6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Verdachte heeft met de mishandeling inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voornoemde feiten zorgen in het algemeen voor een groot gevoel van onveiligheid bij zowel de slachtoffers als het publiek.
Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne in zijn bezit gehad, met de bedoeling dit te verkopen. Het is algemeen bekend dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs.
Uit voornoemd rapport van drs. R.J. Vriend volgt dat de kans op recidive groot is als geen bijsturing plaatsvindt in de scheefgroei van verdachtes emotionele en sociale ontwikkeling en op het vlak van gewetensontwikkeling.. De kans op recidive wordt vergroot doordat verdachte niet snel iemand vertrouwt en als hij voor zichzelf iets wil regelen hij gemakkelijk over maatschappelijke normen en grenzen van anderen heen zal gaan. Hierbij gaat hij over op dreigen en intimideren en soms fysiek geweld om zijn zin te krijgen. Hij kent weinig nuance in emotionele beleving en kan door zijn wantrouwen hevig emotioneel reageren. Verdachte heeft onvoldoende coping vaardigheden om deze emoties in zichzelf op te vangen of er met betekenisvolle anderen over te kunnen praten. Als zijn woede eenmaal doorbreekt heeft hij minder dan gemiddeld mogelijkheden om deze bij te sturen.
Het ontbreekt verdachte aan emotionele steun en binding met betekenisvolle volwassenen. In meer gestructureerde leefgroepen gaat het redelijk goed met hem, maar zodra hij meer vrijheid heeft, gaat hij zijn eigen gang en laat hij zich weinig sturen. De scheefgroei in zijn ontwikkeling zal verder ontsporen zolang verdachte niet leert betekenisvolle contacten aan te gaan en leert met emoties om te gaan.
De deskundige adviseert verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een jeugdreclasseringstraject, met daarbij het meewerken aan een op trauma en hechtingsproblematiek gerichte behandeling bij een FPK, zoals De Waag, waarbij gestart wordt vanuit een besloten woonplek voor een duurzaam resultaat van de behandeling. Zodra hij doorstroomt naar een open woongroep wordt daarbij de ITB Plus geadviseerd.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 24 november 2014 en het rapport van het Leger des Heils, afdeling jeugdreclassering d.d. 3 september 2014. Ook uit deze rapporten volgt dat het algemeen recidiverisico hoog is.
[C], raadsonderzoeker en [D], jeugdreclasseerder, hebben ter terechtzitting voornoemde rapportages en adviezen toegelicht. Daaruit is het volgende naar voren gekomen.
Verdachte heeft geen contact met zijn biologische vader en zijn moeder woont op Curaçao. Verdachte zou op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing in Valkenheide moeten verblijven echter op dit moment verblijft hij al enige tijd bij zijn stiefmoeder. Nog onderzocht moet worden of behandeling en begeleiding binnen de huidige situatie haalbaar is. Een persoonlijkheidsonderzoek is niet van de grond gekomen. Een traject bij De Waag is recent pas ingezet en bevindt zich thans in de intake fase, er is nog geen sprake van behandeling en/of therapie. Op dit moment is er contact met de leerplichtambtenaar en de school van verdachte om te kijken wat de mogelijkheden voor verdachte zijn. Voorts zijn er, buiten de schuld van verdachte, diverse praktische problemen met betrekking tot zijn schoolgang, zoals op het gebied van de aanschaf van lesboeken e.d. Daarnaast is de vriendin van verdachte opnieuw zwanger. Verdachte heeft aangegeven dat hij werk wil zoeken, met zijn vriendin wil samenwonen en met haar hun kind wil opvoeden. Door de inzet van Nieuwe Perspectieven krijgt hij hulp en begeleiding hulp op het gebied van onder andere huishouden, financiën, schoolgang en vrijetijdsbesteding.
Verdachte heeft gelet op zijn persoon en problematiek op vele gebieden een strakke en gestructureerde begeleiding nodig. Dit biedt ook duidelijkheid voor verdachte en de hulpverlening en begeleiders om hem heen. Daarnaast is behandeling van de bij hem vastgestelde problematiek noodzakelijk.
Gelet op de verwachte duur van de behandeling en begeleiding heeft een strafrechtelijk kader de voorkeur boven het huidige civiele kader dat op 26 juli 2015 – te weten de datum waarop verdachte meerderjarig wordt – zal eindigen. Geadviseerd wordt verdachte als bijzondere voorwaarde Toezicht en Begeleiding op te leggen, waarvan 6 maanden ITB Plus, met daarbij ambulante behandeling, Nieuwe Perspectieven en een traject van Kamertraining.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij in 2012 eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreiging. Aan verdachte is toen een voorwaardelijke werkstraf opgelegd. De rechtbank weegt dit ten nadele van verdachte mee bij de strafoplegging.
Verdachte is onder toezicht gesteld en door middel van een machtiging door de civiele kinderrechter uithuisgeplaatst. Verdachte verblijft echter niet op Valkenheide maar bij zijn ex-stiefmoeder. Zij biedt hem daarmee in ieder geval, naar haar beste vermogen, veiligheid, geborgenheid en een thuis.
De rechtbank heeft geconstateerd dat, ondanks dat er reeds geruime tijd een civiel juridisch kader is en er tal van begeleiders en hulpverleners om verdachte heen zijn, de hulpverlening en behandeling tot op heden geen effect hebben gehad. Daarbij heeft verdachte tot op heden kennelijk ruimte gevonden om zijn eigen gang te gaan. De rechtbank heeft onder deze omstandigheden niet de verwachting dat daar voor de 18e verjaardag van verdachte nog veel verandering in zal komen. Voorts acht de rechtbank de tijd tot dat verdachte 18 jaar wordt te kort om, gelet op de forse (hechtings)problematiek van verdachte, met de noodzakelijke behandeling en begeleiding de gewenste resultaten te bereiken.
De rechtbank is van oordeel dat langdurige behandeling en begeleiding van verdachte, gelet op zijn persoon en (persoons)problematiek, die in dit strafrechtelijk kader kan worden opgelegd, wenselijk en noodzakelijk is. Behandeling en begeleiding is met het oog op zijn toekomst van belang voor verdachte en dient tevens om het risico op recidive te beperken.
De rechtbank zal daarbij geen ITB-plus opleggen omdat zij dit niet opportuun acht. Wel wordt het wonen in een kamertrainingscentrum in de bijzondere voorwaarden opgenomen om de mogelijkheid tot structuur en begeleiding in de groei naar zelfstandigheid te openen, indien de jeugdreclassering daartoe de noodzaak aanwezig acht.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – de duur van het onvoorwaardelijke deel van deze werkstraf bepalen aan de hand van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zodat na aftrek daarvan enkel het voorwaardelijk gedeelte resteert. Dit voorwaardelijk deel maakt de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte mogelijk en dient voor verdachte als stok achter de deur om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. In verhouding met de forse problematiek waar verdachte mee te kampen heeft, is zijn strafblad beperkt. De rechtbank is hierom van oordeel dat een werkstraf de meest passende strafmodaliteit is.
De rechtbank zal verdachte derhalve een werkstraf opleggen van 156 uren, subsidiair 78 dagen vervangende hechtenis, waarvan 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de deskundige, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.
De rechtbank ziet, gelet op het ontbreken van een haalbaarheidsonderzoek, de huidige woonsituatie van verdachte en de weigerachtige houding van verdachte, onvoldoende aanknopingspunten om de ITB Plus maatregel op te leggen.
De rechtbank acht - gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht – de dadelijke uitvoerbaarheid aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen onaantastbaarheid van een persoon en er – blijkens de rapportage van voornoemde deskundige – bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.