In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Defam BV. De eiseres, de toenmalige echtgenote van de kredietaanvrager, stelde dat Direktbank onrechtmatig had gehandeld door haar handtekening op een kredietovereenkomst niet te verifiëren. De kredietovereenkomst was gesloten door haar echtgenoot, [A], zonder haar medeweten en toestemming. Eiseres vorderde onder andere terugbetaling van de door haar gedane betalingen aan Defam, de rechtsopvolger van Direktbank, en stelde dat zij geen contractspartij was bij de kredietovereenkomst.
De feiten wezen uit dat eiseres en [A] in gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat de kredietovereenkomst was gesloten in 2002. Eiseres had in 2004 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte tegen [A] en stelde dat haar handtekening op de overeenkomst vervalst was. De kantonrechter oordeelde dat Direktbank haar zorgplicht had geschonden door de handtekening van eiseres niet te verifiëren. Hierdoor was de kredietovereenkomst niet tot stand gekomen, en kon eiseres niet als contractspartij worden aangemerkt.
De kantonrechter wees de vorderingen van eiseres tot terugbetaling af, omdat de betalingen die zij had gedaan niet als onverschuldigd konden worden beschouwd. De rechter concludeerde dat eiseres op grond van het huwelijksvermogensrecht aansprakelijk was voor de helft van de schulden die tijdens het huwelijk waren aangegaan. De vorderingen van Defam in reconventie werden eveneens afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak bevestigde dat eiseres geen contractspartij was en dat de onrechtmatige daad van Direktbank niet aan Defam kon worden toegerekend.