ECLI:NL:RBMNE:2015:2116

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
3437704 UC EXPL 14-15076
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop op afstand en de verplichting tot vooruitbetaling in de algemene voorwaarden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen een consument, aangeduid als [eiser], en een verkoper, aangeduid als [gedaagde], over een koopovereenkomst die op 19 augustus 2014 via internet tot stand is gekomen. [eiser] had computeronderdelen besteld en ging akkoord met de algemene voorwaarden van [gedaagde], waarin een verplichting tot volledige vooruitbetaling was opgenomen. Na het plaatsen van de bestelling verzocht [gedaagde] om de volledige koopprijs van € 1.511,37 vooruit te betalen. [eiser] heeft echter op 23 augustus 2014 de vernietiging van het beding inzake vooruitbetaling ingeroepen en stelde dat hij pas bij levering zou betalen. Ondanks dat de goederen op 1 september 2014 beschikbaar waren voor levering, heeft [gedaagde] deze niet geleverd, wat leidde tot het geschil.

In de procedure vorderde [eiser] onder andere een verklaring voor recht dat [gedaagde] in verzuim was met de levering en de vernietiging van het beding in de algemene voorwaarden dat volledige vooruitbetaling vereiste. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat [eiser] tekortschiet in zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de verplichting tot volledige vooruitbetaling in strijd was met de wet en onredelijk bezwarend was, en dat [eiser] niet verplicht was om vooruit te betalen. De kantonrechter verklaarde dat [gedaagde] in verzuim was met de levering van de goederen en dat [eiser] recht had op levering zonder vooruitbetaling. De vordering van [gedaagde] in reconventie werd afgewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3437704 UC EXPL 14-15076 HV/1325
Vonnis van 1 april 2015
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 september 2014;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, tevens conclusie van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens houdende wijziging van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte van vermindering en wijziging van eis in conventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 augustus 2014 heeft [eiser] via internet diverse computer onderdelen (als
vermeld onder 3.2. in de inleidende dagvaarding), verder te noemen de goederen, besteld bij [gedaagde]. Bij het plaatsen van de internetbestelling is [eiser] akkoord gegaan met de algemene voorwaarden van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de bestelling bevestigd onder ordernummer [ordernummer] en heeft verzocht om vooruitbetaling van de te betalen totale koopprijs van € 1.511,37.
2.2.
In de algemene voorwaarden van [gedaagde] (verder te noemen de
algemene voorwaarden) is in artikel 2, voor zover voor de beoordeling relevant, bepaald:
“2.1 Betaling vindt uitsluitend plaats door middel van vooruitbetaling, iDeal of facturatie (alleen voor bedrijven. Beoordeling of een bedrijf in aanmerking komt voor betaling via facturatie gebeurt op individuele basis).
(…)
2.4
Niet tijdige betalingen geeft [gedaagde] het recht haar prestatie en/of andere overeenkomsten met de consument op te schorten, dan wel te ontbinden, zonder dat de consument recht heeft op schadevergoeding in welke wijze dan ook.
2.5
Door [gedaagde] in behandeling genomen bestellingen en/of garantieaanspraken geeft de consument niet het recht tot betalingsuitstel of gedeeltelijke betaling.
2.6
Vooruit- en facturatiebetalingen doet u op bankrekening (…)”
2.3.
Bij e-mail van 23 augustus 2014 aan [gedaagde] heeft [eiser] de vernietiging
van de in de algemene voorwaarden opgenomen bedingen inzake vooruitbetaling van de (volledige) koopprijs ingeroepen en heeft hij [gedaagde] laten weten ‘pas bij levering van de bestelling’ te zullen betalen. In de daaropvolgende e-mailwisseling tussen partijen is [gedaagde] bij haar standpunt gebleven dat [eiser] eerst (een gedeelte) van de koopprijs dient te betalen en [gedaagde] pas daarna tot levering van de goederen zal overgaan.
2.4.
Op 1 september 2014 waren de goederen bij [gedaagde] beschikbaar voor levering
aan [eiser]. Er heeft geen levering van de goederen plaatsgevonden.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – na vermindering en wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren ex artikel 3:302 BW dat [gedaagde] met de levering van de onder 3.2. in de inleidende dagvaarding vermelde goederen in verzuim is vanaf 1 september 2014 dan wel op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
II. de vernietiging uit te spreken van de bedingen in de algemene voorwaarden van [gedaagde] inzake de verplichting tot volledige vooruitbetaling, waaronder het beding in artikel 2.1 van de algemene voorwaarden;
III. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis over te gaan tot levering van de onder 3.2. in de inleidende dagvaarding vermelde goederen, op straffe van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, bij gebreke van betaling daarvan binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar leveringsverplichting uit hoofde van de koopovereenkomst. Volgens [eiser] heeft hij het beding in artikel 2.1. van de algemene voorwaarden – inhoudende dat consumenten de volledige koopprijs bij vooruitbetaling moeten voldoen – op 23 augustus 2014 buitengerechtelijk vernietigd en dient [gedaagde] zonder enige vooruitbetaling door [eiser] tot levering van de goederen over te gaan. Nu [gedaagde] dit nalaat, is zij in verzuim geraakt, aldus [eiser].
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen.
3.4.
Het verweer van [gedaagde] luidt, samengevat, dat er naast vooruitbetaling van de volledige koopprijs ook de mogelijkheid is om de goederen af te halen en pas na controle daarvan de kooprijs met pinbetaling of credit card te betalen. Ook kan er na vooruitbetaling van 50% van de koopprijs, onder rembours worden geleverd met alsdan betaling van de resterende 50% van de kooprijs. [eiser] is akkoord gegaan met de algemene voorwaarden, zodat hij daaraan bij de uitvoering van de koopovereenkomst is gebonden. [eiser] had de mogelijkheid om de overeenkomst te annuleren, hetgeen hij niet heeft gedaan. Van een tekortkoming van [gedaagde] is geen sprake, wel van een tekortkoming van [eiser] zelf, aldus [gedaagde].
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert in reconventie te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst nietig is, in welke vordering – naar de kantonrechter begrijpt – (mede) een vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst besloten ligt.
3.7.
[gedaagde] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat [eiser] nalaat om conform de door hem aanvaarde algemene voorwaarden tot vooruitbetaling en afname van de goederen over te gaan, waarmee [eiser] volgens [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst.
3.8.
[eiser] voert gemotiveerd verweer, overeenkomstig zijn stellingen in conventie.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen
deze gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat er op 19 augustus 2014 via internet tussen
partijen een koopovereenkomst met betrekking tot de goederen (verder te noemen de koopovereenkomst) tot stand gekomen is. Voorts staat vast dat [eiser] bij het aangaan van de koopovereenkomst niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf en deze dus heeft gesloten als consument. De kantonrechter stelt derhalve vast dat de koopovereenkomst kwalificeert als consumentenkoop en koop op afstand in de zin van artikel 7:5 en 6:230g lid 1 onder c en e BW.
4.3.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de algemene voorwaarden vallen onder
het begrip algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:231 sub a BW. De kantonrechter overweegt volledigheidshalve dat er in dit geval sprake is van algemene voorwaarden in een elektronische omgeving. Vast staat dat op de site van [gedaagde] naar de voorwaarden wordt verwezen en – nu daaromtrent door geen van partijen een ander standpunt is ingenomen – dat deze voorwaarden op elk moment (derhalve zowel voor als bij het sluiten van een overeenkomst) via de site ter beschikking worden gesteld op een zodanige wijze dat deze door een consument kunnen worden opgeslagen en voor hem toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming.
4.4.
Volgens [eiser] is in artikel 2.1 van de algemene voorwaarden voor consumenten
de voorwaarde van 100% vooruitbetaling opgenomen en is dit beding in strijd met het bepaalde in artikel 7:26 jo 7:6 BW en dus onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:26 lid 2 BW kan immers bij een consumentenkoop de koper tot vooruitbetaling van ten hoogste de helft van de koopprijs worden verplicht. Dat artikel 2.1 van de algemene voorwaarden consumenten, zoals [eiser], verplicht tot vooruitbetaling van de volledige koopprijs – en dus niet tot (maximaal) 50% daarvan – wordt door [gedaagde] op zichzelf niet betwist. Naar de kantonrechter het verweer van [gedaagde] begrijpt, stelt zij dat het beding in de algemene voorwaarden (toch) niet als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, omdat de mogelijkheid wordt geboden aan consumenten om het gekochte af te halen en in dat geval pas na aflevering te betalen. Ook kan er volgens [gedaagde] (na vooruitbetaling van 50% van de koopprijs) onder rembours worden geleverd.
4.5.
Dit verweer van [gedaagde] slaagt niet. Nog los van aard en strekking van de
volgens [gedaagde] geboden alternatieven in plaats van vooruitbetaling van 100% van de koopprijs, geldt namelijk dat deze alternatieven aan het onredelijk bezwarende karakter van het beding in de algemene voorwaarden niet kunnen afdoen. Het beding gaat immers uit van een verplichting, niet van een vrije keuzemogelijkheid. Van (redelijke) alternatieven in de algemene voorwaarden die wel voldoen aan het bepaalde in artikel 7:26 lid 2 BW is niet gebleken. Het beding in artikel 2.1 moet dus worden aangemerkt als een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 onder a BW. Nu [eiser] zelf op 23 augustus 2014 tot buitengerechtelijke vernietiging is overgegaan, komt de kantonrechter niet meer toe aan vernietiging en zal de vordering van [eiser] in zoverre (zie 3.1. onder II) om die reden worden afgewezen.
4.6.
Als gevolg van de vernietiging van het beding inzake de vooruitbetaling en bij
gebreke van een tussen partijen gemaakte individuele afspraak over (gehele dan wel gedeeltelijke) vooruitbetaling van de koopprijs, geldt tussen partijen de hoofdregel van artikel 7:26 lid 2 BW: “De betaling moet geschieden ten tijde en ter plaatse van aflevering.” Deze regel gaat uit van een systeem van ‘gelijk oversteken’. Nu er aldus geen grond bestaat voor [gedaagde] om nakoming van haar leveringsverplichting op te schorten, dient zij de (naar de kantonrechter begrijpt inmiddels al geruime tijd klaarstaande) goederen aan [eiser] te leveren. De daartoe strekkende vordering van [eiser] zal dan ook worden toegewezen, op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld. Ook de vordering strekkende tot een verklaring voor recht dat [gedaagde] per 1 september 2014 met de levering in verzuim is, zal worden toegewezen. Vast staat dat de goederen op 1 september 2014 door [gedaagde] konden worden geleverd, hetgeen zij niet heeft gedaan. Het verzuim is destijds op grond van de mededelingen van [gedaagde] dat zij eerst na vooruitbetaling zou leveren, zonder ingebrekestelling ex artikel 6:83 aanhef en onder c BW ingetreden.
4.7.
In het licht van het voorgaande overweegt de kantonrechter, ten overvloede, nog het
volgende. [eiser] is op zijn beurt gehouden om direct bij de levering te betalen. Er bestaat in dit verband weliswaar geen verplichting voor [eiser] om (geheel dan wel gedeeltelijk) vooruit te betalen, maar evenmin is [gedaagde] gehouden om een latere betaling dan direct bij levering te accepteren. Bij de bestelling heeft [eiser] er voor gekozen om de goederen op zijn adres te laten bezorgen. Het afhalen van de goederen is volgens hem geen redelijke optie gezien de tijd en kosten die daarmee gemoeid zullen zijn. Dit betekent dus dat, tenzij partijen alsnog anders overeenkomen, [gedaagde] de goederen zal moeten leveren op het adres van [eiser] en [eiser] bij die gelegenheid gehouden zal zijn tot volledige betaling. De kantonrechter volgt [eiser] op dit punt niet in zijn stelling dat [gedaagde] een (latere) bankoverschrijving moet accepteren en een verzending onder rembours niet de beoogde bescherming biedt, nu het bepaalde in artikel 6:230o BW wordt geacht te voorzien in bescherming van het belang van [eiser] bij het kunnen controleren van de geleverde goederen. In dit wetsartikel is immers aan de consumentkoper op afstand het recht toegekend om na levering binnen de bedenktijd de koopovereenkomst zonder opgave van reden te ontbinden, waarbij is bepaald dat de handelaar na zodanige ontbinding van de overeenkomst onverwijld doch uiterlijk binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van de verklaring tot ontbinding alle van de consument ontvangen betalingen, met inbegrip van de leveringskosten, dient te vergoeden. Uit de Memorie van Toelichting (Kamerstuk 33520 nr. 3) volgt dat dit ontbindingsrecht (in de eerste plaats) beoogt de informatieachterstand van de consumentkoper op afstand die hij heeft ten opzichte van in de winkel gekochte zaken tegen te gaan, nu in een winkel wel en bij een koop op afstand niet de mogelijkheid bestaat om het gekochte goed vooraf te beoordelen.
4.8.
Nu uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] is gehouden tot levering en van
[eiser] geen vooruitbetaling mag worden verlangd, leidt dit er toe dat de vordering van [gedaagde] in reconventie zal worden afgewezen. Van een eiswijziging in reconventie is de kantonrechter, anders dan [eiser] heeft gesteld, overigens niet gebleken. Uit de door [gedaagde] overgelegde e-mail van 5 januari 2015 aan [eiser] volgt dat [gedaagde] in het kader van dit geschil een aanbod heeft gedaan, welk aanbod door [eiser] is afgewezen. Zonder daartoe strekkende verklaring van [gedaagde], die ontbreekt, valt niet in te zien dat [gedaagde] daarmee haar tegenvordering heeft gewijzigd.
4.9.
[gedaagde] heeft de kantonrechter, nadat de zaak reeds voor vonnis naar de rol was
verwezen, bij e-mail van 10 maart 2015 verzocht om een zitting te bepalen teneinde een mondelinge toelichting te kunnen geven op het laatste processtuk van [eiser]. Nu de kantonrechter dit verzoek op grond van het navolgende zal afwijzen, bestaat geen aanleiding om [eiser] nog gelegenheid te geven om op dit verzoek van [gedaagde] te reageren. De kantonrechter heeft geconstateerd dat beide partijen op behoorlijke wijze in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op elkaars standpunten te reageren, zodat daaruit geen reden voortvloeit om nog tot aan aanvullende mondelinge behandeling te komen. Nu er evenmin sprake is van een situatie waarin er bij de kantonrechter ten behoeve van de beoordeling van het geschil nog behoefte bestaat aan een nadere toelichting van een of beide partijen, ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Dit neemt overigens niet weg dat er wel aanleiding is voor partijen om, met inachtneming van hetgeen in dit vonnis en meer in het bijzonder onder 4.7. is bepaald, met elkaar in overleg te treden over de wijze waarop verder uitvoering zal worden gegeven aan de koopovereenkomst. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat partijen na dit vonnis tot zodanig overleg zullen overgaan.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] in reconventie worden begroot op nihil en de kosten in conventie worden begroot op:
  • dagvaarding € 98,98
  • griffierecht
Totaal € 175,98

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] met de levering van de goederen (als vermeld onder 3.2. in de inleidende dagvaarding) in verzuim is vanaf 1 september 2014;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot levering van de onder 5.1. bedoelde goederen aan [eiser], op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.500,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 175,98;
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van het bepaalde onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.