 januari 2011 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, in ieder geval in Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld
en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer 2] gedwongen te dulden dat hij op één of meer tijdstip(pen) (telkens)
- onverhoeds (de onderzijde van) de borst(en) van die [slachtoffer 2] aanraakte en/of betastte en/of
- onverhoeds die [slachtoffer 2] op de mond kuste en/of
- voornoemde handeling(en) (telkens) opnieuw (plotseling) uitvoerde, terwijl die [slachtoffer 2] één of meerma(a)l(en) (telkens) aan hem, verdachte, kenbaar heeft gemaakt deze handelingen niet te willen dulden, door hem, verdachte, (herhaaldelijk, na het uitvoeren van voornoemde handeling(en)) weg te duwen en/of de woorden toe te voegen "Niet doen, ophouden" of woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 246 Wetboek van Strafrecht