ECLI:NL:RBMNE:2015:2162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6933
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijdrage chronisch zieken en gehandicapten op grond van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2015 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten door de eiseres. De eiseres had op 25 maart 2014 een aanvraag ingediend, die door de verweerder, Ferm Werk, werd afgewezen. Het bezwaar van de eiseres tegen deze afwijzing werd op 6 oktober 2014 ongegrond verklaard, waarna de eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 30 maart 2015 zijn beide partijen niet verschenen, maar de rechtbank heeft desondanks uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij tot de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten behoort, zoals gedefinieerd in de Uitvoeringsvoorschriften 2013 Bodegraven-Reeuwijk. De eiseres stelde dat zij gebruik maakt van een Voedselpakket via de Voedselbank, maar de rechtbank concludeerde dat deze voorziening niet onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) valt. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiseres is om te bewijzen dat zij voldoet aan de voorwaarden voor de financiële tegemoetkoming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor de bijdrage. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiseres geen gegevens heeft overgelegd die inzicht geven in haar financiële situatie, waardoor er geen aanleiding was voor de verweerder om nader onderzoek te doen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling of schadevergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/6933
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Zahi),
en

Ferm Werk, verweerder

(gemachtigde: J. van Vliet).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres’ aanvraag voor een bijdrage chronisch zieken en gehandicapten op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen.
Bij besluit van 6 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2015. Partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank op 30 maart 2015 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het bestreden besluit gaat over verweerders weigering om eiseres een bijdrage chronisch zieken en gehandicapten toe te kennen. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat in artikel 7 2 van de Uitvoeringsvoorschriften 2013 Bodegraven-Reeuwijk de voorwaarden worden gesteld waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de bijdrage chronisch zieken en gehandicapten. Volgens verweerder heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan één van die voorwaarden en dat zij tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten behoort.
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten behoort. Zij stelt dat zij al langer dan een jaar onafgebroken gebruik maakt van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De voorziening waarvan zij gebruikt maakt is de voorziening Voedselpakket via de Voedselbank, die door het maatschappelijk werk Kwadraad in Bodegraven voor haar is aangevraagd en aan haar toegekend, zodat zij voldoet aan één van de voorwaarden die artikel 7 2 van de Uitvoeringsvoorschriften 2013 Bodegraven-Reeuwijk stelt. Eiseres kampt bovendien met chronische vermoeidheidsklachten en met meerdere spier- en gewrichtsklachten, met als diagnose ME, en met persisterende angst- en paniekklachten waarvoor zij behandeld wordt. De kosten die zij daardoor heeft kan zij niet betalen van haar bijstandsuitkering. Verweerder heeft haar persoonlijke belangen en omstandigheden onvoldoende afgewogen in de besluitvorming, aldus eiseres.
4. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRVB) dat wanneer het gaat om een aanvraagsituatie, het op de weg van de aanvrager ligt om aannemelijk te maken dat hij of zij voldoet aan de vereisten om voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen.
5. Ingevolge artikel 7.2 van de Uitvoeringsvoorschriften 2013 Bodegraven-Reeuwijk (de uitvoeringsvoorschriften) behoren tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten personen van 18 jaar en ouder die voldoen aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden:
1. Maakt langer dan 1 jaar onafgebroken gebruik van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO);
2. Maakt langer dan 1 jaar onafgebroken gebruik van langdurige thuiszorg op basis van een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ);
3. Ontvangt een uitkering op grond van de WAO/WIA/Wajong/WAZ met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% tot 100%;
4. Ontvangt een vervoersvoorziening van de zorgverzekering;
5. Heeft een invalidenparkeerkaart of –parkeerplaats.
6. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten als bedoeld in de uitvoeringsvoorschriften behoort. Eiseres stelt dat zij langer dan een jaar onafgebroken gebruik maakt van een voorziening op grond van de Wmo, maar zij heeft dit standpunt niet deugdelijk onderbouwd. Weliswaar verwijst zij in dit kader naar stukken waaruit blijkt dat zij gebruik maakt van een voorziening Voedselpakket van de Voedselbank, maar uit deze stukken blijkt niet dat dit een voorziening is op grond van de Wmo, noch dat dit berust op een besluit van verweerder. Of een voorziening onder het bereik van de Wmo valt, kan blijken uit een toekennend besluit van verweerder op een aanvraag van een dergelijke voorziening. Voorzieningen die vallen onder de Wmo en gericht zijn op mensen met een beperking of een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem hebben betrekking op het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of deelnemen aan het verkeer. Een voorziening Voedselpakket valt niet in de categorie voorzieningen die op grond van de Wmo aan mensen met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal wordt verstrekt. Aldus is niet aannemelijk geworden dat zij gebruik maakt van een voorziening op grond van de Wmo welke is gebaseerd op een besluit van verweerder.
7. Nu de bewijslast op eiseres rust en zij geen gegevens heeft overgelegd die inzicht geven in haar financiële situatie, is er geen grond voor het oordeel dat de in artikel 3:2 van de Awb neergelegde onderzoeksplicht en de in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde verplichting tot een belangenafweging meebrengt dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de omstandigheden en belangen van eiseres, alvorens tot besluitvorming over te gaan.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of het toekennen van een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.