ECLI:NL:RBMNE:2015:2076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
16/706141-14 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in woning tijdens nachtrust

Op 27 maart 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 26 op 27 september 2014, waarbij de verdachte de woning van het slachtoffer binnendrong en deze met geweld beroofde van bankbiljetten ter waarde van 50 euro. De rechtbank achtte de diefstal met geweld bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de impliciet tenlastegelegde afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die door zijn leeftijd en verstandelijke handicap bijzonder kwetsbaar was. De rechtbank heeft ook de psychische problematiek van de verdachte in overweging genomen, waarbij deskundigen adviseerden om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank heeft besloten om geen minderjarigenstrafrecht toe te passen, omdat de noodzaak voor pedagogische behandeling niet aanwezig was. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling voor zijn psychische klachten en verslavingen, en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de straf bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/706141-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [woonplaats]
wonende te 3448 TP [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. H.M.G. Peters, advocaat te Breukelen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 maart 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de nacht van 26 september 2014 op 27 september 2014 [slachtoffer] met geweld heeft beroofd en/of die [slachtoffer] heeft afgeperst.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van een diefstal met geweld op 27 september 2014. De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de impliciet tenlastegelegde afpersing. Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van de geweldshandelingen zoals deze zijn ten laste gelegd onder het tweede en derde gedachtestreepje.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partieel vrijspraak afpersing
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft afgeperst. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de cumulatief en alternatief ten laste gelegde afpersing.
Nu verdachte de overige ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging louter op een ondergeschikt onderdeel vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 maart 2015;
  • het proces-verbaal van bevindingen, betreffende het studioverhoor van [slachtoffer], pagina 24 tot en met 30 van proces-verbaal nummer PL0900-2014271792.
Bewijsoverwegingen
-
binnendringen woning
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning van [slachtoffer] is binnengedrongen terwijl deze naar bed wilde.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat [slachtoffer], op het moment dat hij op het raam van diens woning klopte op bed lag. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat hij op bed lag toen er op het raam werd geklopt. Hij stond op en deed de deur op een kiertje open om te kijken. Toen was het te laat en kwam hij, verdachte, binnen. Hij, [slachtoffer], zei, dat hij naar bed wilde, maar daar kreeg hij de kans niet voor.
-
kleding
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft gezegd zich van zijn kleding te ontdoen, of dat verdachte [slachtoffer] van zijn kleding heeft ontdaan. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 26 september 2014 tot en met 27 september 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten omstreeks 02.20 uur op 27 september 2014, te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen bankbiljetten (totale waarde 50 euro), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, één of meer ma(a)l(en), (telkens),
- die [slachtoffer] heeft gevraagd om geld en
- de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen (terwijl die [slachtoffer] had aangegeven naar bed te willen) en
- die [slachtoffer] heeft geschud en/of geduwd en aan die [slachtoffer] heeft getrokken en
- aan het tasje dat die [slachtoffer] stevig vasthield heeft getrokken en/of gerukt en
- vervolgens, buiten die [slachtoffer] heeft geschud en/of geduwd en aan die [slachtoffer] heeft getrokken, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en
- vervolgens, buiten aan die [slachtoffer] en/of aan het tasje dat die [slachtoffer] stevig vasthield heeft getrokken en/of gerukt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en waardoor die [slachtoffer] over de grond werd gesleept.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
S.A. Moonen, GZ-psycholoog en F.M.J. Bruggeman, psychiater, die op respectievelijk 3 maart 2015 en 8 maart 2015 een rapport hebben uitgebracht.
Uit het rapport van F.M.J. Bruggemans volgt dat bij verdachte sprake is van een scala aan psychische klachten te weten een obsessief-compulsieve stoornis, pathologisch gokken, antisociaal gedrag bij een adolescent en een leerstoornis NAO. Tevens is er sprake van een gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling. Volgens de deskundige was deze psychische problematiek ten tijde van het tenlastegelegde in aanzienlijke mate van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Uit het rapport van S.A. Moonen volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte heeft bij de rapporteur niet gesproken over zijn gokverslaving. Deze gokverslaving zou wel van belang geweest kunnen zijn bij de overwegingen aangaande de toerekenings-vatbaarheid. Verdachte heeft later bij de mederapporteur daar wel over gesproken. Met betrekking tot de geconstateerde pathologie van verdachte zijn er geen duidelijke aanknopingspunten te vinden voor een verband met het tenlastegelegde. De deskundige onthoudt zich derhalve van een advies aangaande de toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank neemt de voormelde conclusie van de psychiater over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, in tegenstelling tot de adviezen van de deskundigen en de reclassering, het minderjarigenstrafrecht toegepast dient te worden, gelet op de ernst van het feit, de complexe problematiek en kwetsbare persoonlijkheid van verdachte.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • 60 dagen jeugddetentie, met aftrek, waarvan 46 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van Toezicht en Begeleiding door Samen Veilig;
  • opleggen van de Gedrags Beïnvloedende Maatregel (GBM), subsidiair 1 jaar vervangende jeugddetentie, met daarbij als bijzondere voorwaarden: ambulante behandeling, een drug- en alcoholverbod, urinecontroles, een contactverbod met [slachtoffer] en een locatiegebod met controle door middel van voortzetting van het Elektronisch Toezicht voor maximaal 3 maanden waarbij de tijdseenheid van 12 uur wordt teruggebracht naar 6 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de strafmaat en de toepassing van het minderjarigenstrafrecht, primair aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht, indien de rechtbank geen GBM oplegt, verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden conform de eis van de officier van justitie.
Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht, indien de rechtbank niet het minderjarigenstrafrecht zal toepassen, verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden conform de eis van de officier van justitie. Bij het opleggen van een eventuele werkstraf dient rekening te worden gehouden met de intensieve begeleiding en behandeling van verdachte en dient er voor gewaakt te worden dat verdachte niet overvraagd zal worden.
Uiterst subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf op te leggen van een door de rechtbank te bepalen duur, waarbij rekening wordt gehouden met de persoon van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte met geweld geld van [slachtoffer] heeft gestolen. Verdachte heeft [slachtoffer], die door zijn leeftijd en verstandelijke handicap een kwetsbaar slachtoffer vormt, enkel gekleed in een onderbroek over straat gesleurd, waardoor die [slachtoffer] schaafwonden en verwondingen over zijn hele lichaam heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft daarbij zijn onderbroek verloren waardoor hij naakt op straat stond. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect voor de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] getoond en heeft enkel en alleen uit winstbejag gehandeld. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten hier nog lange tijd de psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Ook moet het voor [slachtoffer] vernederend zijn geweest om geheel naakt op straat terecht te komen. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit het voornoemde rapport van Bruggeman volgt dat, indien de pathologie van verdachte niet behandeld wordt, het gevaar op herhaling van soortgelijke delicten aanwezig blijft. Verdachte zal behandeld moeten worden voor zijn gokverslaving en zijn obsessieve gedachten. Voorts zal de persoonlijkheidsbehandeling vorm moeten krijgen. De deskundige adviseert verdachte de bijzondere voorwaarde van reclassering toezicht op te leggen, ook als dit behandeling bij Kade 17 en Victas of een soortgelijke instelling inhoudt.
Uit voornoemd rapport van S.A. Moonen volgt dat verdachte psychische klachten heeft die behandeling behoeven en dat verdachte hulpverlening nodig heeft.
E. Hol en R. de Mul hebben ter terechtzitting het reclasseringsadvies d.d. 11 maart 2015 toegelicht. Het recidiverisico wordt gelet op de financiële problemen, de beperkte vaardigheden en de gokverslaving van verdachte als hoog gemiddeld ingeschat. Inmiddels is er een intake bij Kade 17 geweest, waar behandeling zal plaatsvinden. Tevens zal een FACT-team worden ingezet. De behandeling van verdachte bij Kade 17 en Victas is overigens nog niet begonnen. De aard, de duur en de invulling van de behandeling zijn afhankelijk van de problematiek van verdachte en zullen door de instelling bepaald worden. Zolang de verslaving van verdachte nog niet is behandeld, is ter beperking van het recidiverisico, voortzetting van het elektronisch toezicht (ET) noodzakelijk. Er zal eerst bekeken moeten worden hoe de behandeling verloopt en of deze resultaat heeft. De totale duur van het ET toezicht bedraagt doorgaans totaal 6 maanden. De begeleiding en behandeling van verdachte bij Kade 17 en Victas zullen niet te combineren zijn met de fulltime baan van verdachte. De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een drugs- en alcoholverbod, een contact- en locatieverbod en een locatiegebod met ET.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit. Verdachte heeft in 2013 van de officier van justitie een werkstraf gekregen voor oplichting van, net als in de onderhavige zaak, kwetsbare personen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan de hem op te leggen begeleiding en behandelingen, ook als dat inhoudt dat hij zijn arbeidsuren/duur moet aanpassen ten behoeve van zijn behandeling en begeleiding.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het minderjarigen strafrecht toe te passen. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten voor het opleggen van een GBM. De rechtbank heeft hierbij gelet op de conclusies en adviezen van voornoemde deskundigen waaruit volgt dat er onvoldoende criteria aanwezig zijn voor het toepassen van het minderjarigen strafrecht. De noodzaak van pedagogische behandeling/beïnvloeding is niet aanwezig. Bij verdachte staat behandeling van de psychiatrische problematiek voorop. Afhankelijkheid van zijn moeder, zoals de officier van justitie heeft gesteld, is daarbij niet op de voorgrond gekomen.
De heer Mul heeft aangegeven dat begeleiding door de volwassenen reclassering meer past bij de ontwikkeling van verdachte, dan begeleiding door de jeugdreclassering. Verdachte wordt thans begeleid door de afdeling Jong Volwassenen van de reclassering en is daar prima op zijn plaats. Voorts is niet bekend of een GBM wenselijk is, ontbreekt een haalbaarheidsonderzoek en is niet bekend hoe een dergelijke maatregel ingevuld zou moeten worden.
Gelet op de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden zijn. Het zijn slechts de bijzondere, gelegen in de persoon en de problematiek van verdachte, omstandigheden die de rechtbank heeft doen besluiten hiervan ten gunste van verdachte af te wijken.
De rechtbank acht, gelet ter terechtzitting is besproken over de persoon en problematiek van verdachte, behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk. Ter zitting is gebleken dat bij verdachte de gedachte aan geld nog steeds op de voorgrond staat en dat hij kennelijk daarom het advies van de reclassering om geen voltijdsbaan te nemen (voorlopig) niet heeft opgevolgd. Tevens is gebleken dat hij een heel groot deel van zijn maandinkomen nog steeds gebruikt om te gokken.
Gelet hierop en nu de behandeling van verdachte feitelijk nog geen aanvang heeft genomen, acht de rechtbank her risico op herhaling nog zeer actueel. Daarom acht de rechtbank, ter controle van verdachte en voor de beperking van het recidiverisico, voortzetting van het locatiegebod met behulp van elektronisch toezicht, met een maximum van drie maanden, noodzakelijk. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging en de officier van justitie, geen aanknopingspunten op reeds op voorhand de tijdseenheid van 12 uur terug te brengen naar 6 uur.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van 120 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 106 dagen voorwaardelijk. Deze voorwaardelijke straf maakt de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte, onder de na te noemen bijzondere voorwaarden, mogelijk.
De rechtbank acht - gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht – de dadelijke uitvoerbaarheid aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd dat gericht is tegen onaantastbaarheid van een persoon en er bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich uiterlijk voor maandag 30 maart 2015 te 12.00 uur zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* zich de eerste 3 maanden van de proeftijd, of zoveel korter dan de reclassering nodig acht, zal bevinden op de [adres] te [woonplaats]. Daarbij heeft hij een aaneengesloten tijdsblok van 12 uur per dag, of zoveel korter of langer dan de reclassering nodig acht, ter invulling van zijn dagbesteding (zowel doordeweeks als in het weekend). Alle uren worden vooraf vastgesteld in overleg met de reclassering. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal uitgevoerd worden door middel van de enkelband, ondersteunt door middel van GPS;
* zich zal laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kade 17 of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zich zal laten behandelen voor zijn gok-/ en alcoholverslaving bij Victas verslavingszorg of een soortgelijke ambulante instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* geen alcohol zal gebruiken zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, met een maximum van drie maanden en dat veroordeelde, ter controle daartoe, mee zal werken aan urinecontroles, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct dan wel indirect, contact op zal nemen en/of hebben met [slachtoffer];
* zijn arbeidsuren zal aanpassen/beperken indien de reclassering dat noodzakelijk en wenselijk acht in verband met zijn behandeling en begeleiding;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar.
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.M. Mol, voorzitter, mr. L.M.G de Weerd en
mr. O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2014 tot en met 27 september 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten omstreeks 02.20 uur op 27 september 2014, te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen één of meer bankbiljet(ten) (totale waarde 50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer bankbiljet(ten) (totale waarde 50 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, één of meer ma(a)l(en), (telkens),
- die [slachtoffer] heeft gevraagd om geld en/of
- de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen (terwijl die [slachtoffer] had aangegeven naar bed te willen) en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat die zich geheel of gedeeltelijk van zijn (onder)kleding moest ontdoen en/of die [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk van diens (onder)kleding heeft ontdaan en/of
- die [slachtoffer] heeft geschud en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- aan het tasje dat die [slachtoffer] (stevig) vasthield heeft getrokken en/of gerukt en/of
- ( vervolgens, buiten) die [slachtoffer] heeft geschud en/of geduwd en/of aan die [slachtoffer] heeft getrokken, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of
- ( vervolgens, buiten) aan die [slachtoffer] en/of aan het tasje dat die [slachtoffer] (stevig) vasthield heeft getrokken en/of gerukt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of waardoor die [slachtoffer] over de grond werd gesleept;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht