4.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 4 september 2014 is bij een reguliere douanecontrole op Schiphol airport, gemeente Haarlemmermeer, in de vrachtloods van de KLM een postzending onderschept waarin vermoedelijk cocaïne zat. De zending is in beslag genomen. Op de MMC-test gaf de inhoud van het pakket een positieve reactie op cocaïne. Het geschatte gewicht van de cocaïne is 6000 gram. Als verzender staat vermeld [betrokkene 1], [adres], [woonplaats], [eiland], en als ontvanger [betrokkene 2], [adres], [postcode] [woonplaats].
Uit het pakket wordt een monster genomen en gekenmerkt met [kenmerk].
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk [kenmerk] cocaïne bevat.
Verbalisant AOT M 12 gaat op 9 september 2014 als postbezorger het pakket bezorgen bij het adres [adres] in [woonplaats]. De postbezorger ziet omstreeks 13.39 uur twee negroïde mannen en een negroïde kind voor de half geopende voordeur staan. Eén van de mannen bevestigt dat hij [betrokkene 2] is en tekent het formulier voor ontvangst met de naam [betrokkene 2]. De man pakt het pakket aan en zet het naast de voordeur op de grond.
Verbalisant E110, werkzaam bij de afdeling Observatie en Techniek, heeft op 9 september 2014 waargenomen dat omstreeks 13.30 uur een man met kleding voorzien van opschrift DHL het tuinpad van de woning aan [adres] te [woonplaats] op loopt en een pakketje met zich draagt. Kort hierna verlaat de man het tuinpad weer en E110 ziet dat de man het pakketje dan niet meer met zich draagt. Omstreeks 13.47 uur ziet E110 dat een onbekende negroïde man, NN2, met voornoemd pakket naar een donkere BMW loopt en als bestuurder in dit voertuig plaatsneemt. NN2 parkeert de auto recht voor de woning. NN2 stapt uit de auto en loopt weer het tuinpad van de woning op in de richting van de voordeur. NN2 heeft het pakketje dan niet meer bij zich.
Tijdens de aanhouding van verdachte krijgt verbalisant AOT M 20 door van verbalisant OT E 118 dat verdachte NN2 betreft die eerder het pakketje in de genoemde BMW heeft gelegd.
Op 10 september 2014 wordt in de kofferbak van de auto van verdachte het postpakket van DHL aangetroffen.
Het NFI heeft de handtekening voor ontvangst op de afleverlijst van DHL onderzocht en vergeleken met het handschrift van verdachte. Uit het onderzoek blijkt dat het veel waarschijnlijker is dat de ondertekening is geschreven door [verdachte] dan dat deze is geschreven door een willekeurige andere persoon dan [verdachte].
Met de Nokia van verdachte is op 8 september 2014 om 16.52 uur gebeld met de DHL klantenservice om te vragen wanneer het pakket verzonden zou worden. Door een medewerker van DHL is medegedeeld dat het pakket de volgende dag gedurende de dag afgeleverd zou worden.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 september 2014 voor de deur van de woning aan [adres] te [woonplaats] stond en dat hij het bezorgde pakket in zijn auto heeft gelegd. Verdachte heeft voorts verklaard dat de aangetroffen Nokia en de aangetroffen iPhone in de woning aan [adres] van hem zijn.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die het pakketje van de bezorger in ontvangst heeft genomen.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de observaties merkt de rechtbank op dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het observatieteam verdachte heeft gezien en hem als NN2 heeft aangemerkt. Dit wordt tevens bevestigd door de verklaring van verdachte zelf dat hij de man is die het pakketje in de auto heeft gelegd. Het verschil in het signalement dat verbalisanten geven wat betreft de kleur van het T-shirt van verdachte is een enkele discrepantie die naar het oordeel van de rechtbank niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de overige waarnemingen. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte degene is die het pakket in ontvangst heeft genomen en vervolgens in zijn auto heeft gelegd. Het gegeven dat verschillende observanten verdachte beschrijven als kaal, maakt dat oordeel onder voornoemde omstandigheden, en mede in aanmerking genomen zijn zeer korte haardracht, niet anders.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat er met de telefoon van verdachte naar DHL is gebeld om te vragen naar de levering van het pakket. De volgende dag komt verdachte ter plaatse, bevestigt dat hij [betrokkene 2] is en neemt het pakket in ontvangst. De rechtbank overweegt dat daaruit in ieder geval blijkt dat verdachte de informatie die DHL heeft gegeven in het telefoongesprek heeft doorgekregen, daargelaten het antwoord op de vraag of hij nou zelf degene is die heeft gebeld of niet.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van invoer van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en overweegt daartoe het volgende. In dit geval is er sprake van een verzending van een pakket via de post dat vervolgens vanuit Curaçao met het vliegtuig naar Nederland is gebracht. De verzender en de ontvanger van het pakket spelen in dit proces een essentiële rol en de rechtbank beschouwt hen dan ook als medeplegers van de invoer. Daaraan doet niet af dat de rol van verdachte beperkt is gebleven tot het in ontvangst nemen van het pakket. Bij het invoeren van verdovende middelen door middel van het verzenden van een pakket is immers niet een meer significante rol aan te wijzen dan het verzenden en ontvangen van het pakket.
Gelet op de grote hoeveelheid cocaïne kan het niet anders zijn dan dat de cocaïne voor de handel bedoeld was. De rechtbank acht daarom ook de voorbereiding van de handel wettig en overtuigend bewezen.