Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
in conventie en in reconventie
- het tussenvonnis van 17 april 2013;
- akte nadere producties van [eiser];
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief van 27 september 2013 van mr. A.M.C. Marius-van Eeghen met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 september 2013, voortgezet op 2 oktober 2013;
- de conclusie van repliek in conventie tevens akte houdende wijziging en vermeerdering van eis in conventie met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met een productie;
- de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte tot rectificatie tevens akte houdende wijziging van eis;
- akte tot rectificatie van [eiser].
2.De feiten
“(…) Wij kwamen overeen, dat de afname van de voormelde ruim 13.000 m2 tegen een prijs van ƒ0,50 per m2 aldus zal geschieden, dat door u nog vóór het einde van dit jaar een bedrag van ƒ 1500,- in mindering zal worden betaald (…), terwijl het alsdan resterende bedrag, na opmeting van het terrein nog nauwkeurig te berekenen, door u zal worden betaald in drie gelijke jaarlijkse termijnen, en wel vervallende één derde ultimo 1961 en één derde ultimo 1962.Het notariële transport zal plaats vinden tegelijk met de betaling van de laatste termijn, voor een door u aan te wijzen notaris, met conditie: kosten koper. (…)”.
7. Terzake voormelde overdracht is nog bepaald en overeengekomen:
“(…) Naar aanleiding van uw brief van 5 november j.l. heb ik op het kadaster te Leeuwarden laten onderzoeken op wiens naam het perceel Terschelling [nummer], groot 5.91.20 ha, staat.Zoals u op bijgevoegd kadastraal uittreksel kunt zien heeft u van dit perceel 4.30.60 ha in erfpacht. Hiervoor betaalt u ook erfpachtscanon.Het overige deel van het perceel, groot 1.60.60 ha. staat nog volledig op naam van het Staatsbosbeheer.
“(…) In reactie op uw brief bericht ik u over de ontwikkelingen rondom uw recht van erfpacht waarvan de oppervlakte ter discussie wordt gesteld wegens hiaten uit het verleden.
“(…) Zoals eerder aangegeven in mijn brief van 4 augustus 2011, als onderbouwd in de brief van 19 juli 2012, sta ik op het standpunt dat de onderhandse koop van het recht van erfpacht uit 1959 is verjaard. Vanaf het begin is bij u en/of uw vader bekend dat dit deel van het recht van erfpacht niet is gepasseerd bij de notaris. Desondanks heeft u nooit concrete stappen genomen om hier verandering in aan te brengen. De door u betaalde canon is gebaseerd op de 43.210 m2 die u in erfpacht heeft. Voor het overige deel van het perceel (15.910 m2) is ook geen erfpachtcanon betaald. Thans kan door de werking van de juridische verjaring geen passering van een transportakte meer worden afgedwongen. (…)
3.De vordering en het verweer
a) [eiser] rechthebbende is op het perceel B (1) primair als eigenaar en (2) subsidiair als erfpachter;
b) ) de huidige registratie bij het Openbare Registers voor zover het gaat om de perceel B onjuist is en gewijzigd behoort te worden, zodanig dat [eiser] wordt vermeld als zijnde de rechthebbende op primair de eigendom van het perceel B en subsidiair de erfpacht van perceel B;
c) [eiser] er recht op heeft dat het perceel B in de Openbare Registers op zijn naam wordt gesteld en dat Staatsbosbeheer daaraan haar volledige medewerking behoort te verlenen;
d) eventuele aanspraken van Staatsbosbeheer op revindicatie van het perceel B zijn verjaard;
e) dat de tussen partijen voor het perceel B genoemde terrein toe te passen erfpachtsvoorwaarden gelijk zullen zijn aan die als omschreven in de akte van 11 juli 1956;
a.1) het ten spoedigste, althans binnen 8 dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, verlenen van toestemming en volledige medewerking aan inschrijving van de tenaamstelling van het perceel B op naam van [eiser] in de Openbare Registers (1) primair: aan [eiser] als eigenaar en (2) subsidiair aan [eiser] als erfpachter;
a.2) het ten spoedigste, althans binnen 8 dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen redelijke termijn, verlenen van volledige medewerking aan een notariële akte tot levering van het perceel B op naam van [eiser] in de Openbare Registers (1) primair aan [eiser] als eigenaar en (2) subsidiair aan [eiser] als erfpachter;
b) het verlenen aan medewerking aan inschrijving in de Openbare Registers overeenkomstig artikel 3:17 lid 1 sub i en f BW en artikel 3:27 en 3:28 BW van primair de eigendom en subsidiair de erfpacht van het perceel B ten name van [eiser] alsmede aan de doorhaling van de huidige aantekening in de Openbare registers;
c) het afleggen van een verklaring tot waardeloosheid van de huidige inschrijving in de Openbare Registers als bedoeld in artikel 3:27 en 3:28 BW;
d) betaling aan [eiser] van een dwangsom van € 1.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor elke dag dat Staatsbosbeheer verzuimt te voldoen aan haar verplichtingen ingevolge het hiervoor gestelde onder II sub a.1) dan wel a.2), b) en c), te rekenen vanaf de 8ste dag na de betekening aan Staatsbosbeheer van het door de rechtbank in deze procedure te wijzen vonnis;
e) tot voldoening aan [eiser] van de door hem als gevolg van de handelwijze van Staatsbosbeheer, inhoudende weigering de bedoelde medewerking te geven, geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
f) de buitengerechtelijke kosten te stellen op 2 punten overeenkomstig het rapport Voorwerk II;
Verder stelt [eiser] dat Staatsbosbeheer jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door niet te willen meewerken aan de tenaamstelling. De dientengevolgde door [eiser] geleden schade, waaronder de waardedaling van het onroerend goed en de kosten van rechtsbijstand, dient Staatsbosbeheer aan hem te vergoeden, aldus nog steeds [eiser].
4.De beoordeling
in conventie
HR 3 november 1995, LJN ZC1867, NJ 1998/380).
dat ik natuurlijk accoord ga met notariële overdracht van de door mij gekochte en reeds betaalde 13500 m2 grond.”. Verder is van belang dat [D] het recht van erfpacht met betrekking tot perceel A ook door notariële akte geleverd had gekregen. Onder voormelde omstandigheden wist en moest [D] weten dat voor een rechtsgeldige overdracht van het recht van erfpacht met betrekking tot perceel B nog een levering bij notariële akte vereist was. Naar het oordeel van de rechtbank is onder voormelde omstandigheden van de voor verkrijgende verjaring vereiste goede trouw dan ook geen sprake.
HR 9 september 2011 NJ 2012, 312). Zoals hiervoor reeds is overwogen is in het onderhavige geval de conclusie gerechtvaardigd dat ondanks dat de levering niet heeft plaatsgevonden toch sprake is van bezit van het recht van erfpacht.
€ 1.582,00(3,5 x € 452,--)
€ 452,--) aan salaris advocaat.