ECLI:NL:RBMNE:2015:2293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
2865448
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging pensioenuitkering door foutieve berekening en de gevolgen voor de deelnemer

In deze zaak vorderde eiser, een deelnemer aan de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn, de betaling van zijn aanvankelijk toegekende ouderdomspensioenuitkering van € 4.155,09 bruto per maand, na een verlaging van € 200,- netto per maand door een foutieve berekening van het pensioenfonds. Eiser stelde dat hij zich op het vertrouwensbeginsel beroept, omdat hij niet op de hoogte was van de fout en dat de pensioenfonds niet tijdig had gecorrigeerd. De procedure begon met een dagvaarding op 4 maart 2014, gevolgd door verschillende processtukken en een comparitie van partijen op 11 december 2014. De kantonrechter oordeelde dat de pensioenuitkering in beginsel kan worden herzien, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat de verlaging van zijn pensioen onaanvaardbaar was, en dat hij niet had aangetoond dat hij onomkeerbare financiële verplichtingen had aangegaan op basis van de eerdere mededelingen van het pensioenfonds. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 1.200,- werden begroot. De uitspraak vond plaats op 8 april 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2865448 UC EXPL 14-3758 PK/1097
Vonnis van 8 april 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. L. Schuijt-Olde Heuvel (DAS Nederlandse Rechtsbijstand N.V.),
tegen:
de stichting
Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen Zorg en Welzijn,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. W. van Heest.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 maart 2014
  • de conclusie van antwoord van 14 mei 2014
  • het tussenvonnis van 21 mei 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • de brief met bijlagen van de gemachtigde van [eiser] van 1 december 2014, met producties
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 11 december 2014
  • de conclusie van repliek van 7 januari 2015
  • de conclusie van dupliek van 4 maart 2015.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Zorg en Welzijn is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Deelneming hierin is verplicht voor in de bedrijfstak Zorg en Welzijn werkzame ondernemingen en hun werknemers. [eiser], geboren [1946], is deelnemer in de pensioenregeling van Zorg en Welzijn. Van 1 februari 2004 tot 1 februari 2011 heeft hij van Zorg en Welzijn een Overbruggingsuitkering ontvangen. In deze periode was hij ook werkzaam. Op 25 februari 2013 bereikt [eiser] de 67-jarige leeftijd. Met ingang van 1 februari 2013 ontvangt hij een volledige ouderdomspensioenuitkering. In de periode 2008 - maart 2012 heeft [eiser] diverse Pensioenbrieven van Zorg en Welzijn ontvangen en is er door Zorg en Welzijn op diverse vragen van hem over (de hoogte van) zijn pensioenaanspraken antwoord gegeven. Op 22 augustus 2013 deelt Zorg en Welzijn aan [eiser] mee dat de opbouw van zijn ouderdomspensioen gedurende de overbruggingsperiode van 1 februari 2004 - 1 februari 2008 niet correct is geweest, en dat zijn pensioenuitkering daarom te hoog is vastgesteld. Het teveel betaalde ouderdomspensioen hoeft hij niet terug te betalen, maar Zorg en Welzijn stelt de hoogte van zijn Ouderdomspensioen alsnog op een lager bedrag vast, en wel met ingang van 1 februari 2013.
2.2.
De precieze chronologische gang van zaken is als volgt geweest:
1 februari 2004 tot 1 februari 2011: [eiser] ontvangt van Zorg en Welzijn een Overbruggingsuitkering (OBU).
23 juli 2008: Zorg en Welzijn stuurt [eiser] een Pensioenbrief 2008, waarin is vermeld dat zijn pensioen vanaf 65 jaar € 49.528, bruto per jaar bedraagt, exclusief AOW.
13 april 2009: Zorg en Welzijn stuurt [eiser] een Pensioenbrief 2009, waarin is vermeld dat zijn pensioen vanaf 65 jaar € 49.679,-- bruto per jaar bedraagt, exclusief AOW.
29 maart 2010: Zorg en Welzijn stuurt [eiser] een Pensioenbrief 2010, waarin is vermeld dat zijn pensioen vanaf 65 jaar € 50.156,-- bruto per jaar bedraagt, exclusief AOW.
2 augustus 2010: (de rechtsvoorgangster van) Zorg en Welzijn schrijft aan [eiser]:
"Op 1 februari 2011 gaat u een Ouderdomspensioen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn ontvangen. U moet nu een keuze maken over uw opgebouwde Ouderdomspensioen en Partnerpensioen.
Vanaf 1 januari 1999 heeft u geen recht op Partnerpensioen opgebouwd. Uw partner de heer [A] ontvangt daardoor geen volledig Partnerpensioen als u na uw 65steoverlijdt. Wilt u uw partner toch volledig verzekeren? Dat kan door 20% van het Ouderdomspensioen dat u vanaf 1 januari 1999 heeft opgebouwd om te ruilen voor een hoger Partnerpensioen. In het schema op de volgende pagina ziet u hoe hoog het Ouderdomspensioen en het Partnerpensioen zijn als u niet ruilt en als u wel ruilt. Dit schema kan u helpen bij het maken van uw keuze. Geef uw keuze aan op de 'Verklaring keuze Ouderdomspensioen ruilen voor Partnerpensioen'".
De bijlage bij deze brief vermeldt onder meer:"
U ruiltniet
U ruiltwel
Uw Ouderdomspensioen
€ 50.155,72
€ 45.651,56
Partnerpensioen van uw partner vanaf 65 jaar als u na uw 65ste overlijdt
(AOW alleenstaande 13.368,00)
€ 19.813,86
€ 34.590,19
(…)
Wij wijzen u er op dat de hoogte van uw uiteindelijke pensioen nog kan afwijken van de bovengenoemde bedragen.
Wij verzoeken u ons zo spoedig mogelijk te laten weten waarvoor u kiest. U kunt deze keuze aangeven op de bijgevoegde 'Verklaring keuze Ouderdomspensioen ruilen voor Partnerpensioen'. Op de keuze die u nu maakt, kunt u later niet terugkomen".
12 augustus 2010: (de rechtsvoorgangster van) Zorg en Welzijn schrijft aan [eiser]:
"In het telefoongesprek van 6 augustus 2010 vraagt u hoe hoog uw Ouderdomspensioen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn is. U wilt graag weten hoe hoog uw Ouderdomspensioen is als u blijft doorwerken tot uw 67ste en het vanaf die leeftijd laat uitbetalen.
Ouderdomspensioen vanaf uw 67ste
Uw ouderdomspensioen vanaf uw 67ste is € 59.268,00 bruto per jaar, inclusief 8% vakantietoeslag. U krijgt dit bedrag alleen als u ongewijzigd blijft werken tot uw 67ste.
(…)
Deze berekening is gebaseerd op het reglement van Pensioenfonds Zorg en Welzijn en de van u bekende gegevens; wijzigingen hiervan (kunnen) leiden tot andere uitkomsten. U kunt dan ook geen rechten aan deze berekening ontlenen".
23 december 2010: [eiser] geeft door middel van een
"Aanvraagformulier voor Ouderdomspensioen"aan dat hij de ingang van het ouderdomspensioen wenst uit te stellen tot 1 februari 2013.
15 januari 2011: [eiser] geeft door middel van een "Verklaring uitstel Ouderdomspensioen" aan Zorg en Welzijn aan een deel van zijn ouderdomspensioen te willen uitstellen en een deel te willen opnemen. Verder geeft hij in deze verklaring aan dat hij na zijn 65e voor 103% zal blijven doorwerken in plaats van 106% vóór zijn 65e.
25 februari 2011: [eiser] bereikt de 65-jarige leeftijd.
1 september 2011: Zorg en Welzijn stelt bij brief aan [eiser] de hoogte van diens gedeeltelijke ouderdomspensioen per 1 februari 2011 vast op € 1.410,99 bruto per jaar.
9 maart 2012: Zorg en Welzijn deelt naar aanleiding van een telefonisch verzoek van [eiser] bij brief aan [eiser] mee dat zijn Ouderdomspensioen bij ongewijzigde deelneming tot zijn 67e € 53.850,-- bruto per jaar (inclusief 8% vakantiegeld) bedraagt.
1 februari 2013: [eiser] deelt Zorg en Welzijn telefonisch mee dat hij zijn ouderdomspensioen met ingang van 1 februari 2013 volledig wil laten ingaan.
12 februari 2013: Zorg en Welzijn doet aan [eiser] opgave van de hoogte van diens volledige ouderdomspensioen per 1 februari 2013: € 53.850, bruto per jaar, hetgeen neerkomt op € 4.155,09 bruto per maand respectievelijk € 2.755,42 netto per maand.
19 februari 2013: Zorg en Welzijn deelt naar aanleiding van een telefonisch verzoek van [eiser] bij brief aan [eiser] mee dat hij vanaf 1 februari 2013 een ouderdomspensioen ontvangt van € 4.155,09 bruto per maand. Daarnaast heeft hij recht op een Partnerpensioen van € 815,76 bruto per maand. Netto komen beide bedragen tezamen op € 2.741,17 per maand.
26 juli 2013: [eiser] stelt telefonisch een aantal vragen over de hoogte van zijn pensioen aan Zorg en Welzijn. Naar aanleiding van dit telefoongesprek ontdekt Zorg en Welzijn dat zij een fout heeft gemaakt in de berekening van het Ouderdomspensioen van [eiser].
22 augustus 2013: Zorg en Welzijn doet aan [eiser] opgave van de herberekening van de hoogte van diens volledige ouderdomspensioen per 1 februari 2013: € 48.941,87 bruto per jaar, hetgeen neerkomt op € 3.776,38 bruto per maand respectievelijk € 2.556,86 netto per maand. De opbouw van het ouderdomspensioen van [eiser] in de overbruggingsperiode 1 februari 2004 - 1 februari 2008 is niet correct geweest, omdat de door hem in die periode verrichte werkzaamheden niet op de premievrijstelling in mindering zijn gebracht, maar daarbij zijn opgeteld.
10 oktober 2013: Zorg en Welzijn deelt bij brief aan [eiser] mee dat het teveel betaalde bedrag aan Ouderdomspensioen van € 3.376,19 niet door hem behoeft te worden terugbetaald, omdat het voor hem niet kenbaar was dat het Ouderdomspensioen te hoog was vastgesteld.
22 november 2013: de gemachtigde van [eiser] verzoekt Zorg en Welzijn de correctie niet door te voeren.
16 januari 2014: Zorg en Welzijn deelt mee dat zij de correctie in stand zal laten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Zorg en Welzijn om aan hem te betalen:
(met terugwerkende kracht) de aan hem toegezegde ouderdomspensioenuitkering ten bedrage van € 4.155,09 bruto per maand (exclusief vakantiebijslag) en een nabetaling voor de reeds verstreken termijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2013;
de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt samengevat het volgende aan zijn vordering ten grondslag.
Hij beroept zich op het vertrouwensbeginsel van artikel 3:35 BW. Om die reden mag Zorg en Welzijn de fout niet meer herstellen. De fout was voor hem niet kenbaar, hetgeen Zorg en Welzijn erkent. De fout is niet tijdig hersteld. Zij is immers pas ontdekt en gecorrigeerd 9,5 jaar nadat deze is gemaakt. Zorg en Welzijn had sinds 2004 elk jaar de gelegenheid om de gegevens te controleren en de fouten te corrigeren. Zij informeert de deelnemers immers ieder jaar over de hoogte van de jaarlijkse opbouw. Verder is van belang dat Zorg en Welzijn diverse malen een uitgebreide berekening van het ouderdomspensioen heeft gemaakt. Ook toen is de fout niet ontdekt. [eiser] kan nu niet meer anticiperen op de gemaakte fout. Hij kan geen extra pensioenvoorzieningen afsluiten en kan de vermindering van € 378,71 bruto per maand niet op andere wijze compenseren. Hij kan nu niet alsnog ervoor kiezen om langer door te werken. Hij is nu niet in de gelegenheid om zijn vaste lasten aan te passen. Zijn woning is als oudedagsvoorziening bedoeld, maar de WOZ-waarde is in enkele jaren met € 102.500,-- gedaald en de woning is in de huidige markt niet zonder dat verlies verkoopbaar. Verder is de pensioenuitkering al enkele jaren niet meer geïndexeerd, waardoor het aanvankelijk in het vooruitzicht gestelde pensioen 6½ % lager is. Zorg en Welzijn heeft bij de toekenning van het pensioen geen voorbehoud gemaakt. Zij heeft niet verwezen naar het pensioenreglement door middel van een zogenaamde
"disclaimer". Er kan van het reglement worden afgeweken als sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen. [eiser] verwijst daartoe naar diverse gerechtelijke uitspraken.
3.3.
Zorg en Welzijn voert bij conversie van antwoord samengevat het volgende tegen de vordering aan.
In artikel 2.12 van het toepasselijke pensioenreglement heeft Zorg en Welzijn zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden om een onjuiste toekenning van pensioen te herzien. Een dergelijke herziening kan plaatsvinden met terugwerkende kracht. Een te hoge toekenning wordt ook voor de toekomst herzien, tenzij er sprake is van strijd met redelijkheid en billijkheid. Bij de beoordeling daarvan worden alle individuele omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang beschouwd. Indien een onterechte toekenning niet wordt herzien, dan gaat dat uiteindelijk ten koste van alle andere belanghebbenden bij het pensioenfonds. Bij een grootschalige uitvoering van complexe uitkeringprocessen zoals hier aan de orde, is het maken van vergissingen en het corrigeren daarvan inherent. Omdat beslissingen van het pensioenfonds veelal betrekking hebben op langlopende uitkeringen vertegenwoordigen zij meestal een groot financieel belang.
Voor een nadere vaststelling van het pensioen is niet vereist dat in de brieven waarin mededelingen zijn opgenomen
"disclaimers"of voorbehouden zijn opgenomen. [eiser] mocht aan de mededelingen van Zorg en Welzijn omtrent de hoogte van zijn ouderdomspensioen daarom geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen. Dit zou slechts anders zijn indien [eiser] op grond van die mededelingen onomkeerbare financiële verplichtingen zou zijn aangegaan. Daarvan is in dit geval echter niet gebleken. Hetgeen [eiser] heeft aangevoerd is hiertoe volstrekt onvoldoende. Een bijstelling van het pensioen met ongeveer € 200,-- netto per maand betekent voorts niet dat [eiser] zijn verplichtingen niet meer zou kunnen nakomen.
Ter onderbouwing van haar standpunt beroept Zorg en Welzijn zich op diverse rechterlijke uitspraken, met name op gerechtshof Amsterdam 6 december 2011, PJ 2012,18, gerechtshof 's-Hertogenbosch 26 augustus 2014 en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 februari 2014 (niet gepubliceerd), alsmede op diverse uitspraken van de Commissie van Beroep van Zorg en Welzijn.
3.4.
Bij conclusie van repliek heeft [eiser] als volgt nader onderbouwd dat hij op basis van de aan hem verstrekte inlichtingen onherroepelijke keuzes gemaakt:
hij heeft besloten zijn woning niet te verkopen;
hij heeft 20% van het ouderdomspensioen geruild voor een hoger partnerpensioen;
hij heeft besloten om zijn pensionering met 2 jaar uit te stellen tot zijn 67e jaar en de mogelijkheid niet benut om tot 70 jaar door te werken.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot de voor de beoordeling van deze zaak aan te leggen maatstaf zoekt de kantonrechter aansluiting bij gerechtshof Amsterdam 6 december 2011, PJ 2012,18. Volgens [eiser] wijkt het in die uitspraak berechte geval op diverse punten af van zijn situatie. Voor zover dit laatste al juist is, doet dat naar het oordeel van de kantonrechter echter niet af aan de algemene bruikbaarheid van deze maatstaf.
Deze maatstaf komt kort gezegd op het volgende neer. De hoogte van de pensioenuitkering wordt bepaald door de reglementen en niet door mededelingen van de zijde van het pensioenfonds. Het staat het pensioenfonds daarom in beginsel vrij een aanvankelijk te hoog vastgestelde pensioenuitkering te corrigeren. Dit is slechts anders indien het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn de lager vastgestelde uitkering te betalen. Herhaalde verkeerde door het fonds aan de deelnemer verstrekte informatie brengt op zichzelf niet mee dat de deelnemer op die informatie heeft mogen afgaan. Dit kan echter anders zijn indien de deelnemer i) op grond van die mededelingen ii) bepaalde concrete onomkeerbare financiële verplichtingen is aangegaan die iii) hij niet langer kan nakomen in het geval hij minder aan pensioen ontvangt dan in het vooruitzicht was gesteld.
Naar het oordeel van de kantonrechter berust de stelplicht en bewijslast dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het pensioenfonds eraan vasthoudt de lager vastgestelde uitkering te betalen op de pensioengerechtigde, in dit geval dus op [eiser].
Algemeen
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat de aanvankelijk te hoge vaststelling van het pensioen niet voor [eiser] kenbaar was.
4.3.
De kantonrechter stelt verder vast dat [eiser] onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomenspositie vanaf de pensioenverlaging van 22 augustus 2013, afgezet tegen zijn vaste lasten en verdere onkosten. Evenmin heeft hij inzicht gegeven in de inkomenspositie van zijn echtgenoot. Omdat blijkens eerdergenoemde maatstaf gelet moet worden op alle omstandigheden van het geval, is dit laatste echter wel van belang. De kantonrechter heeft dit ter comparitie ook aan de orde gesteld. Omdat de pensioenuitkering van [eiser] na correctie € 200,-- netto per maand minder bleek te bedragen dan aanvankelijk was meegedeeld, had het op zijn weg gelegen gemotiveerd aan te geven om welke reden hij juist vanwege een zodanig lagere pensioenuitkering niet in staat is om nog langer aan zijn verplichtingen te voldoen. Aan de hierboven met iii) aangeduide voorwaarde is derhalve niet voldaan.
a)
De beslissing van [eiser] om zijn woning niet verkopen
4.4.
[eiser] heeft in dit verband het volgende aangevoerd. Toen zijn pensioenleeftijd naderde had hij flinke hypotheeklasten, namelijk omstreeks € 1.200,-- netto per maand na belastingaftrek. Hij had een zogenaamde
"woekerhypotheek", die tegen exorbitante kosten in aandelen belegde. De aandelenmarkt was inmiddels ingestort. De hypotheek heeft een hoge rente van 6,3%. Deze hypotheeklast is na zijn pensionering niet meer op te brengen. Ook was zijn bovenhuis niet leeftijdbestendig, want traplift en aanpassingen van toilet, badkamer en balkon ontbraken. Hij moest dus de keuze maken om het huis in de toen stagnerende markt al dan niet te verkopen. De verkoop van zijn huis zou tot verlies lijden en ook het aflossen van de woekerhypotheek zou ongunstig uitpakken. De WOZ-waarde is in enkele jaren met € 102.500,-- gedaald en de woning is in de huidige markt niet zonder dat verlies verkoopbaar. De beslissing om de woning niet te verkopen heeft hij in 2009 genomen. Door het instorten van de huizenmarkt is die beslissing inmiddels onomkeerbaar geworden.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit betoog niet bijdragen aan de conclusie dat [eiser] naar aanleiding van de mededelingen van Zorg en Welzijn omtrent de hoogte van zijn pensioen de onomkeerbare beslissing heeft genomen zijn woning niet te verkopen. Hij stelt immers zelf dat hij deze beslissing (reeds) in 2009 heeft genomen. In 2009 had hij slechts de Pensioenbrieven 2008 en 2009 van Zorg en Welzijn ontvangen. Hij heeft niet uiteengezet op welke gronden hij op basis van die informatie besloten heeft zijn woning niet te verkopen. Verder is van belang dat hij pas op 15 januari 2011 aan Zorg en Welzijn heeft meegedeeld dat hij na zijn 65e wil blijven doorwerken en op 1 februari 2013 dat hij zijn ouderdomspensioen (op zijn 67e) volledig wil laten ingaan. [eiser] heeft overigens evenmin uiteengezet dat en waarom hij vanwege het lagere pensioen niet (langer) in staat is de hypotheeklasten op te brengen. Dat dit laatste het geval is, is zonder nadere motivering ook daarom niet erg waarschijnlijk, omdat het gaat om een bedrag van € 200,-- netto per maand minder dan hem door Zorg en Welzijn was meegedeeld.
Ter comparitie heeft [eiser] verder verklaard dat hij de rente alleen moet opbrengen, omdat hij op huwelijkse voorwaarden is getrouwd en hij en zijn echtgenoot de financiën zoveel mogelijk gescheiden houden. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft hij ten onrechte echter niets gesteld omtrent de inkomenspositie van zijn echtgenoot.
b)
[eiser] heeft 20% van zijn ouderdomspensioen geruild voor een hoger partnerpensioen
4.6.
[eiser] stelt dat hij 13 jaar ouder is dan zijn echtgenoot en het daarom aannemelijk is dat hij, [eiser], eerder komt te overlijden. Zijn echtgenoot komt er dan als gepensioneerde met een klein partnerpensioen alleen voor te staan met alle bijkomende vaste lasten. Om die reden heeft hij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om 20% van het ouderdomspensioen te ruilen voor een hoger partnerpensioen (naar de kantonrechter begrijpt: 75% hoger).
4.7.
Ook dit betoog gaat niet op. Hij stelt (conclusie van repliek punt 8) dat hij deze keuze op 2 augustus 2010 gemaakt heeft. Naar de kantonrechter aanneemt beschikte hij toen (slechts) over de in het voorgaande weergegeven brief van Zorg en Welzijn van 2 augustus 2010, en is hij bij zijn keuze van de gegevens in die brief uitgegaan. Deze brief vermeldt een ouderdomspensioen (bij 65 jaar) van € 50.155,72 bruto per jaar bij niet ruilen, en van € 45.651,56 bij wel ruilen. [eiser] heeft er ten onrechte geen inzicht in gegeven hoe zijn afweging met betrekking tot zijn beslissing om te ruilen in zijn werk is gegaan, en welke rol de op 2 augustus 2010 aan hem verstrekte informatie daarbij heeft gespeeld. Dit had ook daarom op zijn weg gelegen omdat uit zijn eigen stellingen volgt dat voor hem van belang was dat zijn echtgenoot na zijn overlijden goed verzorgd zou achterblijven. Bij niet ruilen zou dit laatste niet het geval zijn. Verder is van belang dat [eiser] nadien ervoor gekozen heeft om tot zijn 67e te blijven doorwerken, waardoor zijn pensioen na het herstel van de vergissing op € 48.941,87 per jaar is vastgesteld, dus op een hoger bedrag dan het bedrag waar [eiser] bij zijn keuze in 2010 van is uitgegaan. [eiser] heeft ten onrechte aan deze omstandigheden geen aandacht besteed.
Hier komt verder nog bij dat [eiser] ten onrechte geen gegevens heeft verstrekt over de inkomenspositie van zijn echtgenoot, zodat de kantonrechter niet goed kan beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat [eiser] een andere afweging zou hebben gemaakt.
c)
[eiser] heeft besloten om zijn pensionering met 2 jaar uit te stellen tot zijn 67e jaar en de mogelijkheid niet benut om tot 70 jaar door te werken
4.8.
[eiser] stelt dat als hij geweten had dat zijn pensioen € 200,-- netto per maand lager zou zijn dan eerder was meegedeeld, hij tot zijn 70e zou hebben doorgewerkt. Zijn werkgever bood hem die kans. Het is hem zelfs gevraagd.
4.9.
Uit de processtukken blijkt dat [eiser] op 1 februari 2013 aan Zorg en Welzijn heeft meegedeeld dat hij zijn ouderdomspensioen met ingang van die datum volledig wil laten ingaan, en dat hij op dat moment beschikte over een door Zorg en Welzijn op 9 maart 2012 aan hem verstrekte pensioenberekening van € 53.850,-- bruto per jaar. Naar het oordeel van de kantonrechter dient [eiser] op zijn minst aannemelijk te maken dat hij ervoor gekozen zou hebben om tot zijn 70e door te blijven werken indien hij had geweten dat zijn pensioen niet € 53.850,-- maar € 48.941,87 bruto per jaar bedroeg. Ook met betrekking tot dit punt heeft hij echter geen inzicht gegeven in de wijze waarop hij voorafgaand aan 1 februari 2013 de afweging heeft gemaakt om op zijn 67e definitief te stoppen met werken. Zo heeft hij geen rekenvoorbeelden gegeven met betrekking tot zijn inkomenspositie, afgezet tegen de vaste lasten, zoals hij die destijds heeft beoordeeld. Evenmin heeft hij rekenvoorbeelden gegeven met betrekking tot zijn inkomenspositie zoals die na de correctie van het pensioen bleek te zijn. Gezien het verschil van € 200,-- netto per maand had dat wel op zijn weg gelegen. Indien hij destijds geen berekeningen heeft gemaakt had het op zijn weg gelegen aan te geven op welke wijze hij de afweging dan wél heeft gemaakt. Ook dit heeft hij echter nagelaten. Ook met betrekking tot dit punt heeft hij verder ten onrechte geen gegevens verstrekt met betrekking tot de inkomenspositie van zijn echtgenoot. Aldus heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij tot zijn 70e zou zijn blijven doorwerken indien hij geweten had dat zijn pensioenuitkering € 200,-- netto per maand lager zou zijn dan hem eerder was meegedeeld.
Tussenconclusie
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat niet voldaan is aan de in 4.1 vermelde vereisten i), ii) en iii).
Voorts
4.11.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat de fout pas na 9,5 jaar is hersteld. De kantonrechter acht deze omstandigheid niet relevant. Vanaf het moment waarop de fout is ontdekt heeft Zorg en Welzijn met bekwame spoed het pensioen opnieuw vastgesteld.
4.12.
[eiser] heeft verder nog gesteld dat Zorg en Welzijn bij de opgave van de hoogte van de pensioenuitkeringen geen
"disclaimers"en/of voorbehouden heeft gemaakt.
Afgezien van de omstandigheid dat sommige opgaven wel een voorbehoud bevatten, kan deze stelling [eiser] niet baten. Uit artikel 2.12 van het Pensioenreglement van Zorg en Welzijn volgt dat het pensioenfonds een onjuiste toekenning van pensioen kan herzien. Naar het oordeel van de kantonrechter biedt de maatstaf, dat een dergelijke herziening niet is toegestaan indien dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, voldoende bescherming.
4.13.
Ten slotte heeft [eiser] nog aangevoerd dat zijn pensioen al gedurende enkele jaren niet is geïndexeerd. gelet op al het voorgaande is deze omstandigheid naar het oordeel van de kantonrechter van onvoldoende gewicht om tot toewijzing van de vordering te kunnen leiden.
Slotsom
4.14.
De vordering moet worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op € 1.200, aan salaris gemachtigde (2 x tarief € 600,).

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Zorg en Welzijn, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.200, aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 april 2015.