ECLI:NL:RBMNE:2015:2231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
16/702098-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door buschauffeur in Maarssen

Op 2 april 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een buschauffeur die op 4 augustus 2013 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Maarssen. De verdachte, die als buschauffeur werkzaam was, reed met zijn bus weg bij een halte toen een collega, [slachtoffer], onder de bus kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld, en sprak hem vrij van de primair tenlastegelegde schuld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel een verkeersfout heeft gemaakt door te rijden terwijl het slachtoffer zich nog in de nabijheid van de bus bevond. Dit gedrag heeft geleid tot een gevaarlijke situatie op de weg, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete van €500 en een voorwaardelijke rijontzegging van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat hij zelf ook een collega had verloren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702098-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 april 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2014 en 19 maart 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D. Duijvelshof, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:op 4 augustus 2013 als bestuurder van een bus een verkeersongeval heeft veroorzaakt door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, ten gevolge waarvan een persoon onder zijn rechtervoorwiel is gekomen, waarbij die persoon zodanig zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dat deze is overleden;
Subsidiair:op 4 augustus 2013 als bestuurder van een bus zodanig heeft gereden dat door zijn gedragingen een gevaar op de weg werd veroorzaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat de aard en de ernst van het rijgedrag van de verdachte, waarbij zij ook het gedrag van het slachtoffer meeweegt, niet zodanig is dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie heeft daarom verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair aan hem tenlastegelegde. Wel stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verdachte door zijn rijgedrag een gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals subsidiair aan hem ten laste is gelegd. Zij baseert haar standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank noch tot een bewezenverklaring kan komen van het primair aan de verdachte ten laste gelegde feit, noch tot een bewezenverklaring van het subsidiair aan hem tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat uit de feiten en omstandigheden niet is af te leiden dat sprake is van onvoorzichtig, laat staan aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. De verdachte had het gevolg, de dood van [slachtoffer], niet kunnen vermijden. Gelet hierop kan volgens de verdediging aan de verdachte geen verwijt worden gemaakt en kan niet worden geconcludeerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Er moet daarom vrijspraak volgen voor het primair tenlastegelegde.
De verdediging is van mening dat evenmin sprake is geweest van voldoende gevaarzettend gedrag in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De raadsman heeft op die grond verzocht de verdachte van het subsidiair tenlastegelegde ook vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de verdachte ten aanzien van dit feit te ontslaan van alle rechtsvervolging.
4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse d.d. 14 november 2013, vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende:
Een bus met bestuurder [verdachte] reed weg bij de halte op het stationsplein. Terwijl de bus langzaam optrok, kwam de voetganger [slachtoffer] onder de bus terecht. [2]
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Safariweg in de gemeente Maarssen, ter hoogte van het NS station Maarssen, nabij de uitrit van het busstation. [3]
Verdachte heeft bij de politie -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 4 augustus 2013 was ik in dienst als buschauffeur. Ik deed dienst op lijn 34 met een 12 meter lange bus. Ik kwam aanrijden over de Safariweg te Maarssen. [4]
Ik kon bij de halte van het busstation gaan staan. Ik zag dat collega [slachtoffer] liep aan de linkerkant van de bus. Ik zag dat hij met water gooide. Ik zag dat [slachtoffer] doorliep voor mijn bus langs. Ik zag dat hij naar de stoep van de halte liep. Ik deed de deur aan de rechtervoorkant dicht. Ik deed dit om mijzelf te beschermen tegen het water en tevens moest ik weg. Ik begon te rijden. Ik zag in mijn rechterspiegel [slachtoffer] omkeren. Ik zag dat hij opliep met de bus. Ik stuurde de bus een stukje naar links om de draai naar rechts te kunnen maken. Ik draaide de bus naar rechts. Ik zag dat [slachtoffer] naar de bus kwam lopen. [5] Ik dacht dat hij wilde proberen om de deuren te openen. Achter de voordeur van de bus zit een klepje. Achter dit klepje zit een knop om de voordeur mee te openen. Onder het rijden kunnen de deuren niet geopend worden met deze knop. Ik reed gewoon door. [6]
Het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse d.d. 14 november 2013, vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende:
Op de screendumps van de beelden die zijn opgenomen door de camera’s op het stationsgebied is het volgende te zien: [7]
Screendump 6: [slachtoffer] loopt via de voorzijde van de bus naar de rechtervoorzijde. [8]
Screendump 8: [slachtoffer] loopt naar de rechter voorzijde van de bus, terwijl de bus naar voren rijdt. [9]
Screendump 10: [slachtoffer] loopt in de richting van het luikje van de noodstop naast de deur en bukt iets naar voren. Daarbij heeft hij zijn gezicht afgewend van de bestuurder en kennelijk geen oogcontact. [10]
Screendump 12: [slachtoffer] reikt naar het luikje en heeft zijn gezicht in de richting van dat luikje. De bus begint op te trekken. [11]
Screendump 13: De bus rijdt naar voren. [slachtoffer] heeft het luikje geopend en is kennelijk bezig de knop van de noodstop te bedienen.
Screendump 14: [slachtoffer] loopt mee met de rijdende bus. Hij loopt daarbij iets zijdelings naar rechts en gebukt. Hij kijkt daarbij naar de noodbediening. [12]
Screendump 16: [slachtoffer] kijkt in de richting van de deuren van de bus en loopt mee met de optrekkende bus. Hij loopt daarbij schuin zijdelings waarbij hij eerst zijn rechterbeen zijdelings naar rechts verplaatst en dan zijn linkerbeen voor zijn rechterbeen kruist. [13]
Screendump 19: [slachtoffer] loopt naar voren gebogen met de bus mee en bevindt zich nog ongeveer 0,5 meter voor gaten in het wegdek. Het lijkt of de bestuurder naar rechts kijkt. De bus draait in naar rechts.
Screendump 20: De deuren zijn open. De bestuurder kijkt naar rechts. [slachtoffer] is op de beelden nog net te zien. Hij zou zich op dat moment ter hoogte van de gaten in het wegdek bevinden. [14]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Primair:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zo aanmerkelijk en verwijtbaar onvoorzichtig in het verkeer heeft gedragen dat het ongeval, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden, aan zijn verkeersgedrag moet worden toegeschreven. Dat betekent dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1994.
Om te komen tot dit oordeel heeft de rechtbank gekeken naar de feiten en omstandigheden die hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
De verkeersongevallenanalyse vermeldt dat het zeer waarschijnlijk is dat het ongeval is veroorzaakt doordat de bus reed terwijl het slachtoffer zich vlak naast de bus bevond, waarbij het slachtoffer viel en onder het wiel van de bus terecht kwam. Daarnaast is waarschijnlijk dat het ongeval is ontstaan doordat het slachtoffer onvoorzichtig was en niet oplette. Hij zocht geen enkel oogcontact met de bestuurder, terwijl hij als beroepschauffeur moet kunnen weten wat de beperkingen zijn van een bus en waar de dode hoeken zich bevinden. Ten slotte is waarschijnlijk dat het ongeval is veroorzaakt doordat de chauffeur wegreed om te voorkomen dat het slachtoffer de deuren zou openen, terwijl hij kon weten dat het slachtoffer zich naast de bus bevond.
De rechtbank acht aannemelijk dat de oorzaak van het verkeersongeval is gelegen in een combinatie van genoemde factoren.
Aan de hand van de beelden die deel uitmaken van de verkeersongevallenanalyse heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer niet heeft kunnen zien op het moment dat hij zich ter hoogte van het luikje van de noodknop bevond. In zoverre kan aan verdachte geen verwijt worden gemaakt. Wat hem wel kan worden verweten is dat hij met zijn bus is gaan rijden terwijl het slachtoffer nog voor de bus langs liep en dat hij is doorgegaan met rijden op het moment dat het slachtoffer zich rechts vlak naast de bus bevond (direct nadat hij voor de bus was langsgelopen). Verdachte had zijn rijgedrag naar aanleiding van de gedragingen van het slachtoffer moeten bijstellen. Verdachte heeft het slachtoffer immers op enig moment vlakbij de rechterzijde van de bus gezien en vermoedde dat het slachtoffer water naar hem wilde gooien en daartoe de deuren wilde openen. En hoewel verdachte dus naar alle waarschijnlijkheid niet heeft kunnen waarnemen dat het slachtoffer zich gebukt bij de noodknop, direct bij het rechtervoorwiel, bevond, heeft hij wel kunnen vermoeden dat het slachtoffer zich nog in de nabijheid van de bus bevond. Daar waar hij heeft verklaard dat hij dacht het slachtoffer op de stoep te hebben gezien en daarmee op een grotere afstand van de bus, heeft hij een verkeerde waarneming gedaan. Uit de beelden blijkt immers dat het slachtoffer zich nooit op de stoep heeft bevonden nadat hij voor de bus was langsgelopen.
Het slachtoffer, zelf buschauffeur, heeft zijn gedrag echter ook niet bijgesteld terwijl hij zich ervan bewust moet zijn geweest dat hij zich in de dode hoek van de verdachte bevond en de bus inmiddels in beweging was gekomen. Bovendien moet hij hebben geweten dat de bus weldra een draai naar rechts zou maken en hij zich dus op een gevaarlijke positie bevond. Tegen deze achtergrond lag bepaald niet voor de hand dat het slachtoffer zich op slechts enkele decimeters rechts van (het rechtervoorwiel van) de bus bevond op het moment dat de door verdachte bestuurde bus naar rechts draaide, zodat verdachte redelijkerwijs ook geen rekening behoefde te houden met de omstandigheid dat het slachtoffer zich op die uiterst gevaarlijke plek ophield.
Het gedrag van het slachtoffer heeft daarmee een grote rol gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Gelet op deze grote rol van het slachtoffer is de causaliteit tussen de gedragingen van de verdachte en het ontstaan van het ongeval beperkt. Verdachte heeft een verkeersfout gemaakt en daarmee een zekere mate van schuld aan het ontstaan van het ongeval, maar deze mate van schuld is niet zodanig dat kan worden gesproken van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag dan wel aanmerkelijke onoplettendheid van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair aan hem ten laste gelegde feit.
Subsidiair:
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen zijn opgenomen, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn rijgedrag een gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte is met zijn bus gaan rijden terwijl het slachtoffer nog voor de bus langsliep en heeft vervolgens naar rechts gestuurd, terwijl hij had kunnen vermoeden dat het slachtoffer zich nog in de nabijheid van de bus bevond, althans zich in de richting van de noodknop bij het rechter voorwiel van de bus bewoog. Verdachte heeft een verkeerde waarneming gedaan waar hij ervan is uitgegaan dat het slachtoffer zich op de stoep bevond, terwijl de situatie nu juist, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, van hem verlangde dat hij zich ervan zou vergewissen dat het slachtoffer zich niet vlakbij de bus bevond. Verdachte heeft daarmee een verkeersfout gemaakt.
Door deze verkeersfout ontstaat het gevaar dat een persoon wordt aangereden. In dit geval heeft dit gevaar zich daadwerkelijk verwezenlijkt en is het slachtoffer [slachtoffer] onder het rechterwiel van de bus terecht gekomen.
Nu het ontstane gevaar in causaal verband staat met de verkeersfout van verdachte, betekent dit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair:
op 4 augustus 2013 te Maarssen, als bestuurder van een motorrijtuig, autobus,
daarmee rijdende over de weg, de Safariweg, zijnde een busstation nabij het NS treinstation, met het door hem bestuurde motorrijtuig, autobus in lijndienst, naar voren is gereden, terwijl daar en toen van links naar rechts een persoon voor het door hem bestuurde motorrijtuig langs liep, en vervolgens weg is gereden terwijl die persoon, naar hij wist, zich rechts naast het door hem bestuurde motorrijtuig bevond, en vervolgens naar rechts heeft gestuurd terwijl hij redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die persoon zich rechts naast of nabij het door hem bestuurde motorrijtuig bevond, door welke gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Subsidiair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee maanden, beide strafonderdelen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen, de verdachte te veroordelen zonder oplegging van straf of maatregel in de zin van artikel 9a Wetboek van Strafrecht
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van haar straf en bij de vaststelling van de omvang daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als buschauffeur met zijn rijgedrag een gevaar op de weg veroorzaakt. Dit gevaar heeft geresulteerd in een noodlottig ongeval. Het slachtoffer was een collega buschauffeur. Deze collega was met verdachte aan het dollen door pogingen te doen hem nat te maken met een flesje water. Om dit te voorkomen en omdat het tijd was om te vertrekken, heeft verdachte zijn bus gestart en is hij weggereden van de bushalte. Het slachtoffer bevond zich op dat moment nog in de nabijheid van de bus omdat hij (buiten het zichtveld van de chauffeur) probeerde de deur van de bus te openen met behulp van de noodknop bij de deur. Hij is daarbij onder het rechtervoorwiel terecht gekomen. Ter plaatse is het slachtoffer aan zijn verwondingen overleden.
Het ongeval is een tragische gebeurtenis die niemand heeft gewild. De rechtbank oordeelt dat de verdachte geen aanmerkelijke of grove verkeersfout heeft gemaakt en dat er dus geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, mede in het licht van het onvoorzichtige gedrag van het slachtoffer. Verdachte heeft echter wel degelijk een verkeersfout gemaakt en daardoor gevaar op de weg veroorzaakt en dat is hem aan te rekenen. Verdachte is beroepschauffeur en daarom mag van hem een grotere mate van voorzichtigheid en oplettendheid worden verwacht dan van iemand die dat niet is. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het niet passend, zoals door de reclassering in het rapport d.d. 25 september 2014 geadviseerd en zoals door de verdediging verzocht, verdachte te veroordelen zonder oplegging van straf of maatregel.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank wel rekening met het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij zelf ook een goede collega is verloren en dat hij verder moet leven met de wetenschap dat hij hierbij rechtstreeks betrokken was. Verdachte is door deze gebeurtenis alleen al voor het leven getekend.
De officier van justitie is bij haar eis van dezelfde bewezenverklaring uitgegaan als de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie tegemoet komt aan alle genoemde feiten en omstandigheden en zal deze daarom volgen. Dat betekent dat de rechtbank een geldboete van € 500,-- zal opleggen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee maanden, beide strafonderdelen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
apport d.d. 25 september 2014 geadviseerd en zoals door de verdediging verzocht, verdachte te veroordelen zonder oplegging van straf of maatregel.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank wel rekening met het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij zelf ook een goede collega is verloren en dat hij verder moet leven met de wetenschap dat hij hierbij rechtstreeks betrokken was. Verdachte is door deze gebeurtenis alleen al voor het leven getekend.
De officier van justitie is bij haar eis van dezelfde bewezenverklaring uitgegaan als de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie tegemoet komt aan alle genoemde feiten en omstandigheden en zal deze daarom volgen. Dat betekent dat de rechtbank een geldboete van € 500,-- zal opleggen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee maanden, beide strafonderdelen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van haar straf en bij de vaststelling van de omvang daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft als buschauffeur met zijn rijgedrag een gevaar op de weg veroorzaakt. Dit gevaar heeft geresulteerd in een noodlottig ongeval. Het slachtoffer was een collega buschauffeur. Deze collega was met verdachte aan het dollen door pogingen te doen hem nat te maken met een flesje water. Om dit te voorkomen en omdat het tijd was om te vertrekken, heeft verdachte zijn bus gestart en is hij weggereden van de bushalte. Het slachtoffer bevond zich op dat moment nog in de nabijheid van de bus omdat hij (buiten het zichtveld van de chauffeur) probeerde de deur van de bus te openen met behulp van de noodknop bij de deur. Hij is daarbij onder het rechtervoorwiel terecht gekomen. Ter plaatse is het slachtoffer aan zijn verwondingen overleden.
Het ongeval is een tragische gebeurtenis die niemand heeft gewild. De rechtbank oordeelt dat de verdachte geen aanmerkelijke of grove verkeersfout heeft gemaakt en dat er dus geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, mede in het licht van het onvoorzichtige gedrag van het slachtoffer. Verdachte heeft echter wel degelijk een verkeersfout gemaakt en daardoor gevaar op de weg veroorzaakt en dat is hem aan te rekenen. Verdachte is beroepschauffeur en daarom mag van hem een grotere mate van voorzichtigheid en oplettendheid worden verwacht dan van iemand die dat niet is. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het niet passend, zoals door de reclassering in het rapport d.d. 25 september 2014 geadviseerd en zoals door de verdediging verzocht, verdachte te veroordelen zonder oplegging van straf of maatregel.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank wel rekening met het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij zelf ook een goede collega is verloren en dat hij verder moet leven met de wetenschap dat hij hierbij rechtstreeks betrokken was. Verdachte is door deze gebeurtenis alleen al voor het leven getekend.
De officier van justitie is bij haar eis van dezelfde bewezenverklaring uitgegaan als de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie tegemoet komt aan alle genoemde feiten en omstandigheden en zal deze daarom volgen. Dat betekent dat de rechtbank een geldboete van € 500,-- zal opleggen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee maanden, beide strafonderdelen geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het primair aan verdachte tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Subsidiair:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot betaling van een
geldboete van € 500,--(vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
Veroordeelt de verdachte voorts tot
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat zowel de hoofdstraf, als de bijkomende straf
niet ten uitvoerzullen worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijdvast
van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. H.A. Brouwer en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 april 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij, op of omstreeks 4 augustus 2013, te Maarssen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (autobus),
daarmede rijdende over de weg, de Safarieweg (zijnde een busstation nabij het
NS treinstation),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
met het door hem bestuurde motorrijtuig (autobus in de lijndienst) naar voren
te rijden, althans te bewegen, terwijl daar en toen (van links naar rechts)
een persoon voor het motorrijtuig (langs) liep, en/of
(vervolgens) weg te rijden, dan wel naar voren te blijven rijden, terwijl die
persoon, naar hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, zich
rechts (dicht) naast het motorrijtuig bevond, en/of
naar rechts te sturen en/of te rijden en/of te manoeuvreren, terwijl hij wist
of redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat die persoon zich rechts
(dicht) naast of nabij het rechtervoorwiel van het door hem bestuurde
motorrijtuig bevond,
tengevolge waarvan die persoon onder het rechtervoorwiel is gekomen,
waarbij die persoon, te weten [slachtoffer], geboren[1953]
, zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze kwam te
overlijden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 augustus 2013 te Maarssen,
als bestuurder van een motorrijtuig (autobus),
daarmede rijdende en/of heeft gereden over de weg, de Safarieweg (zijnde een
busstation nabij het NS treinstation),
met het door hem bestuurde motorrijtuig (autobus in de lijndienst)
naar voren is gereden, althans naar voren bewogen, terwijl daar en toen (van
links naar rechts) een persoon voor het door hem bestuurde motorrijtuig
(langs) liep, en/of;
(vervolgens) weg, dan wel naar voren is gereden, terwijl die persoon, naar hij
wist of redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, zich rechts (dicht)
naast het door hem bestuurde motorrijtuig bevond, en/of;
wist of redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, zich rechts (dicht)
naast het door hem bestuurde motorrijtuig bevond, en/of;
(vervolgens) naar rechts heeft gestuurd en/of gereden en/of gemanoeuvreerd,
terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat die
persoon zich rechts (dicht) naast of nabij het rechtervoorwiel van het door
hem bestuurde motorrijtuig, bevond;
ten gevolge waarvan die persoon onder het rechtervoorwiel is gekomen,
waardoor die persoon, te weten [slachtoffer], geboren [1953]
, zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze daaraan
kwam te overlijden;
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0971-2013174929 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 3 van de ongevallenanalyse.
3.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 5 van de verkeersongevallenanalyse.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 augustus 2013, pag. 14.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 augustus 2013, pag. 15.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 augustus 2013, pag. 16 bovenaan.
7.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 29 van de verkeersongevallenanalyse.
8.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 32 onderaan van de verkeersongevallenanalyse
9.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 33 onderaan van de verkeersongevallenanalyse.
10.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 34 onderaan van de verkeersongevallenanalyse.
11.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 35 onderaan van de verkeersongevallenanalyse.
12.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 36 van de verkeersongevallenanalyse.
13.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 37 onderaan van de verkeersongevallenanalyse.
14.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse, opgesteld door [A], d.d. 14 november 2013, pag. 39 van de verkeersongevallenanalyse.