In deze zaak vorderde eiser, een ondernemer met een opslag- en overslagbedrijf, schadevergoeding van ProRail wegens tekortkomingen in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Eiser had in 2001 gronden verkocht aan ProRail voor de verbreding van het spoor tussen Utrecht en Amsterdam. In de overeenkomst waren bijzondere voorwaarden opgenomen, waaronder de toegankelijkheid van de nieuw aan te leggen inritten voor vrachtwagens. Door fouten in de aanleg van de onderdoorgang was de inrit van het terrein van eiser niet meer direct toegankelijk, wat leidde tot een inefficiënte benutting van zijn terrein.
Eiser vorderde dat ProRail aansprakelijk was voor de schade die hij had geleden door de niet-nakoming van de overeenkomst. In een eerdere procedure had de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen, maar in hoger beroep werd een schikking bereikt waarbij ProRail een bedrag van € 10.000,- aan eiser betaalde. Echter, de erfdienstbaarheden konden niet worden gevestigd omdat de eigenaren van de achterliggende percelen hun medewerking weigerden. ProRail had weliswaar de afkoopsom betaald, maar de uitvoering van de afspraken bleef uit.
Eiser vorderde in deze procedure dat de rechtbank zou verklaren dat ProRail tekortgeschoten was in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en dat hij recht had op schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat ProRail inderdaad tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de overeenkomst, omdat zij de erfdienstbaarheden niet had kunnen vestigen en de grond niet had overgedragen. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en veroordeelde ProRail tot vergoeding van de door eiser geleden schade, nader op te maken bij staat. Tevens werd ProRail veroordeeld in de proceskosten van eiser.