ECLI:NL:RBMNE:2015:1988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
16-705428-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 25 maart 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juli 2014 te Zeist samen met een mededader een woningoverval heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de bewoner, [slachtoffer], met geweld hebben bedreigd en hem fysiek hebben aangevallen. Het slachtoffer werd geschopt, geslagen, vastgebonden met een tie-rip en bedreigd met de dood. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn mededader in vergaande mate inbreuk hebben gemaakt op de privacy van het slachtoffer, die zich in zijn eigen woning veilig moest kunnen voelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte, die eerder strafrechtelijk is veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 1.960,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-705428-14 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te district [district] (Suriname),
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in PI Nieuwegein, HvB locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. I.V. Nagelmaker, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 juli 2014 te Zeist samen met een ander of anderen een woningoverval heeft gepleegd waarbij hij en/of zijn mededader(s) geweld hebben gebruikt jegens de bewoner [slachtoffer] en/of deze bewoner heeft/hebben bedreigd met geweld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een bedrag van € 70,- heeft weggenomen uit de woning van [slachtoffer] en dat verdachte [slachtoffer] (twee keer) heeft geslagen. De rechtbank dient verdachte van de overige ten laste gelegde gedragingen vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] was op 16 juli 2014 in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. [2] Hij liep omstreeks 19.15 uur à 19.30 uur van de keuken naar de kamer en kreeg ineens twee mannen in zijn nek. Ze zijn direct doorgegaan naar de hal. Opeens zat [slachtoffer] in de woonkamer in de stoel. Bij binnenkomst riepen ze: “geld geld, anders maak ik je dood!”. Ze hebben verder niets tegen elkaar gezegd, behalve “kettingen, kettingen”. Ze hebben toen de gouden kettingen van de nek van [slachtoffer] getrokken. In het halletje was de man met het rode mutsje [slachtoffer] aan het stikken met zijn handen om de nek. [slachtoffer] heeft daar veel klappen gekregen. De andere man was [slachtoffer] aan het schoppen. [slachtoffer] heef in het halletje tien tot twintig klappen gehad. Ze hebben vooral tegen de linkerkant van zijn gezicht geslagen. [3] De klappen werden vooral uitgedeeld door de man met het rode mutsje, maar ze hebben allebei geslagen. [slachtoffer] heeft schoppen gehad in het halletje. Ze hebben in het halletje zijn kettingen afgetrokken. De tie-rips kwamen direct nadat hij op een stoel werd gezet. De man heeft een tie-rip om de linkerhand van [slachtoffer] gedaan. Op de stoel in de woonkamer heeft [slachtoffer] klappen gehad. [slachtoffer] heeft de man met het rode mutsje gepakt en mee door de keuken naar buiten getrokken. Toen [slachtoffer] in de keuken was, kwam die andere man er ook bij. Toen zijn ze buiten beland. [4] Buiten lagen ze alle drie op de grond. [slachtoffer] heeft daar een aantal klappen en schoppen gehad. Ze waren allebei bezig met slaan en schoppen van [slachtoffer]. [5]
De persoon die een tie-rip om de arm van [slachtoffer] heeft gedaan [6] droeg een oranje (de rechtbank begrijpt: rood) mutsje. [7] Er is een totaalbedrag van € 300,- weggenomen. Daarnaast zijn drie gouden kettingen weggenomen. [8]
[slachtoffer] is op 16 juli 2014 te 20.12 onderzocht in het Diakonessenhuis, afdeling spoedeisende hulp. Uit lichamelijk onderzoek werd het volgende waargenomen.
Vrij, bloed in de mond wangwondje. Drukpijn rechter hemithorax basaal. Schaafplekken aangezicht, schaafplek elleboog rechts. Conclusie: contusie na trauma. [9]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] troffen [slachtoffer] op 16 juli 2014 omstreeks 19.47 uur aan op de oprit van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats]. Verbalisanten zagen dat [slachtoffer] aangezichtsletsel had. Zijn gezicht zat onder het bloed. Hij had een dikke lip en er zat bloed in zijn mond en op zijn tanden. Verbalisanten zagen dat [slachtoffer] enkele tie-rips om zijn linker pols had zitten. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 juli 2014 in de avond in de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te [woonplaats] is geweest. Hij is samen met een andere persoon die woning binnen gegaan. Verdachte heeft een bedrag van € 70,- meegenomen. Hij heeft [slachtoffer] met zijn vuist klappen op het middenrif gegeven. Het is uit de hand gelopen. Verdachte had tie-rips bij zich. Verdachte was de persoon met het rode mutsje. [11]
4.3.2
Het te bespreken verweer
Verdachte dient volgens de verdediging te worden vrijgesproken van:
- het schoppen/trappen van [slachtoffer];
- het roepen van de woorden “geld geld” en “ik maak je dood”;
- het afrukken/aftrekken van gouden kettingen van de hals/nek van [slachtoffer] en de diefstal van deze kettingen;
- het vastpakken/vasthouden/dichtknijpen van de keel/hals van [slachtoffer].
De raadsvrouw acht de verklaring van [slachtoffer] op deze punten niet betrouwbaar. [slachtoffer] heeft de zaken volgens haar erger willen voorstellen dan ze daadwerkelijk waren.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Volgens verdachte is [slachtoffer] niet in het gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft verklaard dat dit wel is gebeurd. Deze verklaring wordt ondersteund door een letselverklaring waarin staat dat [slachtoffer] letsel in het gezicht en in de mond heeft opgelopen. Daarnaast vindt die verklaring steun in het relaas van verbalisanten die [slachtoffer] met aangezichtsletsel op de oprit van zijn woning hebben aangetroffen.
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat de man met het rode mutsje (verdachte) een tie-rip om zijn linker pols heeft gedaan. De politie heeft [slachtoffer] kort na de woningoverval op zijn oprit aangetroffen terwijl een tie-rip om zijn linker pols was gebonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tie-rips bij zich had maar dat hij deze tijdens de overval niet heeft gebruikt.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaring van [slachtoffer] op diverse essentiële onderdelen wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Hieruit blijkt dat dat verdachte en zijn mededader meer geweld hebben toegepast dan verdachte heeft erkend.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de ten laste gelegde gedragingen onbetrouwbaar te achten. Het verweer wordt verworpen.
4.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 juli 2014 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning, [adres], gouden sieraden en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het meermalen schoppen/trappen van die [slachtoffer], en
- het meermalen slaan/stompen van die [slachtoffer], en
- het binden van een zogenaamde tie-wrap om de hand/arm van die [slachtoffer], en
- het roepen van de woorden "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
- het met kracht rukken/trekken gouden kettingen van de hals/nek van die [slachtoffer], en
- het met de handen bij de keel/hals van die [slachtoffer] vastpakken en vasthouden en knijpen en daarmee die [slachtoffer] tijdelijk de adem te benemen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft zij het volgende gevorderd:
- toewijzing van een bedrag van € 360,- wegens kosten voor eigen risico zorgverzekering;
- afwijzing van de tandartskosten;
- matiging van het bedrag van € 7.500,- wegens inkomensderving;
- toewijzing van het bedrag van € 100,- wegens kosten voor kleding;
- matiging van het bedrag van € 2.500,- wegens immateriële schade.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de gevangenisstraf van verdachte zodanig te beperken dat hij vanaf de laatste paar weken van de zwangerschap van zijn vriendin bij haar kan zijn en vanaf de geboorte een band met zijn kind kan opbouwen. De raadsvrouw merkt op dat een op te leggen gevangenisstraf zou kunnen worden opgevolgd door een werkstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan een woningoverval terwijl de bewoner thuis was. Toen deze bewoner een biertje uit zijn koelkast wilde pakken, werd hij plotsklaps door verdachte en zijn mededader besprongen. Zij hebben hem geschopt en geslagen, zijn arm vastgebonden met een tie-rip, hem bedreigd met de dood, drie kettingen van zijn nek gerukt en hem de keel dichtgeknepen.
Verdachte en zijn mededader hebben met hun handelen in vergaande mate inbreuk gemaakt op de privacy van het slachtoffer die zich in zijn eigen woning veilig moet kunnen voelen. Zij hebben bij het slachtoffer grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk delict hier nog geruime tijd negatieve psychische gevolgen van ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2015. Hieruit blijkt dat de verdachte reeds eerder strafrechtelijk is veroordeeld, laatstelijk op 15 april 2010. Op 16 februari 2009 is hij tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens poging tot diefstal in vereniging door middel van inklimming.
Daarnaast heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van verdachte gelet op een reclasseringsadvies van 26 februari 2015 van Reclassering Nederland, de verdachte betreffende, opgemaakt door reclasseringswerker S. Dijkslag. Verdachte is sinds een aantal jaren niet meer met justitie in aanraking gekomen. Het baart de reclassering zorgen dat verdachte nu toch opnieuw is teruggevallen in het plegen van een delict. De reclassering constateert dat verdachte een pro-criminele houding heeft. Verdachte meent dat hij niet anders had kunnen handelen en ziet het plegen van een delict als oplossing voor zijn problemen. Verdachte ziet geen heil in toezicht of interventies door de reclassering omdat hij meent dat de reclassering zijn problemen niet kan oplossen. Hij is niet of nauwelijks te beïnvloeden. Om deze reden ziet de reclassering geen aanknopingspunten voor een op te leggen reclasseringstoezicht. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld tot hoog.
De rechtbank zoekt bij de straftoemeting aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor een woningoverval een gevangenisstraf van 3 jaren vastgesteld. Gelet op het geweld dat verdachte en zijn mededader hebben gebruikt en de pro-criminele houding van verdachte, zoals in het reclasseringsadvies beschreven, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Het verzoek van de raadsvrouw om de op te leggen gevangenisstraf te beperken in verband met de zwangerschap van zijn vriendin en de aanstaande geboorte van zijn kind, doet geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [slachtoffer], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.960,- (duizend negenhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit:
- een bedrag van € 360,- wegens kosten voor eigen risico zorgverzekering;
- een bedrag van € 100,- wegens kosten voor kleding;
- een bedrag van € 1.500,- wegens immateriële schade.
De vordering kan dan ook tot het bedrag van € 1.960,- worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
42 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.960,- (zegge duizend negenhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 1.960,- (zegge duizend negenhonderdzestig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 29 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2014 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter,
mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en G.A. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 16 juli 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning ([adres]) een of meer (gouden) sieraden en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het (meermalen) schoppen/trappen van die [slachtoffer], en/of
- het (meermalen) slaan/stompen van die [slachtoffer], en/of
- het binden van (een) (zogenaamde) tie-wrap(s) om de hand(en)/arm(en) van die [slachtoffer], en/of
- het (meermalen) roepen van de woorden "geld, geld", en/of "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- het (met kracht) rukken/trekken, althans afdoen, van een of meer (gouden) ketting(en) van de hals/nek van die [slachtoffer], en/of
- het met de handen(en) bij/in de keel/hals van die [slachtoffer] vastpakken en/of vasthouden en/of knijpen en/of (daarmee) die [slachtoffer] (tijdelijk) de adem te benemen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2014193527, van 4 december 2014, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 180.
2.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 9.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], doorgenummerde pagina 17.
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], doorgenummerde pagina 18.
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], doorgenummerde pagina 19.
6.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 9.
7.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 11.
8.Goederenbijlage bij het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 13.
9.Een geschrift, inhoudende een medische verklaring, doorgenummerde pagina 22.
10.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 23.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 11 maart 2015.